Beheer

Beleggen in een risicovolle wereld

Door Goldman Sachs Asset Management

31 mei 2023

Diversificatie is een van de basisprincipes van beleggen. Gedurende meer dan een decennium na de grote financiële crisis van 2008 werden de voordelen van diversificatie evenwel aanzienlijk afgezwakt, want door een periode van lage inflatie en algemene macro-economische stabiliteit gingen de koersen voor alle beleggingen de hoogte in.

In deze gunstige context volstond een eenvoudige bètablootstelling om een stevig rendement te genereren. In de periode tussen de financiële crisis en de pandemie hadden actief beheerde strategieën doorgaans moeite om de resultaten te evenaren van de traditionele 60/40-portefeuilles samengesteld uit 60% aandelen en 40% obligaties. Die laatste deden het goed, want de aandelen bereikten nieuwe hoogtepunten, terwijl de rente weer tot een historisch dieptepunt zakte.

Het einde van een verhaal?

Dat eindigde uiteraard bruusk in 2022, toen een opstoot van de inflatie en een agressieve wereldwijde monetaire verstrakking tot massale verkopen van zowel aandelen als obligaties leidden. De 60/40-portefeuilles leden zeer zware verliezen en sommige commentatoren beweerden dat deze strategie haar beste tijd had gehad. Een jaar van moeilijkheden en hevige kritiek betekent evenwel niet dat de combinatie van aandelen en obligaties binnen een portefeuille een slecht idee is voor de toekomst. De rentes zullen uiteindelijk een plafond bereiken en het monetaire beleid zal niet verder verstrakken, en misschien zelfs versoepelen in de toekomst. Dit jaar al was de correlatie tussen aandelen en obligaties meestal negatief en konden obligaties tot nu toe enige bescherming bieden tegen massale verkopen van aandelen.

Het probleem is dat we momenteel in een zeer onzekere en dynamische wereld leven, waarin volatiliteit, correlaties en risicopremies in de loop der tijd sterk kunnen schommelen. De 60/40-portefeuille is een rudimentaire vorm van portefeuillediversificatie die paste in een context van constante volatiliteit, doorgaans negatieve correlaties tussen aandelen en obligaties en rust op de markten. Dat is niet de omgeving die wij vandaag kennen en dergelijke omstandigheden zullen we ook niet echt snel terug moeten verwachten. De beleggers moeten dan ook verder kijken dan de 60/40-portefeuille en op zoek gaan naar andere oplossingen dan obligaties om hun risicovolle activa te compenseren en zich in te dekken tegen neerwaartse scenario’s. Wie wilt voortbouwen op een ruimer assortiment activa voor zijn beleggingen, zal bij de samenstelling van zijn portefeuille een aanpak moeten hanteren die is gebaseerd op actief beheer.

De 60/40-portefeuille leverde van oudsher evenwichtige rendementen op, maar kwam in 2022 onder druk te staan als gevolg van volatiele aandelenmarkten en stijgende rentevoeten.

 

Bron: Bloomberg en Goldman Sachs Asset Management. Per 31 december 2022. In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor toekomstige resultaten, aangezien deze kunnen variëren.

Sterke en zwakke punten van het indexbeheer

De efficiënte-markthypothese van econoom en Nobelprijswinnaar Laurette Eugene Fama, die ruim een halve eeuw geleden werd geformuleerd, stelt dat een individuele belegger geen outperformance zou moeten kunnen boeken op een efficiënte markt waarin alle relevante informatie is opgenomen in de koersen van de activa. Die hypothese droeg bij aan de populariteit van de passieve indexfondsen die globaal genomen beter presteerden na de grote financiële crisis, toen de markten en de macro-economische context werden gekenmerkt door een lage inflatie, een nagenoeg nulrente, een kwantitatieve versoepeling, een geringe volatiliteit en hoofdzakelijk stabiele correlaties.

Rekening houdend met dit gunstige klimaat voor de passieve strategieën hadden de actieve beheerders veel moeite om alfa te leveren, wat de visie voedde dat passief beleggen de te volgen weg was.

Ironisch hierbij is dat de massale dominantie van passieve strategieën in de afgelopen 12 jaar mogelijk occasioneel grotere afwijkingen van de fundamentals heeft aangemoedigd. Wanneer aanzienlijke kapitalen passief worden belegd, zonder enige vorm van risiconame, kan het soms langer duren dan anders om de relevante informatie op te nemen in de koersen.

Volgens de efficiënte-markthypothese volstaat het dat de marginale belegger actief belegt om de markten efficiënt te laten functioneren. Het is evenwel niet duidelijk wie die marginale belegger is, en ook niet of deze belegger voldoende belegt om de markten te allen tijde efficiënt te maken en afwijkingen van de fundamentals te vermijden. Tegelijkertijd leidde de ontwikkeling van de transacties van particulieren en van de ‘day trading’ (speculatie tijdens de handelsdag) op bepaalde momenten tijdens de beursdag tot een grotere volatiliteit, wat de afwijkingen van de fundamentals versterkt. Ook externe schokken en snel veranderende economische en marktomstandigheden hebben de volatiliteit de afgelopen jaren verhoogd, terwijl de toename van op algoritmen gebaseerde transacties en de aanbevelingen op basis van natuurlijke taalverwerking de opname van nieuwe informatie in de koersen kunnen versnellen of aanzienlijke tijdelijke afwijkingen van de fundamentals kunnen creëren, in het bijzonder in tijden van belangrijke publicaties van gegevens, mededelingen of aankondigingen.

Naar een meer dynamische manier van beleggen

Positief is wel dat de markten vandaag completer zijn dan de voorbije decennia. Ze bieden met andere woorden een groter gamma aan effecten en financiële instrumenten waarmee de beleggers niet alleen toegang hebben tot meer beleggingsopportuniteiten, maar ook een groter aantal risico’s kunnen afdekken. Van particuliere activa tot op maat gemaakte effecten, strategieën en derivaten, het is voor de beleggers mogelijk om inkomstenbronnen met een lagere correlatie ten opzichte van de traditionele activaklassen in hun portefeuille op te nemen, waardoor hun aan het risico aangepaste rendement verbetert en ze toegang krijgen tot potentieel unieke beleggingsopportuniteiten.

Parallel hiermee kunnen de strategieën die gericht zijn op de verdelingsstaart van de rendementen op activa helpen om neerwaartse risico’s te voorkomen, terwijl andere strategieën kunnen worden aangepast om asymmetrische inkomstenstructuren op te zetten die wellicht een positieve bijdrage kunnen leveren aan de algemene prestatie. De opname van dergelijke effecten en strategieën in een portefeuille is bevorderlijk voor het verbeteren van het risico-rendementsprofiel ervan, in vergelijking met de meer traditionele benaderingen voor de samenstelling van de portefeuilles. Zo staan ook een dynamische activaspreiding en een actief beheer centraal in deze nieuwe beleggingsaanpak. Die zijn ook noodzakelijk geworden door de wijzigingen in de macro-economische en geopolitieke context als gevolg van de structurele tendensen op lange termijn, namelijk de vijf D’s (deglobalisering, digitalisering, decarbonisatie, destabilisatie en demografie). Deze nieuwe beleggingscontext is meer geschikt voor een holistische benadering van de samenstelling van de portefeuilles, met zowel publieke als particuliere activa, om het aan het risico aangepaste rendement te maximaliseren.

Samenstelling van de portefeuilles: de elementen waarmee rekening moet worden gehouden

In de huidige marktcontext moeten de beleggers vijf belangrijke zaken in overweging nemen bij de beslissingen over de samenstelling van hun portefeuille.

Focussen op risicobeheer: aangezien de volatiliteit, de correlaties en de risicopremies steeds sneller evolueren, is het nodig dat de focus steeds meer wordt gelegd op het risicobeheer. Neerwaartse risico’s, uitzonderlijke gebeurtenissen en externe schokken zullen in de toekomst waarschijnlijk vaker voorkomen dan het geval was vóór de pandemie. In de huidige markten moet een efficiënte beheerder altijd oog hebben voor de mogelijke volgende externe schok. Het is per definitie moeilijk om voorbereid te zijn op onverwachte gebeurtenissen. Portefeuilles samenstellen die kunnen weerstaan aan ongunstige scenario’s en tegelijkertijd asymmetrische inkomsten kunnen genereren bij stijgende markten, is vandaag belangrijker dan ooit.

De hypothesen regelmatig herzien: het tijdperk van lage volatiliteit en stabiele correlaties is voorbij en zal waarschijnlijk niet snel terugkeren. De beheerders moeten daarom hun modellen onderwerpen aan weerstandstests en de hypothesen en de gegevens waarop ze zich baseren vaker herzien om ervoor te zorgen dat ze relevant blijven, rekening houdend met de veranderingen op de markten en in de macro-economische context.

Het hefboomeffect verminderen: in het huidige klimaat van stijgende rentevoeten is de behoefte voor beleggers om het hefboomeffect te gebruiken om hun rendementsdoelstellingen te bereiken afgenomen. Dat is goed, want hoewel dit effect het verwachte rendement kan verhogen, vergroot het ook de risico’s, wat bij een ongunstig scenario tot rampzalige resultaten kan leiden. Terwijl de rentevoeten dicht in de buurt komen van hun hoogste niveau van de voorbije decennia, zijn liquiditeiten opnieuw populair en vormen een belangrijk onderdeel van de portefeuilles.

Aandacht voor liquiditeit: in tijden van onzekerheid is liquiditeit belangrijk. Terwijl het monetaire beleid wereldwijd restrictief wordt, neemt de liquiditeit van de markten af en kan nieuwe informatie een substantiële reactie van de activakoersen veroorzaken. Een kleiner hefboomeffect en voldoende liquiditeiten in de portefeuilles helpen ervoor te zorgen dat die laatste het hoofd kunnen bieden aan onverwachte schokken op de markten. Dankzij die combinatie beschikken de beleggers ook over voldoende reserves om de kansen te grijpen wanneer ze zich voordoen, doorgaans na grote externe schokken en onverwacht nieuws, resulterend in aanzienlijke marktverstoringen.

Gelijktijdig publieke en particuliere activa optimaliseren: aangezien particuliere en publieke activa elkaar grotendeels aanvullen, kan het gelijktijdig optimaliseren van de blootstellingen ervan binnen een portefeuille het verwachte risico-rendementsprofiel verbeteren, op voorwaarde dat rekening wordt gehouden met de toetsing van de risicofactoren waaraan zowel particuliere als publieke activa zijn blootgesteld. Bovendien kan deze holistische benadering voor de optimalisering en de samenstelling van de portefeuilles mogelijkheden bieden om de liquiditeit op portefeuilleniveau te beheren, waarbij de optimaliteit ervan op elk moment is gegarandeerd.

Nu de economische en marktomstandigheden snel evolueren, is het noodzakelijk om de aanpak voor de samenstelling van de portefeuilles aan te passen aan de nieuwe realiteit. De wereldwijde economische orde fluctueert, politieke en economische allianties veranderen en de onzekerheid overheerst. De goederenmarkt is gefragmenteerd en we zien een geopolitieke destabilisatie. De structuur van de handel wijzigt en hierdoor kunnen bestaande allianties veranderen en nieuwe allianties worden gevormd. Dynamisch en reactief zijn is dan ook de weg vooruit.

Raadpleeg eveneens de corner Beheer.

This material is provided at your request for informational purposes only. It is not an offer or solicitation to buy or sell any securities.

This information discusses general market activity, industry or sector trends, or other broad-based economic, market or political conditions and should not be construed as research or investment advice. This material has been prepared by GSAM Belgium S.A. and is not financial research nor a product of Goldman Sachs Global Investment Research (GIR). It was not prepared in compliance with applicable provisions of law designed to promote the independence of financial analysis and is not subject to a prohibition on trading following the distribution of financial research. The views and opinions expressed may differ from those of Goldman Sachs Global Investment Research or other departments or divisions of Goldman Sachs and its affiliates. Investors are urged to consult with their financial advisors before buying or selling any securities. This information may not be current and GSAM has no obligation to provide any updates or changes.

Economic and market forecasts presented herein reflect a series of assumptions and judgments as of the date of this presentation and are subject to change without notice. These forecasts do not take into account the specific investment objectives, restrictions, tax and financial situation or other needs of any specific client. Actual data will vary and may not be reflected here. These forecasts are subject to high levels of uncertainty that may affect actual performance. Accordingly, these forecasts should be viewed as merely representative of a broad range of possible outcomes. These forecasts are estimated, based on assumptions, and are subject to significant revision and may change materially as economic and market conditions change. Goldman Sachs has no obligation to provide updates or changes to these forecasts. Case studies and examples are for illustrative purposes only.

Any reference to a specific company or security does not constitute a recommendation to buy, sell, hold or directly invest in the company or its securities. It should not be assumed that investment decisions made in the future will be profitable or will equal the performance of the securities discussed in this document.

Although certain information has been obtained from sources believed to be reliable, we do not guarantee its accuracy, completeness or fairness. We have relied upon and assumed without independent verification, the accuracy and completeness of all information available from public sources.

This material is provided for informational purposes only and should not be construed as investment advice or an offer or solicitation to buy or sell securities.

© 2023 Goldman Sachs. All rights reserved.

Compliance Code : 320453-OTU-1806897


Wereldwijde duurzaamheidsevolutie: focus op milieuoplossingen

Door Goldman Sachs Asset Management
27 april 2023

We staan aan de vooravond van een economische en sociale transitie naar meer duurzaamheid die wereldwijd en op transsectoraal niveau invloed zal hebben op zowel de risico’s als de beleggingsopportuniteiten. Bedrijven, consumenten en beleidsmakers hechten steeds meer belang aan het beperken van de impact van de economische activiteit op het milieu en hun verhoogde waakzaamheid zal dan ook beleggingsopportuniteiten creëren, gekoppeld aan een mogelijke verstoring van de bestaande industrieën door de ‘schone technologie’.

Enkele actuele duurzaamheidsthema’s

Nu het aantal klimaatrampen fors stijgt en de geopolitieke spanningen toenemen, zijn we er steeds meer van doordrongen dat de omvang van de klimaatuitdaging waarmee we worden geconfronteerd enorm is en dat de mogelijke oplossingen evenals het kapitaal dat nodig is voor hun ontwikkeling dat ook zijn.

Voedselveiligheid en energiezekerheid stonden de laatste tijd centraal in de debatten, wat veel overheden ertoe heeft aangezet om hun engagement voor een duurzamere economie te hernieuwen. Verordeningen zoals de Inflation Reduction Act in de Verenigde Staten en het RePowerEU-plan in Europa zorgen voor een aanzienlijke monetaire financiering om de invoering van grootschalige milieuoplossingen te versnellen.

In veel sectoren van de economie wordt er meer aandacht besteed aan de vijf belangrijkste duurzaamheidsthema’s, gericht op langetermijntendensen: circulaire economie, schone energie, duurzame consumptie, efficiënt gebruik van hulpbronnen en duurzaamheid van water. Als we iets dieper ingaan op een van deze thema’s, zien we dat duurzame consumptie zich manifesteert in verschillende industrieën, van voeding tot mode. Zo kan er worden belegd in bedrijven die aan een duurzame consumptie bijdragen door het verbeteren van de duurzaamheid op gebieden zoals voeding en landbouw (door het rendement te verhogen of de negatieve effecten zoals de uitstoot van methaan te verminderen) en kleding (bijvoorbeeld door de mode-industrie te helpen evolueren naar een duurzamer model van hergebruik als vervanging van het huidige fenomeen van ‘fast fashion’).

In de voedings- en landbouwsector werd een ‘schoon label’ in het leven geroepen, dat getuigt van een respectvolle toeleveringsketen en een duurzame verpakking voor consumptiegerichte bedrijven. Bovendien ligt de focus verder op meer natuurlijke en biologisch afbreekbare ingrediënten. Er zijn bedrijven die bijvoorbeeld voedingssupplementen ontwikkelen om de methaanuitstoot door koeien te verminderen; deze uitstoot is goed voor bijna 60% van de wereldwijde emissie van broeikasgassen voor de melkproductie [1]. Voortdurende innovatie is met name te verwachten op het gebied van duurzame consumptie.

Hoe spelen bedrijven en overheden een rol?

Op het niveau van de bedrijven focussen drie types ondernemingen op oplossingen die een positieve impact hebben of die de negatieve impact verminderen: start-ups, waarvan een groot aantal werd opgericht om nieuwe producten te ontwikkelen die specifiek gericht zijn op het vinden van een oplossing voor een bepaald probleem. Dan zijn er bedrijven die dit al tot doel hadden en die vandaag exponentieel groeien en, ten slotte, de traditionele spelers die hun gedrag veranderen om zich aan te passen aan de toegenomen focus op milieuoplossingen.

Wat die laatste betreft, stellen we vast dat de meeste historische autofabrikanten zich steeds meer richten op de markt van elektrische voertuigen. Die verschuiving wordt gestimuleerd door factoren zoals de vermindering van de koolstofuitstoot (bijna een kwart van de emissie van broeikasgassen in de Verenigde Staten is afkomstig van voertuigen), wereldwijde reglementeringen (bijvoorbeeld het door Europa en Californië uitgevaardigde verbod op de verkoop vanaf 2035 van voertuigen die worden aangedreven door een verbrandingsmotor) en de keuze van de consumenten (snelle acceleratie en gemak) [2].

Die veranderingen hebben trouwens niet alleen betrekking op de grote bedrijven. Een belangrijke ontwikkeling van de laatste jaren is de uitbreiding van het beleggingsuniversum dat zich toespitst op deze thema’s via ‘spin-offs’ en beursintroducties. Dit vergroot de mogelijkheden om blootstelling te verwerven aan deze groeiopportuniteiten. Beleidsmakers over de hele wereld hebben via belastingheffing en regelgeving een belangrijke rol gespeeld bij het terugdringen van activiteiten met een negatieve impact op het milieu, terwijl ze tegelijkertijd de ontwikkeling van alternatieve oplossingen steunden. Zo is het Europees systeem voor emissiehandel, dat 40% van de EU-uitstoot dekt, erin geslaagd om die emissies tussen 2005 en 2019 met 35% te verminderen [3]. In december 2022 zijn de beleidsmakers van de Europese Unie het eens geworden over een plan om het systeem ambitieuzer te maken en zo de uitstoot nog meer te verlagen.

In de Verenigde Staten hebben verschillende staten wetten aangenomen om de hoeveelheid plastic afval te verminderen. Acht staten hebben plastic zakken voor eenmalig gebruik verboden [4]. Door stimuleringsmaatregelen voor elektrische voertuigen steeg in 2021 in Noorwegen het aandeel van deze voertuigen tot 65% van de totale autoverkoop; het doel is om tegen 2025 een percentage van 100% te bereiken [5].

Wat zijn de ontwikkelingen op het gebied van hernieuwbare energie?

Het REPowerEU-plan beschouwt groene waterstof als een cruciale technologie om Europa te helpen bij een verdere diversifiëring om niet langer afhankelijk te zijn van aardgas. Verschillende Europese landen zijn inmiddels begonnen met de uitbouw van de nodige infrastructuur. Duitsland en Noorwegen hebben bijvoorbeeld plannen om tegen 2030 een grote pijplijn voor waterstoftransport te bouwen. Zo zijn er steeds meer mogelijkheden om te beleggen in bedrijven die een actieve rol spelen bij de ontwikkeling van groene waterstof om te voldoen aan de vraag naar elektrificatie en decarbonisatie in sectoren zoals de industrie en zwaar transport. Ook de forse stijging van de aardgasprijzen waarmee Europa wordt geconfronteerd, doet de balans economisch overhellen naar waterstof.

In veel gevallen zijn wind- en zonne-energie de goedkoopste energiebronnen geworden. Dat is een groot verschil met tien jaar geleden, toen die vormen van energie duur waren en vaak subsidies kregen om concurrerend te blijven. Wind- en zonne-energie zijn samen goed voor 75% van de in 2021 wereldwijd toegevoegde opwekkingscapaciteit en zijn nu de goedkoopste bronnen van het nieuwe netwerk voor elektriciteitsproductie in landen die twee derde van de wereldbevolking en driekwart van het bruto binnenlands product van de planeet vertegenwoordigen [6]. Bovendien kan de efficiëntie nog verder worden verhoogd, wat helpt om inzicht te krijgen in de exponentiële groei van hernieuwbare energie vandaag. Het potentieel is enorm, want momenteel wordt wereldwijd slechts 10,5% van de elektriciteit opgewekt door wind- en zonne-energie, terwijl bijna 35% afkomstig is van steenkool.

Een andere interessante ontwikkeling op dit vlak is de offshore windenergie, een oplossing die altijd werd beschouwd als een uitdaging, aangezien het niet mogelijk is om op een diepte van meer dan 50 meter turbines op de grond te bevestigen. Dit kan worden opgelost door gebruik te maken van drijvende windmolens die op grotere dieptes in de meeste zeeën kunnen worden verankerd, buiten het zicht en ver verwijderd van scheepvaartroutes en visserijgebieden. Hoewel deze nieuwe techniek nog in de kinderschoenen staat, zou dit in de komende jaren aantrekkelijke kansen kunnen opleveren voor stroomopwekking via offshore windenergie.

[1] Goldman Sachs Global Investment Research. DSM. Announcements on sale of Protective Materials business and Bovaer pilot with Arla, 20 april 2022.
[2] Goldman Sachs Global Investment Research. US Autos & Industrial Tech, 13 december 2022.
[3] Bron: Europese Commissie, 28 december 2022.
[4] Goldman Sachs Global Investment Research, 9 september 2021.
[5] Bron: Europees Milieuagentschap, 26 oktober 2022
[6] BloombergNEF, Power Transition Trends 2022, 21 september 2022.


Wegwijs in groene obligaties

28 maart 2023

 

De markt van groene obligaties (green bonds) is een van de meest dynamische en snelst groeiende segmenten binnen het obligatie-universum. Groene obligaties hebben de afgelopen vijf jaar een grote transformatie doorgemaakt: van een nichesegment zijn ze geëvolueerd naar een potentiële opportuniteit voor elke obligatiebelegger.

 

Wat is een groene obligatie?

 

Groene obligaties zijn schuldinstrumenten die milieuvriendelijke projecten financieren. Emittenten kunnen ondernemingen, staten of supranationale instellingen zijn die zich ertoe verbinden het ingezamelde kapitaal uitsluitend te besteden aan de financiering van projecten, activa of activiteiten in verband met het klimaat of het milieu. Deze verbintenis is wat groene obligaties onderscheidt van traditionele obligaties.

 

De financiële kenmerken van groene obligaties, zoals hun structuur, risico’s en rendement, zijn wel vergelijkbaar met die van klassieke obligaties. Hun kredietkwaliteit gaat van investment grade (Standard & Poor’s-rating van AAA tot BBB-) tot non-investment grade, hoewel de meeste groene obligaties tot de eerste categorie behoren. Het kredietprofiel van een groene obligatie is identiek aan dat van traditionele obligaties van dezelfde emittent en qua prijs zijn er geen significante verschillen tussen een groene en niet-groene obligatie. De liquiditeit van de emittenten van groene obligaties varieert naargelang de sector en regio, rekening houdend met de ontwikkeling van deze markt. In regio’s waar de liquiditeitsopties beperkter zijn, kan het vermogen van beleggers om hun groene obligaties te verkopen dan ook beperkt zijn. Houders van groene obligaties hebben hetzelfde verhaal bij de emittent. Het zijn eigenlijk klassieke obligaties met een bijkomend milieuaspect. Groene obligaties hebben een korte of lange looptijd en bieden verschillende soorten coupons en rendementen.

 

Wie beslist of een obligatie groen is?

 

Emittenten van groene obligaties kwalificeren hun obligaties zelf als groen op basis van aanbevelingen van de regelgevers, beurzen en beroepsorganisaties. Een aantal organisaties hebben hun eigen duurzaamheidsnormen en -labels ontwikkeld om meer transparantie te bieden over de milieukwaliteit en -prestaties van een product, proces of dienst. “Het gebruik van een dergelijk label of een dergelijke referentie om het groene karakter van een belegging te beoordelen, is al jaren een gangbare praktijk op de markt voor groene obligaties”, meent de International Capital Market Association (ICMA). Emittenten nemen deze normen vaak op in het kader dat ze gebruiken om ervoor te zorgen dat het ingezamelde kapitaal milieuvriendelijk wordt aangewend. Een van de meest gebruikte normen – de Groene Obligatiebeginselen – werd in 2014 door de ICMA gepubliceerd.

 

‘Greenwashing’ of groenwassen (het risico dat de milieuambitie van een groene obligatie niet wordt gerealiseerd of overschat is) is een probleem op de markt van groene obligaties. Daarom moeten beleggers de documentatie van de obligatie, de milieu-impact ervan (inclusief de naleving van de normen voor groene obligaties) en de duurzaamheidsstrategie van de emittent zorgvuldig bestuderen.

 

Waarvoor dienen de kapitalen?

 

Projecten die met groene obligaties worden gefinancierd, moeten duidelijke milieuvoordelen opleveren die door de emittent kunnen worden beoordeeld en, indien mogelijk, gekwantificeerd. De Groene Obligatiebeginselen definiëren categorieën projecten met een zeer ruime reikwijdte, maar die allemaal bijdragen aan milieudoelstellingen zoals de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering, het behoud van natuurlijke hulpbronnen, de bescherming van de biodiversiteit en de preventie en bestrijding van verontreiniging. Zonder een wereldwijd erkende specifieke definitie van groene projecten geven de meeste emittenten een onafhankelijke instelling de opdracht om hun beleggingskader voor groene obligaties en/of specifieke uitgiften te bestuderen in het belang van de beleggers. De Groene Obligatiebeginselen zetten ook aan tot een hoge mate van transparantie en raden aan dat een extern onderzoek de beoordeling van het project en het selectieproces van de emittent aanvult.

 

Gebruik van het ingezamelde kapitaal volgens de Groene Obligatiebeginselen

De in aanmerking komende categorieën groene projecten (in willekeurige volgorde) zijn:

 

  • Hernieuwbare energieën
  • Schone vervoermiddelen
  • Energie-efficiëntie
  • Duurzaam water- en afvalwaterbeheer
  • Preventie en bestrijding van verontreiniging
  • Aanpassing aan de klimaatverandering
  • Duurzaam beheer van levende natuurlijke hulpbronnen en bodem
  • Eco-efficiënte en/of aan de circulaire economie aangepaste producten, technologieën en productieprocessen
  • Behoud van de biodiversiteit op het land en in het water
  • Groene gebouwen

Bron: ICMA

 

Enkele voorbeelden van uitgiften van groene obligaties

 

In 2007 gaf de Europese Investeringsbank (de kredietinstelling van de Europese Unie) haar eerste klimaatverantwoordelijke obligatie (Climate Awareness Bond) uit. Een jaar later lanceerde de Wereldbank haar eerste groene obligatie. Beide uitgiften vormden de aanzet tot de huidige markt voor groene obligaties en hebben een kader gecreëerd voor het definiëren van projecten die in aanmerking komen voor financiering met groene obligaties. De Volksbank van China publiceerde in 2015 haar eigen richtlijnen voor groene obligaties [1] om uitgiften te stimuleren en China is nu een van de grootste groene obligatiemarkten ter wereld. Polen heeft in december 2016 zijn eerste groene staatsobligatie uitgegeven. In 2017 zijn verschillende Amerikaanse gemeenten ook overgegaan tot aanzienlijke uitgiften om projecten in verband met lokaal vervoer en vervoer over water te financieren.

 

De eerste groene obligaties van de Nederlandse overheid werden in 2019 uitgegeven om projecten voor klimaataanpassing te financieren. Omdat een groot deel van Nederland zich onder zeeniveau bevindt en daardoor kwetsbaarder is voor de opwarming van de aarde, zijn de projecten onder meer gericht op het versterken van de bescherming tegen overstromingen, het controleren en beheren van het waterniveau en het optimaliseren van de waterdistributie. Een recenter voorbeeld van een groene obligatie is de uitgifte door Spanje van een obligatie op 20 jaar ter waarde van 5 miljard euro in september 2021 om schoon vervoer te bevorderen. Omdat transport aanzienlijk bijdraagt aan de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen, kunnen groene obligaties een belangrijke rol spelen bij de financiering van de elektrificatie van de sector.

 

In maart 2022 werd een obligatie van 1,75 miljard euro op 20 jaar uitgegeven om de Grand Paris Express te ontwerpen en te financieren, een metronetwerk van 200 kilometer dat de periferie van Parijs moet verbinden met het centrum van de stad en dat beantwoordt aan de toenemende behoefte aan duurzame mobiliteit. Dit project is een van de belangrijkste onderdelen van de doelstelling om van Parijs een klimaatneutrale stad te maken die tegen 2050 volledig wordt voorzien van hernieuwbare energie. In augustus 2022 gaf Duitsland een nieuwe groene obligatie uit voor een bedrag van 5 miljard euro met een looptijd van vijf jaar. Het ingezamelde kapitaal zal groene uitgaven financieren, zoals projecten voor schoon vervoer, hernieuwbare energie, duurzame landbouw en bosbouw.

 

Conclusie

 

Groene obligaties zouden een steeds belangrijker instrument moeten zijn om de investeringen te financieren die nodig zijn om de energietransitie te bevorderen en een duurzame economie te ontwikkelen. Aangezien hun universum blijft groeien en meer gediversifieerd wordt, kunnen groene obligaties een belangrijke component worden in obligatieportefeuilles, waardoor beleggers een positieve impact op het milieu kunnen hebben en tegelijkertijd een potentieel rendement kunnen genieten dat vergelijkbaar is met dat van traditionele obligaties.

 

[1] In augustus 2022 publiceerde China een nieuw kader voor groene obligaties om zich aan te passen aan internationale normen en om de Chinese groene obligatiemarkten te harmoniseren.


Energietransitie, energiezekerheid en beleggingsideeën

27 februari 2023

 

2022 zal in ons geheugen gegrift blijven als het jaar van de nieuwe realiteiten op geopolitiek vlak en op de energiemarkt. Begin 2023 is de Russische aardgasexport naar Europa nog steeds sterk beperkt, een situatie die het evenwicht tussen vraag en aanbod blijft verstoren en die blijft zorgen voor prijsschommelingen. Niettemin dalen de energieprijzen sinds de tweede helft van december 2022, met name omdat de zachte temperaturen in Europa op de vraag hebben gewogen. De dalende gasprijs en de steunmaatregelen die de overheden vorig jaar hebben genomen, doen dan ook vermoeden dat de factuur voor de Europese gezinnen de komende maanden gematigder zal stijgen. Hoewel de bedreigingen voor de energiezekerheid op korte termijn veel minder lijken, zal Europa zijn voorraden jaar na jaar moeten aanvullen en dit wellicht zonder Russisch gas.

 

Verbetering van het regelgevingskader

 

Omdat het energiebeleid zich nu richt op het leveren van schone, veilige en betaalbare energie op lange termijn, zijn er steeds meer regelgevingsinitiatieven voor verschillende technologieën, waaronder schone waterstof, technieken voor het opvangen, gebruiken en opslaan van kooldioxide, energieopslag en energie-efficiëntie. Zowel het REPowerEU-plan in Europa als de Inflation Reduction Act in de Verenigde Staten hebben het regelgevingskader voor schone technologieën sterk verbeterd en benadrukken de noodzaak van een snellere ontwikkeling van hernieuwbare energie. De investeringen in deze hernieuwbare energiebronnen zullen echter niet van de ene op de andere dag toenemen. Er zijn stimulansen voor verandering, maar de tijd die nodig is om die veranderingen door te voeren, vertraagt de transformatie. De komende jaren kan dit proces evenwel worden versneld door de duidelijke, substantiële en langdurige steun aan belangrijke technologieën zoals de opwekking van hernieuwbare energie, energieopslag en de opvang van kooldioxide enerzijds en door een toenemende vraag anderzijds.

 

Beleggers hebben een rol te spelen

 

Bedrijven die al een aanzienlijke energie-efficiëntie hebben bereikt in hun eigen activiteiten en toeleveringsketen, tonen aan dat een efficiënt gebruik van kapitaal een krachtige hefboom kan zijn om marges te beschermen en beter bestand te zijn tegen schokken. Dit zou moeten leiden tot steeds meer inspanningen om oplossingen en kapitaal te vinden om de invoering van duurzame praktijken te bevorderen. Op termijn kunnen energiebeleid en -uitgaven het klimaatveranderingstraject wijzigen en beleggers hebben hierin een rol te spelen.

 

Europa: klaar voor de winter, maar moet deze zomer zijn voorraden aanvullen

Bron: Bloomberg, onderzoek Goldman Sachs Global Investment, Real Asset Investing Outlook. Cijfers per 14 december 2022. Alleen ter illustratie.

 

 

Leveranciers van innovatieve milieuoplossingen

 

Innovatieve bedrijven die oplossingen aanbieden in domeinen zoals schone energie, hulpbronnenefficiëntie en waterduurzaamheid kunnen aantrekkelijke beleggingsopportuniteiten bieden. Sommige schone energiebedrijven elimineren of verminderen de uitstoot van kooldioxide door schonere alternatieven dan traditionele energiebronnen te verschaffen (zoals zonne-energie, windenergie, bio-energie of waterstof). Alternatieven voor elektriciteitsbronnen die fossiele brandstoffen gebruiken, zagen hun kosten aanzienlijk dalen en bereikten in veel gevallen kostenpariteit, wat het gebruik ervan door meer mensen aanmoedigt. Een hogere energie-efficiëntie is ook een must om de klimaatverandering het hoofd te bieden. Het idee van meer efficiëntie is relevant voor de meeste sectoren en levensdomeinen, maar het grootste potentieel voor een netto positieve milieu-impact ligt op het vlak van transport en logistiek (vooral door de inzet van meer elektrische voertuigen), slimme steden (met onder meer efficiëntere gebouwen) en industrie. Innovatieve bedrijven die bijdragen aan een duurzame watertoekomst door oplossingen te vinden voor de complexe waterbehoeften van bedrijven in kritieke sectoren van de economie – van landbouw tot energie – bieden ook opportuniteiten.

 

Infrastructuur voor schone energie

 

Beleggers op de publieke en private aandelenmarkten blijven een belangrijke rol spelen door het kapitaal en de expertise te verschaffen die nodig zijn om de infrastructuur voor schone energie te bouwen, een absolute must om koolstofneutraal te kunnen worden. Die infrastructuur omvat investeringen voor de opwekking, transmissie en opslag van groene stroom, zoals die van zonnepanelen en windmolens, en ook investeringen om de transitie van verbrandingsmotoren voor huishoudelijk en commercieel gebruik naar elektrische voertuigen mogelijk te maken. Specifiek voor energieopslag zijn er twee recente ontwikkelingen die de vraag ernaar verhogen: de recente invoering van de Inflation Reduction Act in de Verenigde Staten en de algemene focus op energiezekerheid, voornamelijk door de energiecrisis in Europa. Het succes van energieopslag vereist een diepgaande kennis van de energiemarkt, de batterijtechnologie en het regelgevingskader, evenals ervaring in de ontwikkeling en optimalisatie van hernieuwbare activa.

 

Financiering van de energietransitie via groene obligaties

 

De focus van obligatie-emittenten op de mitigatie van de klimaatverandering en op de aanpassing aan de klimaatverandering creëert een sterk groeipotentieel voor groene obligaties en deze groei kan de kansen vergroten voor beleggers die via hun obligatieportefeuille willen bijdragen aan de vooruitgang op milieugebied in de komende jaren.

 

Het vervangen van een deel van de traditionele obligaties door groene obligaties in de obligatieportefeuille kan voordelen opleveren die verder gaan dan het realiseren van de klimaatambities van beleggers. Groene obligaties in een portefeuille kunnen bijvoorbeeld helpen om de risico’s te verminderen van de klimaatverandering als gevolg van wijzigingen in de regelgeving inzake koolstofbelasting waardoor bepaalde activa ‘gestrande activa’ kunnen worden. De uitzonderlijke volatiliteit op de markten en de stijgende rente hebben het aanbod nieuwe groene obligaties in 2022 afgeremd omdat sommige emittenten geen beroep konden doen op de kapitaalmarkt, zoals we hebben vastgesteld op de hele obligatiemarkt. Aangezien bedrijven uit meer sectoren en overheden van meer regio’s obligaties uitgeven, zouden beleggers bovendien meer mogelijkheden moeten hebben, wat de vraag nog meer zou kunnen doen toenemen. Zo kunnen de uitgiften van groene obligaties in 2023 oplopen tot 600 miljard euro, wat de markt op meer dan 2.000 miljard euro1 zou brengen dankzij de toegenomen focus van landen en bedrijven op milieuoverwegingen.

 

1 Goldman Sachs Asset Management en Bloomberg. Deze prognose gaat uit van een lagere marktvolatiliteit in 2023 en houdt rekening met de hypothese van een uitstel van de uitgiften van 2022.

 

Raadpleeg ook de corner Beheer

 


Hoe ‘value’-beleggingen verzoenen met inflatie?

26 januari 2023

 

Beleggers staan momenteel voor twee uitdagingen: de torenhoge inflatie en het agressieve antwoord van de centrale bankiers die de prijsstijging trachten af te remmen door de rente te verhogen en hun aankoopprogramma’s voor activa stop te zetten.

 

Dividenddragende aandelenstrategieën kunnen de beleggers helpen om het hoofd te bieden aan deze marktdruk. Ze keren vandaag immers liquiditeiten uit in plaats van toekomstige groei te beloven. Hoewel deze op waarde gebaseerde beleggingsstrategieën niet zonder valkuilen zijn, kan een actieve vermogensbeheerbenadering die ESG-criteria integreert en gericht is op de capaciteit van bedrijven om dividenden uit te keren, beleggers helpen om deze te vermijden.

 

Van ‘Growth’ naar ‘Value’

 

November 2021 was een belangrijk moment voor aandelenbeleggers. Nadat hij maandenlang aangaf dat de inflatieversnelling veroorzaakt werd door ’tijdelijke’ krachten, kwam Fed-voorzitter Jerome Powell ervoor uit dat het waarschijnlijk tijd was om van die term af te stappen. Door toe te geven dat de inflatie langer aanhield dan verwacht, zorgde Powell voor een kentering in het soepele monetaire beleid dat meer dan een decennium de bovenhand had gevoerd. Voor beleggers betekende dit het einde van een markt die werd gekenmerkt door ultralage rentevoeten die bevorderlijk waren voor groeistrategieën gericht op de toekomstige winsten van bedrijven en hun potentieel om in de loop der tijd beter te presteren dan de markt. Zo heeft de ‘value’-belegging een ijzersterke comeback gemaakt.

 

Impact van de centrale banken

 

Door de beslissing van de Fed en andere centrale banken om het monetaire beleid te verstrakken en de programma’s voor kwantitatieve versoepeling af te bouwen, komen de beleggers voor moeilijke keuzes te staan. Als de vastberadenheid van de centrale banken om de inflatie onder controle te krijgen leidt tot een buitensporige verstrakking en een economische recessie, kunnen ze reageren met een soepeler monetair beleid dat de groeibelegging opnieuw doet opleven. Als we daarentegen naar hogere inflatieverwachtingen en een normalisering van de rentevoeten gaan, zou deze combinatie resulteren in een ondersteuning van de ‘value’-strategieën die beleggen in bedrijven die momenteel onder hun basiswaarde worden verhandeld.

 

Wanneer de groei-/waardecyclus omkeert, doorgaans als gevolg van grote politieke veranderingen in antwoord op een wereldwijde crisis, kan die tendens nog jarenlang aanhouden, zoals blijkt uit de bovenstaande grafiek. In die optiek kunnen beleggers overwegen om hun posities in ‘value’-strategieën uit te breiden, vooral omdat de vooruitzichten onzeker blijven.

 

Geschiedenis van de groei-/waardecycli

 

Bron: NN Investment Partners

 

Raadpleeg ook de

1,4 miljard volwassenen zonder bankrekening: hoe overbruggen we de kloof in de financiële inclusie?

 

06 december 2022

 

Voor impactbeleggers biedt de wereldwijde opmars naar meer financiële inclusie tal van opportuniteiten om duurzame ontwikkeling te bevorderen … als je weet waar je moet zoeken! Innovatieve technologiebedrijven hebben een enorme sociale impact die moeilijk kan vast te stellen zijn omdat ze de omstandigheden creëren waarin andere kunnen gedijen. Door deze bedrijven te spotten en te financieren, kunnen impactbeleggers helpen om de groei te stimuleren waar die het meest nodig is.

 

Bankrekeningen promoten

 

De uitbreiding van de reikwijdte van financiële diensten is fundamenteel voor inclusieve groei en duurzame ontwikkeling. De eerste stap is het promoten van het bezit van een bankrekening. Zo kunnen de mensen in alle veiligheid loon ontvangen en geld overmaken of krijgen. Dit is veel meer dan alleen maar gemakkelijk: bankrekeningen openen de deur naar efficiënter sparen, goedkoper lenen, degelijk verzekeren en investeren in diensten die het leven verbeteren, zoals gezondheid en onderwijs.

 

Mooie vooruitgang

 

Volgens de laatste Global Findex-database van de Wereldbank is het bezit van een bankrekening in 2021 bemoedigend gestegen tot 76% van de wereldbevolking, tegenover 51% een decennium eerder.

 

In de ontwikkelingseconomieën bedraagt dit nu 71%. Bovendien wordt de toegang tot bankrekeningen wijdverbreid, in tegenstelling tot de vorige jaren, toen China en India het grootste deel van de groei uitmaakten. Ondanks al die vooruitgang heeft evenwel een kwart van de volwassenen in de wereld nog steeds geen bankrekening, en de meerderheid hiervan zijn vrouwen.

 

 

Wereldwijd hebben 1,4 miljard volwassenen geen bankrekening

 Une image contenant carte Description générée automatiquement

 

Bron:  World Bank Group Global Findex Database 2021

 

Vrouwen empoweren 

 

Het verkleinen van deze kloof is essentieel om meer gelijkheid te bereiken en om vrouwen te empoweren. Heel wat vrouwen beheren de financiën van hun gezin of werken in het buitenland om geld naar het thuisland te sturen. Een bankrekening verbindt hen met de formele economie, verbetert hun leven en vergroot hun veiligheid. Een vrouw die rechtstreeks op haar eigen rekening betalingen ontvangt, zal wellicht eerder geneigd zijn om etenswaren en geneesmiddelen te kopen, om een opleiding te betalen en zo haar levensstijl en die van haar gezin te verbeteren.

 

Ook de transacties verhogen

 

De stijging van het bezit van een bankrekening biedt heel wat voordelen, maar dit staat niet gelijk met een toename van het aantal digitale transacties. Ongeveer één op vier rekeninghouders wereldwijd heeft in 2021 geen digitale betalingen gedaan, zo blijkt uit het rapport van de Wereldbank. Toch zullen financiële diensten, zoals mobiel geld, helpen om obstakels voor een meer inclusieve financiering weg te nemen door het aanbieden van een veiliger, goedkoper en transparanter alternatief voor cash.

 

Veel volwassenen zonder bankrekening hebben wel al een mobiele telefoon. De uitdaging bestaat er dus in om een betrouwbare internettoegang te ontwikkelen in gebieden met weinig dekking. Dit vereist investeringen om de digitale inclusie uit te breiden, met name door de netwerkdekking en de telecommunicatie-infrastructuur verder te ontwikkelen, door de identificatieprocedures veiliger te maken en door de financiële en digitale kennis te verbeteren.


Effectenleningen: ontkrachten mythen

 

29 november 2022.

 

Wat wordt precies verstaan onder een effectenlening? Leningen op effecten mogen niet worden verward met effectenleningen. We spreken van een effectenlening wanneer de fondsen die effecten in hun portefeuille aanhouden deze effecten lenen aan financiële spelers tegen een vergoeding (huur) en met (collaterale) waarborgen waarvan het bedrag hoger is dan dat van de lening. In de meeste gevallen biedt deze effectenlening de mogelijkheid om short te gaan aan wie de effecten leent, d.w.z. dat ze ongedekt kunnen worden verkocht. Er is veel kritiek op deze praktijk.

 

Beleggers hebben een aantal misvattingen over effectenleningen als het gaat om de wereldwijde financiële crisis, ESG-integratie en risicofactoren. Laten we eens kijken naar tien van deze mythen.

 

Mythe 1: Effectenleningen doen de activaprijzen dalen

Sommigen denken dat effectenleningen shortselling stimuleren en daarom een negatieve impact kunnen hebben op de eigen activaprijzen van beleggers.

 

Shortselling speelt een cruciale rol bij een efficiënte werking van de markten. Zonder shortselling kunnen beleggers zich niet uitspreken over overgewaardeerde activa. Markten zonder bepalingen voor effectenleningen lijden steevast onder lagere efficiëntieniveaus, hogere bid-askspreads en prijszeepbellen. Grote indexaanbieders zoals MSCI beschouwen effectenleningen als een belangrijk criterium bij het meten van de toegankelijkheid van een markt.

 

Talrijke studies, waaronder het onderzoek van de Federal Reserve naar de financiële crisis van 2008, hebben aangetoond dat shortselling de marktstabiliteit verbetert. In zijn werkdocument ‘Short-selling bans and bank stability’ van januari 2018 concludeerde het Europees Comité voor systeemrisico’s dat aandelen waarvoor een verbod op shortselling gold, in tegenstelling tot wat de bedoeling was, kwetsbaarder waren voor wanbetaling en volatiliteit, met een hoger risico voor beleggers tot gevolg.

 

Mythe 2: Effectenleningen zijn niet verenigbaar met ESG

Uit bezorgdheid over actief engagement bij geleende effecten en controle over ontvangen zekerheden vermoeden sommigen dat effectenleningen niet verenigbaar zijn met verantwoord beleggen.

 

Vermogensbeheerders en peergroups zoals de International Securities Lending Association (ISLA) hebben duidelijke en effectieve normen opgesteld op het gebied van milieu, maatschappij en governance (ESG) voor effectenleningen. Die normen vormen een leidraad voor het stemproces en engagement, de behandeling van zekerheden en transparantie voor deelnemers aan effectenleningen.

 

Actief aandeelhouderschap en engagement met bedrijven is een kernonderdeel van verantwoord beleggen. Door de geleende activa terug te roepen en te voorkomen dat effecten worden uitgeleend vóór aandeelhoudersvergaderingen of corporate actions, kunnen vermogensbeheerders ervoor zorgen dat de vermogensbezitter zijn stemrechten kan uitoefenen.

 

Beleggers kunnen uitsluitingslijsten bijhouden als onderdeel van hun verantwoorde beleggingsaanpak. Zekerhedenagenten kunnen deze uitsluitingslijsten op zowel aandelen als vastrentende effecten toepassen, zodat alleen in aanmerking komende effecten als zekerheid worden geleverd. Uitsluitingen kunnen betrekking hebben op landen, sectoren, bedrijven of zelfs specifieke kwesties op het niveau van de emittent.

 

Mythe 3: Effectenleningen droegen bij tot grote verliezen in de wereldwijde financiële crisis

In de nasleep van de financiële crisis waren effectenleningen volgens sommige media een bron van verliezen voor beleggers.

 

Sommige partijen gebruikten effectenleningen om cash op te halen, die vervolgens werd herbelegd in activa met een looptijd of liquiditeitsprofiel die niet overeenstemden met de onderliggende handel in effectenleningen. Toen Lehman Brothers in gebreke bleef en de markten vastliepen, konden die partijen deze activa niet verkopen om te voldoen aan hun verplichtingen om de geleende cash terug te geven. De daaruit voortvloeiende verliezen kwamen dus door het onoordeelkundige gebruik van de hefboomwerking en niet door de markt voor effectenleningen zelf. De meeste programma’s voor effectenleningen zijn bedoeld om het rendement te verhogen, waarbij effecten worden geruild voor zekerheden, waardoor dit risico volledig wordt vermeden.

 

Mythe 4: Effectenleningen bevatten verborgen risico’s

Beleggers begrijpen effectenleningen vaak niet goed en er bestaan verschillende misvattingen over de risico’s ervan.

 

Een effectenlening is in wezen een tegen een zekerheid verstrekte lening aan een tegenpartij met een goede rating. Het voornaamste risico is dus het tegenpartijrisico, of de kans dat de ontlener in gebreke blijft terwijl hij het geleende effect in zijn bezit heeft. Dit risico wordt verminderd door de ontvangen zekerheid, die een hogere waarde heeft dan de marktwaarde van het effect. Deze overmatige ‘haircut’ beschermt tegen marktvolatiliteit tijdens de korte verrekeningsperiode in geval van wanbetaling van de tegenpartij. De zekerheid wordt binnen de dag vaak aangevuld in een zekerheidsstructuur met drie partijen waar een zekerhedenagent wordt gebruikt.

 

Om de risico’s verder te beperken, moet een vermogensbeheerder drie stappen ondernemen:

 

  • Selectie van tegenpartijen: Alleen lenen aan tegenpartijen met een hoge kredietkwaliteit, bv. G-SIBS, of Global Systematically Important Banks, of systemische banken zijn banken met significante en gediversifieerde activiteiten waarvan het financiële faillissement een grote negatieve impact kan hebben op de wereldwijde financiën. Sinds 2011 bepaalt de FSB (Financial Stability Board), in overleg met het Comité van Bazel en de lokale toezichthouders, de globale lijst van systemische banken. Deze lijst wordt jaarlijks bijgewerkt in november op basis van de gegevens van het vorige jaar.
  • Blootstelling aan tegenpartijen: Limieten toepassen op de uitstaande som bij elke tegenpartij
  • Geschiktheid zekerheid: Ervoor zorgen dat zekerheden van hoge kwaliteit, liquide en gediversifieerd zijn

 

Operationeel gezien zijn effectenleningen niet ingewikkelder dan typische portefeuillebeheerstromen. De zekerheidsstelling wordt uitgevoerd door een onafhankelijke zekerhedenbeheerder. Schommelingen in de waarde van het geleende effect worden automatisch gecompenseerd door de zekerheid. Margining creëert dus geen bijkomende operationele last voor de lener.

 

Mythe 5: Effectenleningen zijn een ondoorzichtige markt

Een effectenlening is geen openbare marktplaats, dus de beperkte toegang tot markt- en prijsgegevens kan worden gezien als een belemmering voor institutionele beleggers.

 

Effectenleningen zijn het afgelopen decennium transparanter geworden als reactie op nieuwe regelgeving. Elke transactie wordt gerapporteerd aan toezichthouders in het kader van de Verordening betreffende effectenfinancieringstransacties (Securities Financing Transactions Regulation of SFTR). Talrijke dataverstrekkers bieden nu marktgegevens aan, zoals de prijsstelling van effectenleningen en benchmarking.

 

Daarnaast fungeren grote handelsorganisaties zoals ISLA (International Securities Lending Association) en de Risk Management Association (RMA) als platformen voor transparantie en het delen van marktkennis, wat helpt om de markt beter te begrijpen.

 

Mythe 6: Door activa te lenen, kan de lener het economische voordeel en het rendement verliezen

 

De lener draagt de juridische eigendom van het effect tijdelijk over aan de ontlener, maar behoudt de economische eigendom. Vandaar dat de lener een ‘uiteindelijk gerechtigde’ wordt genoemd. De ontlener van het effect betaalt eventuele coupons en andere uitkeringen terug aan de lener, zodat de rentepositionering en andere maatstaven van de portefeuille ongewijzigd blijven. De ontlener verbindt zich er ook toe het effect terug te geven wanneer de lener dit vraagt.

 

Aangezien er geen overdracht van economisch risico van het geleende actief is, blijft het actief op de balans van de lener staan en is de ontvangen zekerheid buiten balans.

 

Mythe 7: Activa lenen beperkt de vermogen om te handelen

Institutionele beleggers kunnen zich zorgen maken dat effectenleningen een negatieve invloed kunnen hebben op de flexibiliteit van de portefeuillehandel.

 

De lener behoudt zich het recht voor om op elk ogenblik effecten te verkopen. De verrekening van de handel in effectenleningen stemt overeen met de standaardvereffeningscyclus van de markt.

 

Voor termijntransacties, waarbij de lener ermee instemt om een effect voor een bepaalde periode uit te lenen, kunnen leners een ‘recht van indeplaatsstelling’ opnemen. Dit betekent dat de lener het uitgeleende effect kan verkopen, zolang het kan worden vervangen door een soortgelijk effect.

 

Door de activiteiten op het gebied van effectenleningen en portefeuillebeheer op elkaar af te stemmen, kan de lener profiteren van stabiele activaportefeuilles door op langere termijn te lenen en hogere leenvergoedingen te realiseren.

 

Mythe 8: De lener weet nooit zeker wat hij als zekerheid krijgt

Leners kunnen zich zorgen maken dat zij zekerheden zullen ontvangen die buiten hun risicoprofiel vallen of in strijd zijn met hun beleggingsbeleid.

 

Elke effectenleningstransactie specificeert een zekerheidsbeleid dat bepaalt welke activacategorieën in aanmerking komen als zekerheid voor de lener. Parameters zijn onder meer minimumratings, minimale uitgiftegrootte, concentratielimieten, liquiditeitsparameters en limieten voor tegenpartijen. Dit beleid zorgt ervoor dat de lener controle heeft over welke zekerheden hij ontvangt. Het kan ook uitsluitingen omvatten zoals lijsten met beperkingen en ESG-parameters op basis van een land, sector of één naam. Een mandaat voor effectenleningen kan volledig worden afgestemd op de risicobereidheid en -beperkingen van de belegger.

 

Mythe 9: Effectenleningen komen vooral ten goede aan vermogensbeheerders

In het verleden waren sommige platformen voor de verdeling van vergoedingen en inkomsten tussen lener en vermogensbeheerders ondoorzichtig, wat de indruk wekte dat leners onvoldoende werden vergoed.

 

Inkomsten uit effectenleningen dragen bij tot een hoger portefeuillerendement voor de activabezitter. Een hoger rendement kan helpen om de beheerkosten in verband met portefeuillebeheer te compenseren.

 

Een typische regeling omvat een opsplitsing van vergoedingen, waarbij dienstverleners worden gecompenseerd door een vooraf bepaald percentage van de gegenereerde inkomsten te ontvangen, waarbij de activabezitter het grootste deel ontvangt. Zo worden de belangen afgestemd op die van de belegger en vloeien de meeste inkomsten op een transparante manier terug naar de lener. De verdeling van de vergoedingen verschilt per vermogensbeheerder.

 

Mythe 10: Effectenleningen zijn enkel voor de grootste institutionele beleggers

De grootste activapools ter wereld zijn publiek actief in effectenleningen. Kleinere beleggers zijn vaak van mening dat ze onvoldoende schaalgrootte hebben om aan de activiteit deel te nemen.

 

Volgens de ISLA nemen meer dan 20.000 institutionele beleggers deel aan effectenleningen. Hieronder vallen pensioenfondsen, staatsfondsen, verzekeringsmaatschappijen, ICBE’s en ETF’s.

 

Door effectenleningen uit te besteden aan vermogensbeheerders die over expertise en infrastructuur beschikken, kunnen zelfs kleinere professionele acteurs deelnemen aan effectenleningen. Zodra een effectenleningsprogramma is geïmplementeerd, zorgt de vermogensbeheerder voor alle operationele en rapporteringsaspecten en drukt zo niet op de schaarse middelen van de lener. De vermogensbeheerder kan ook de initiële opzet ondersteunen, met inbegrip van juridische documentatie, en ervoor zorgen dat het programma ESG-elementen bevat.

 


Het Verenigd Koninkrijk, in beroering, heeft veel weg van een opkomende markt

18 oktober 2022.

 

 

Een van de meest spectaculaire ontwikkelingen van de afgelopen maanden was de beslissing van de nieuwe Britse regering, onder leiding van premier Liz Truss, om een aanbodeconomie toe te passen zoals in de jaren 1980 om de huidige economische crisis te bestrijden.

 

Door de belastingen agressief te willen verlagen, vooral voor de hoogste inkomens, zou de regering echt de ongelijkheid hebben vergroot op een moment dat steeds meer mensen uit groepen met een laag of gemiddeld inkomen hun facturen niet meer kunnen betalen.

 

Deze beslissing maakte deel uit van een zeer grote budgettaire impuls van 4 tot 5% van het bbp op een moment dat het aanbod beperkt was en de inflatie hoog. Bovendien zou de spectaculaire toename van het begrotingstekort dat volgend jaar door dit nieuwe regeringsbeleid wordt verwacht, de budgettaire haalbaarheid in het gedrang hebben gebracht.

 

Liz Truss krabbelt terug

 

De markten konden zich inderdaad niet vinden in het plan van minister van Financiën Kwasi Kwarteng dat een verlaging van de belastingen zou leiden tot een hogere potentiële groei en dat dit uiteindelijk de stijging van de overheidsschuld zou financieren. Om de grote handelstekorten van het Verenigd Koninkrijk te financieren, leggen beleggers een hogere risicopremie op. De dalende vraag naar Britse activa zorgde ook voor een forse depreciatie van de munt. Het Britse pond heeft al een historisch dieptepunt tegenover de Amerikaanse dollar bereikt (£ 1 = $ 1,13 op 03/10/22). Met een zwakkere pond is het ook moeilijker om de inflatie onder controle te houden. Onder deze druk moest Liz Truss uiteindelijk afstappen van haar idee om de belasting op de hoogste inkomens te verlagen.

 

Agressiever optreden Bank of England onvermijdelijk

 

Om een betalingsbalanscrisis te vermijden die vergelijkbaar is met die van opkomende markten, zal de Bank of England haar verstrakking moeten opvoeren. Recent zijn de renteverwachtingen fors gestegen, met 400 basispunten extra verhogingen tegen midden 2023 die al zijn ingecalculeerd. Tegelijkertijd steeg het rendement van de gilt op vijf jaar met meer dan 150 basispunten. Een agressievere actie van de Bank of England is onvermijdelijk geworden. Een spoedverhoging tussen de vergaderingen kan niet worden uitgesloten, vooral niet wanneer de ratingbureaus de Britse staatsschuld beginnen te verlagen.

 

Verenigd Koninkrijk: stijgende rendementen, munt in vrije val

 

5-year Gilt yield, GBP/USD exchange rate

Bron:  Bloomberg

 

Recessie verwacht in 2023

 

Agressieve renteverhogingen zullen de economische pijn in het Verenigd Koninkrijk alleen maar doen toenemen. Ze zullen waarschijnlijk leiden tot een diepe recessie volgend jaar. De woningmarkt is het meest blootgesteld aan het risico op veel hogere rentetarieven, aangezien 25% van de hypotheken een variabele rente heeft en meer dan 50% van de resterende hypotheken met vaste rente in de komende twee jaar zullen vervallen. Na de grote schok op het beschikbare inkomen van de bevolking door de stijgende energieprijzen, moeten de Britse gezinnen zich nu voorbereiden op een nieuwe schok in de vorm van een stijging van de hypotheekrente.

 


Centrale banken hielden vast aan hun positie en sombere winstverwachtingen

20 September 2022

 

Nadat de Fed en de ECB hun vastberadenheid hadden bevestigd om een strak monetair beleid te blijven voeren om zo te voorkomen dat de inflatieverwachtingen uit de hand lopen, worden risicovolle activa verder gedaald. Voorlopig is de toenemende druk op de economische groei onvoldoende reden voor de centrale bankiers om hun verstrakking af te zwakken. De provocatieve toespraken van Fed-voorzitter Jerome Powell en ECB-bestuurder Isabel Schnabel op de Jackson Hole-top hebben opnieuw aangetoond dat een soepelere beleidskoers voor het einde van het jaar onwaarschijnlijk is. In de VS kan de totale inflatie de komende maanden matigen, maar ze zal allicht nog altijd te hoog blijven. In de eurozone betekenen de stijgende energieprijzen dat de inflatiepiek nog lang niet is bereikt.

 

Fed wil een terugkeer naar de jaren 1970 vermijden

 

In de weken voor de Jackson Hole-top waren de markten al afgestapt van het idee dat de Fed minder agressief zou worden. Verschillende Fed-gouverneurs hadden verklaard dat voor de monetaire autoriteiten het risico van een ontsporing van de inflatieverwachtingen nog steeds te groot was om het verstrakkingstempo terug te schroeven. Jerome Powell heeft deze boodschap bevestigd. De Fed zal blijven optreden alsof de economie overschakelt naar een regime van hoge inflatie tot er duidelijke aanwijzingen zijn dat dit niet het geval is. Ze wil wachten op een aanzienlijke, duurzame en breed gedragen daling van het inflatiemomentum voordat ze overweegt om het beleid te versoepelen. Wat dat precies betekent, blijft onduidelijk, maar met een inflatie die ruim boven de doelstelling ligt en de nog steeds krappe arbeidsmarkt, is het duidelijk dat de huidige Fed Funds Rate van 2,5% – wat nog steeds een niveau is dat als onder neutraal kan worden beschouwd – ver van het niveau ligt dat de Fed voldoende acht om de inflatie te beteugelen. Voorzitter Powell gaf ook aan dat hij verwachtte dat de restrictieve beleidskoers nog enige tijd zou moeten worden aangehouden.

 

De belangrijkste bekommernis van de Fed zijn de inflatieverwachtingen. Hoe langer de inflatie ruim boven de doelstelling ligt, hoe groter het risico dat de inflatieverwachtingen losslaan. Voorzitter Powell vreest een scenario dat vergelijkbaar is met dat in de jaren 1970, toen de Fed niet krachtig optrad en de inflatie uit de hand liep. De situatie is vandaag anders dan in de jaren 1970, vooral omdat werknemers nu minder onderhandelingsmacht hebben en de inflatie voornamelijk wordt gedreven door beperkingen aan de aanbodzijde. Niettemin wil de Fed vermijden dat ze haar fout van 1975 herhaalt toen ze de rente verlaagde als reactie op de recessie, ook al bedroeg de inflatie nog steeds ongeveer 10%. Voorzitter Powell en zijn collega’s zijn bereid om een recessie op korte termijn te riskeren omdat ze van mening zijn dat het cumulatieve productieverlies veel groter zou zijn als de inflatiegeest uit de fles zou mogen.

 

De haviken hebben ook bij de ECB de overhand

 

De ECB hanteert dezelfde aanpak. De rente zal wellicht nog verder worden opgetrokken in de eurozone, ondanks zwakke economische cijfers en het feit dat verstoringen van de energievoorziening het grootste deel van het inflatieprobleem verklaren. De ECB wil er alles aan doen om de inflatie snel weer onder controle te krijgen. Isabel Schnabel heeft in Jackson Hole herhaald dat de inflatieverwachtingen aan het losslaan zijn, wat het vertrouwen in de monetaire autoriteiten dreigt te ondermijnen. De vraag voor de beleidsvergadering van september is nu of de depositorente met 50 bp. of 75 bp. zal worden verhoogd en het is waarschijnlijker geworden dat de depositorente het jaar ruim boven 1% zal afsluiten.

 

De haviken binnen de raad van bestuur hebben duidelijk de overhand en weten dat ze weinig tijd hebben om de rente te verhogen vooraleer de economie in een recessie belandt. Door de snel stijgende aardgasprijzen en het erg lage consumenten- en ondernemersvertrouwen is de kans op een diepe recessie de voorbije weken fors toegenomen.

 

 

Sombere winstvooruitzichten

 

Op de aandelenmarkten zijn de groeiaandelen door de oplopende obligatierentes gedaald, terwijl de energiesector aan een verkoopgolf is ontsnapt dankzij de stijgende olie- en gasprijzen. De OPEC+-commentaren over een mogelijke productiedaling later op het jaar en de aanhoudende onzekerheid over de Russische gasleveringen aan Europa waren de oorzaak van de stijgende energieprijzen de afgelopen week.

 

De brede aandelenmarkt had het moeilijk, vooral door de agressieve toespraken in Jackson Hole die een domper hebben gezet op de hoop van sommige marktdeelnemers op een vroeg duifachtig keerpunt. Daardoor zal wellicht de winstgroei eerder dan de hogere waarderingsmultiples de belangrijkste factor worden die voortaan de aandelenrendementen omhoogstuwt.

 

Helaas zijn de winstvooruitzichten niet rooskleurig. De bedrijfsmarges blijven in de buurt van historische pieken, maar komen door de aanhoudend hoge inflatie meer onder druk te staan. Tot nu toe konden de meeste bedrijven de hogere inputkosten doorrekenen aan de consument en zo hun marges beschermen. Maar nu de inflatie hoog blijft, zullen de inputkosten waarschijnlijk verder stijgen omdat het hedgingbeleid moet worden vernieuwd en nieuwe loonakkoorden worden gesloten. Bovendien is de ruimte die bedrijven hebben om de prijzen verder te verhogen beperkt wegens het risico op een vernietiging van de vraag. Sommige energie-intensieve industrieën in Europa hebben bijvoorbeeld besloten om de productie tijdelijk stop te zetten omdat ze de hogere productiekosten niet meer kunnen doorrekenen aan hun klanten. De inflatie weegt ook op de koopkracht van de consument, vooral in Europa, waar de torenhoge energierekeningen het beschikbare inkomen decimeren.

 

Hoewel de winstramingen voor volgend jaar volgens de consensus aanzienlijk zijn gedaald tot 8% in de VS en 3% in de eurozone (zie afbeelding), kunnen ze nog meer dalen. De Europese winsten lopen het grootste risico door de gascrisis en de bijna onvermijdelijke recessie. Dit hebben de aandelenmarkten onvoldoende ingeprijsd. Voor de komende 12 maanden ligt de verwachte koers-winstverhouding voor wereldwijde aandelen slechts 5% onder het tienjarige gemiddelde. En tot voor kort werden waarderingsmultiples opgedreven door nooit eerder geziene monetaire beleidssteun die waarschijnlijk niet snel zal worden herhaald, iets wat nog duidelijker is geworden sinds Jackson Hole vorige week.

 

Veranderende winstgroeiverwachtingen voor 2023 (%)

 

Bron: Refinitiv Datastream, NN Investment Partners

 

 


Engagement: welke thema’s voor de toekomst?

 

3 Augustus 2022.

 

Om actief en geëngageerd te beleggen, moet de vermogensbeheerder zich concentreren op specifieke thema’s die het verschil kunnen maken. Daarna moet hij nagaan hoe de bedrijven en landen waarin hij belegt daar rekening mee houden.

 

Daarvoor moet hij beoordelen in welke mate de engagementen het hoofd willen en kunnen bieden aan de uitdagingen. De uitdagingen worden geanalyseerd en gekwantificeerd, de reglementering wordt onderzocht en de betrokken regio’s en bedrijven worden onder de loep genomen. Vooral de volgende thema’s zijn belangrijk.

 

Governance

 

Het eerste thema heeft te maken met een corporate governance die zorgt dat de ethische regels optimaal worden nageleefd. Governance heeft betrekking op thema’s als beloningsbeleid, corruptie of fraude, leden van de bestuursraden en de diversiteit van de bestuurders. Die diversiteit van de bestuurders is essentieel en heeft een impact op de manier waarop de bedrijven omgaan met politieke, regelgevende, ecologische en sociale risico’s. Aan dit thema kan ook een focus op de groeimarkten worden toegevoegd.

 

Arbeidsvoorwaarden

 

Een tweede thema betreft de arbeidsvoorwaarden. Het uitbannen van armoede blijft een van de grootste uitdagingen van de mensheid. De coronacrisis heeft heel wat sociale ongelijkheid aan het licht gebracht en dit op alle niveaus. Het invoeren van sociale normen die de wettelijke minima overschrijden, komt het bedrijf en de samenleving in ruime zin ten goede. Bedrijven moeten worden aangemoedigd om inclusieprocedures op te nemen in hun HR- en outsourcingbeleid. Er moet ook aandacht worden besteed aan kinderarbeid en moderne slavernij. Wereldwijd leven nog 40 miljoen mensen in een vorm van slavernij (bv. de werkzaamheden om het wereldkampioenschap voetbal in Qatar voor te bereiden, de gedwongen arbeid van Oeigoeren in de Chinese katoenindustrie).

 

Natuurlijke hulpbronnen en klimaatverandering

 

Het derde voorbeeld gaat over natuurlijke hulpbronnen en klimaatverandering. We zijn ons ervan bewust dat de planeet haar ecologische grenzen heeft bereikt. Onze ecosystemen, onze waterbronnen en onze gezondheid zijn in gevaar. Ook de investeringen blijven niet gespaard, wat ons aanzet tot nog meer actie.

 

Bij dit thema kunnen we bijvoorbeeld nutsbedrijven, energiebedrijven, ontbossing en kunststoffen in aanmerking nemen. Sommige oliemaatschappijen kiezen er inderdaad voor om binnen een bepaalde termijn te evolueren naar een model met nuluitstoot (investeren in programma’s voor hernieuwbare energie, de aanplanting van bomen of technologieën voor koolstofafvang). Of we kunnen ook proberen om de dialoog aan te gaan met bedrijven die actief zijn in de elektriciteitsproductie en hen ertoe aanzetten transitieplannen te ontwikkelen die afgestemd zijn op de akkoorden van Parijs.

 

Doelstellingen bepalen

 

Als het thema gekozen is, neemt de vermogensbeheerder contact op met de bedrijven en leggen ze samen doelstellingen vast. Het onderwerp wordt uitvoerig besproken tijdens de gesprekken. Wanneer bedrijven zich engageren om de vooropgestelde doelstellingen te behalen, worden ze van nabij opgevolgd en waar mogelijk geholpen. Het proces eindigt wanneer het bedrijf voldoende vooruitgang heeft geboekt.

 

Het is altijd beter om inclusie en discussie te verkiezen boven uitsluiting, maar als de dialoog geen resultaat oplevert, kan de beheerder zijn stem gebruiken tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders. Hij kan ook zijn participatie in het bedrijf verkopen. Maar dat is de laatste optie, want dan wordt het veel moeilijker om impact te hebben.

 


Engagement, of hoe in dialoog gaan met bedrijven

12 Juli 2022.

 

De beste manier om bij te dragen aan een eerlijkere en duurzamere wereld is door verantwoord te beleggen. En met de bedrijven een dialoog opzetten rond ESG-criteria kan helpen om bepaalde problemen op te lossen.

 

Een verantwoordelijke vermogensbeheerder moet een actieve belegger zijn die deelneemt aan het leven van de bedrijven die hij steunt en waarin hij voor rekening van zijn klanten belegt. Dat kan op verschillende niveaus gebeuren, met name via actief aandeelhouderschap en deelname aan de algemene vergaderingen.

 

Dialoog door te stemmen

 

Het actief ondersteunen van aandeelhoudersvoorstellen rond milieu- en sociale kwesties is cruciaal voor de toekomst van het bedrijf en al zijn stakeholders. De vermogensbeheerder moet zijn invloed gebruiken bij het stemmen van de vergadering om het bedrijf aan te moedigen zijn verantwoordelijkheid te nemen en duurzamer te worden. Als hij niet tevreden is met de gemaakte vorderingen ten opzichte van de aangegane engagementen kan hij bijvoorbeeld tegen de bestuurders stemmen of tegen de aanbevelingen van het management.

 

De stemmingen kunnen verband houden met het beloningsbeleid, de bezoldiging van nieuwe bestuurders, de invoering van een sociaal en klimaatbeleid, enz. Er werd vastgesteld dat vooral in de governancesfeer stemmen worden uitgebracht tegen voorstellen van het management.

 

Het is ook gebruikelijk om zich te verenigen met andere groepen beleggers die dezelfde overwegingen hebben om de invloed als actieve en geëngageerde aandeelhouder te vergroten.

 

Mogelijke verbeteringen

 

De engagementskwestie evolueert voortdurend. Als we het tien jaar geleden hadden over ESG beperkten we ons vaak tot governance. Vervolgens verschoof die belangstelling voornamelijk naar de klimaatuitdagingen. En nu gaat de aandacht van de beleggers steeds meer uit naar de sociale aspecten.

 

Milieu- en sociale kwesties zijn niet structureel verankerd in de aandeelhoudersvergaderingen. In 2020 zagen we evenwel voor het eerst een bedrijf dat zijn klimaattransitieplan spontaan op de agenda van de vergadering plaatste om het formeel te laten goedkeuren door de aandeelhouders. Sindsdien volgden verschillende gas- en oliemaatschappijen zoals Shell en Total, maar ook voedingsgroepen zoals Nestlé en Unilever.

 

Het is zinvol om belangrijke duurzaamheidsthema’s systematisch op de agenda van de vergaderingen te plaatsen. Het stemmen over de bezoldigingen van het management is in heel wat sectoren verplicht geworden, waardoor gestructureerde contacten met de bedrijven mogelijk zijn. Het zou verstandig zijn om eveneens milieu- en sociale onderwerpen op de agenda van elke vergadering te plaatsen.

 


ESG worden: van het belang van transparantie naar echte impact

14 Juni 2022

 

Beleggers willen weten welke bedrijven zich echt inzetten voor duurzaamheid. En ze willen dit ook bewezen zien. Voorheen werd transparantie beschouwd als een belangrijk ‘pluspunt’, maar in de laatste jaren is dit kenmerk uitgegroeid tot een essentieel onderdeel van duurzaam beleggen.

 

Transparantie wordt steeds vaker verankerd in de waarden van de beleggers, die terecht de impact of de maatschappelijke gevolgen van hun beleggingsbeslissingen willen kunnen inschatten. Dit betekent dus een grotere transparantie van de vermogensbeheerders.

 

Een essentieel onderdeel

 

Voor wie duurzaam wil beleggen, is toegang tot kwaliteitsvolle gegevens cruciaal. We hebben het hier over welke bedrijven op de goede weg zijn om bijvoorbeeld de klimaatdoelstellingen te verwezenlijken, of die zich onderscheiden door hun ernstige aanpak van diversiteit. Het is inderdaad gemakkelijk om de mond vol te hebben van de principes van verantwoord beleggen, maar als er geen tastbaar, sterk en effectief bewijs wordt geleverd, stopt de inspanning daar. Ook al zijn er steeds meer duurzame producten – waaronder groene obligaties – op de markt, is het zo toch mogelijk voor de beleggers om exact te weten voor welk project hun geld wordt gebruikt, en dat argument spreekt hen nog altijd aan.

 

Toegankelijkheid en kwaliteit van de gegevens

 

Hoge transparantie vergt veel inspanningen. Als bedrijven bepaalde gegevens niet kunnen of willen verstrekken, moet er een beroep worden gedaan op derden om ze te verkrijgen, en vaak zijn dat commerciële ondernemingen.

 

Er kan een grote discrepantie zijn tussen de gegevens die door de bedrijven worden verstrekt, alsook een geringe correlatie tussen de gegevens die door bepaalde externe databanken worden ontvangen.

 

Afhankelijk van de leverancier kan een bedrijf immers een verschillende ESG-score (Environmental, Social, Governance) toegekend krijgen. We moeten dus die gegevens niet zomaar aanvaarden, we moeten ook nagaan of de onderliggende methodologie aanvaardbaar is. In dit kader is het essentieel om een kritische kijk te hebben op deze cijfers, om eigen controles en berekeningen uit te voeren zodat we precies weten hoe elke score werd behaald.

 

ESG-scores en Europese regelgeving

 

In de regelgeving wordt ten aanzien van bedrijven en beleggers steeds meer de nadruk gelegd op hun verantwoordelijkheid tegenover de maatschappij en haar verschillende stakeholders.

 

De bedrijven zijn voortaan verplicht om een verslag af te leveren over hun gegevens op het gebied van milieu, maatschappij en governance. De nieuwe Europese regelgeving vereist immers meer transparantie van de bedrijven en regelt de publicatie van de zogenaamde niet-financiële gegevens van grote ondernemingen die deze in hun jaarverslagen moeten opnemen. Momenteel gaat het om 11.000 bedrijven in Europa, maar over enkele jaren zullen 50.000 Europese bedrijven aan deze verplichtingen onderworpen zijn.

 

We kunnen nu beschikken over een hele stroom informatie die ons helpt om groene beleggingen, waaronder groene obligaties, nog efficiënter in te schatten. Er zijn inderdaad activiteiten die we spontaan als minder of meer groen kunnen klasseren. Maar in sommige gevallen moet ook worden beoordeeld hoe de activiteit wordt uitgevoerd. Dit gegeven is essentieel.

 

Transparantie is de laatste jaren dan ook één van de pijlers van verantwoord beleggen geworden. Het gaat dus niet enkel meer om een gewaardeerd ‘pluspunt’. Vroeger volstond het om te weten dat een bedrijf inspanningen deed op het vlak van ESG. Nu willen de beleggers weten welke bedrijven daadwerkelijk handelen, met het nodige bewijsmateriaal. En wie niet transparant is, loopt een groot reputatierisico. Dat bewustzijn zet heel wat bedrijven aan tot actie, wat de beleggers alleen maar ten goede kan komen.

 


Grondstoffen als bescherming tegen inflatie: beleggen via futures of via aandelen?

26 Mei 2022

 

De inflatie blijkt hardnekkiger dan verwacht. De totale inflatie, gemeten door de jaarlijkse stijgingen van de Amerikaanse consumptieprijsindex (CPI), stijgt sinds mei 2020 en bereikte vorige maand 8,5%. De geopolitieke onrust in Oekraïne heeft de inflatieverwachtingen nog verergerd en beleggers ertoe aangezet om voor hun portefeuilles op zoek te gaan naar een bescherming tegen de inflatie.

 

Grondstoffen staan vooraan als efficiënte indekking tegen inflatie. Om een dergelijke bescherming te genieten, moeten beleggers echter beslissen hoe ze het best een blootstelling aan grondstoffen kunnen verkrijgen.

 

Futures

 

Onderstaande grafiek toont aan dat historisch gezien een gediversifieerde korf van grondstoffenfutures inflatiegevoeliger bleek te zijn dan aandelen van grondstoffenproducenten. Ze vergelijkt de inflatiegevoeligheid van de rendementen van grondstoffenfutures met de rendementen van aandelen van grondstoffenproducenten. De marker geeft de geschatte bètacoëfficiënt aan: hoe hoger de bètacoëfficiënt, hoe inflatiegevoeliger het instrument.

 

De rendementen van grondstoffenfutures hebben een hoge en positieve inflatiebèta die statistisch significant verschilt van nul, zoals blijkt uit de staven die het betrouwbaarheidsinterval op 95% van de ramingen vertegenwoordigen. Dit toont aan dat ze op lange termijn gevoelig zijn voor inflatie.

 

VS Amerikaanse aandelen

 

De inflatiegevoeligheid van de aandelenrendementen van de grondstoffenproducenten is daarentegen licht negatief. Met hetzelfde betrouwbaarheidsinterval dekken de balken zowel het positieve als het negatieve gebied. Dit houdt in dat het teken van de bètacoëfficiënt onbepaald is.

 

Bijgevolg is de blootstelling aan aandelen van grondstoffenproducenten historisch ongevoelig voor inflatie, terwijl grondstoffenfutures de levensvatbare kandidaat zijn om bescherming te bieden tegen inflatie op lange termijn.

 

Grondstoffenfutures bieden veel aantrekkelijke kwaliteiten, zoals liquiditeit, transparantie en lage kosten. Hun vermogen om beleggers te helpen de inflatiedruk te weerstaan, maakt hen in de huidige macro-economische context des te aantrekkelijker.

 

Bèta geraamd op basis van de daling van de totale inflatie (Year-on-Year Consumer Price Index, CPI YOY) op het rendement van een aandelenindex van grondstoffenproducenten of een korf van gediversifieerde grondstoffenfutures (Bloomberg Commodity Index Total Return, BCOM TR). Maandoverzichten van 31 juli 1963 tot 28 februari 2022.

 

De index van grondstoffenproducenten is samengesteld op basis van de op waarde gewogen sectorrendementen die zijn gedownload uit de gegevensbibliotheek van Kenneth R. French. We wegen ook de portefeuille van 49 sectoren, die de rendementen omvat van aandelen van aan de NYSE, AMEX en NASDAQ genoteerde grondstoffenproducenten, in de sectoren landbouw, edele metalen, winning van niet-metalen en industriële metalen, olie en natuurlijke hulpbronnen. Gas. Op 31 juli 1963 waren de verklaringen voor het eerst beschikbaar voor alle sectoren. De resultaten zijn sterk in vergelijking met andere sectorwegingen die de sectorwegingen van de Bloomberg Commodity-index benaderen. Kenneth R. French – Data Library [online] hier beschikbaar (hyperlink: https://eur01.safelinks.protection.outlook.com/?url=http%3A%2F%2Fmba.tuck.dartmouth.edu%2Fpages%2Ffaculty%2Fken.french%2Fdata_library.html&data=05%7C01%7Canne.boquet%40nnip.com%7C943c7ed71b4f49f0bcef08da28e6d394%7Cfed95e698d7343feaffba7d85ede36fb%7C1%7C0%7C637867269100239508%7CUnknown%7CTWFpbGZsb3d8eyJWIjoiMC4wLjAwMDAiLCJQIjoiV2luMzIiLCJBTiI6Ik1haWwiLCJXVCI6Mn0%3D%7C3000%7C%7C%7C&sdata=81BAlqjP2Cds3EZGpQr5dwIjd8%2BiZxVg0OYrUieHuiA%3D&reserved=0)[geraadpleegd op 19 april 2022].

 

Bron: NN IP, Kenneth R. French – Data Library, Bloomberg, Bureau of Economic Analysis.

 

Raadpleeg ook de corner Beheer

 


De CO2-uitstoot zou in 2022 verder moeten dalen

Door NNIP

19 April 2022

 

Aangemoedigd door wettelijke verplichtingen en maatschappelijke verwachtingen stellen steeds meer bedrijven emissiereductiedoelstellingen vast in lijn met het Akkoord van Parijs.

 

Volgens een koolstofprognosemodel dat door NN IP is ontwikkeld, zouden de bedrijven in 2021 aanzienlijke vooruitgang moeten boeken op het gebied van CO2-uitstoot. Dit model, dat gegevens van meer dan 4.000 wereldwijde bedrijven verzamelt, geeft aan dat de totale koolstofintensiteit over het hele jaar waarschijnlijk met 6,4% is afgenomen. Voor bedrijven die informatie publiceren sinds het Akkoord van Parijs (vanaf 2016) zou de gemiddelde koolstofintensiteit in dezelfde periode met 8,7% gedaald moeten zijn. De gemiddelde koolstofintensiteit zal naar verwachting dalen tot het laagste niveau sinds het Akkoord van Parijs.

 

Resultaat van gerichte metingen

 

Deze verbetering lijkt een weerspiegeling te zijn van de stappen die veel bedrijven hebben ondernomen om hun koolstofintensiteit te verminderen om aan wettelijke verplichtingen en maatschappelijke verwachtingen te voldoen.

 

Bovendien hebben de heropening van de economie na de lockdown als gevolg van de pandemie en de inflatieontwikkelingen geleid tot een sterke stijging van de inkomsten in verschillende sectoren, terwijl het emissieniveau slechts licht is gestegen, wat heeft geleid tot een verbetering van de koolstofintensiteitscijfers. Momenteel wordt in alle sectoren een verbetering van de koolstofintensiteit verwacht, maar er zullen aanzienlijke verschillen zijn tussen de koplopers en de achterblijvers.

 

Evolutie van de koolstofintensiteit van bedrijven sinds het Akkoord van Parijs van 2015

 

 

 

Op basis van 1.141 ondernemingen die sinds 2015 regelmatig cijfers publiceerden.

Bron: NN Investment Partners

 

Sectorale verschillen

 

In de energiesector heeft de stijging van de olieprijzen de omzet doen stijgen, wat tot veel lagere koolstofintensiteitscijfers heeft geleid, ook al is het reële emissieniveau nauwelijks veranderd.

 

Een lagere intensiteit als gevolg van hogere winsten zou echter een negatief effect op het milieu kunnen hebben, aangezien hogere energieprijzen waarschijnlijk zullen leiden tot een verschuiving naar een meer emissie-intensieve energieproductie.

 

Aan de andere kant van het spectrum hebben we de verzekeringssector die een veel lagere absolute uitstoot heeft maar behoort tot de best presterende sectoren wat betreft het verbeteren van de koolstofintensiteit door veranderingen aan te brengen die leiden tot een structurele vermindering van de uitstoot. De uitstoot van verzekeringsmaatschappijen is voor een groot deel gekoppeld aan de verplaatsingen, die tijdens de pandemie sterk gedaald zijn en sindsdien slechts langzaam gestegen zijn. Die kunnen nu structureel onder het pre-pandemische niveau blijven, terwijl veel bedrijven in deze sector zich ertoe hebben verbonden om hun uitstoot te verminderen, met een focus op koolstofcompensatie.

 

Geschatte evolutie van de gemiddelde koolstofintensiteit van de sectoren in 2021 (beste/minst goede 5)

De koolstofintensiteit wordt gedefinieerd als de uitstoot per eenheid van omzet. Op basis van 1.141 ondernemingen die sinds 2015 regelmatig cijfers publiceerden.

Bron: NN Investment Partners.


Welke rol spelen sociale obligaties in de financiering van het sociaal beleid?

 

1 Maart 2022

 

 

Pandemie heeft vraag naar sociale obligaties versneld. Sociale obligaties kunnen in de toekomst een belangrijke rol spelen omdat ze projecten met een positieve sociale impact financieren.

 

De COVID-19-crisis was een gamechanger voor sociale obligaties. In 2020 zagen we de eerste uitgifte van Pandemic Response Bonds, sociale obligaties die specifiek zijn uitgegeven om de impact van COVID-19 op de samenleving aan te pakken.

 

Enkele voorbeelden

 

Zo heeft de Afrikaanse Ontwikkelingsbank een sociale obligatie van 3 miljard USD uitgegeven. De eerste staat die een sociale obligatie heeft uitgegeven, was Ecuador, ook in 2020. De Ford Foundation was de eerste non-profitorganisatie die een sociale bedrijfsobligatie uitgaf in de VS, ook om problemen aan te pakken gaande van raciale rechtvaardigheid en gendergelijkheid tot ondersteuning van organisaties voor sociale rechtvaardigheid in kansarme regio’s in de VS. Dit toont aan hoe de opbrengsten van sociale obligaties kunnen worden ingezet voor een breed scala aan sociale kwesties.

 

Ze kunnen ook worden gebruikt om de blootstelling van mondiale toeleveringsketens aan geopolitiek te beheren, om arbeidsomstandigheden en negatieve maatschappelijke veranderingen als gevolg van oorlog aan te pakken, om mensenrechten te ondersteunen of om armoede te bestrijden.

 

Verder dan financiële indicatoren

 

Een typische obligatiebelegger houdt bij zijn belegging in een bedrijfs- of staatsobligatie rekening met factoren zoals renteschommelingen, looptijd en wanbetalingsrisico’s. Bij sociale obligaties worden niet alleen de financiële parameters in aanmerking genomen, maar ook welk type projecten de obligatie zal financieren. Net als gewone obligaties stellen sociale obligaties beleggers bloot aan inflatie- en wanbetalingsrisico’s.

 

In 2020 kenden sociale obligaties volgens climatebonds.net de sterkste stijging in de uitgifte van obligaties in het ESG-universum. Alleen al in de eerste helft van dat jaar, zelfs vóór de uitgifte van de meeste sociale obligaties om van de pandemie te herstellen, verviervoudigden de volumes tot 146,6 miljard USD, tegenover 36,8 miljard USD een jaar eerder.

 

De uitgifte steeg opnieuw in 2021, tot 180 miljard USD tegen 21 december, zo blijkt uit gegevens van Bloomberg. Het maatschappelijke element van ESG heeft dus zijn positie binnen vastrentende waarden verder versterkt, waardoor beleggers met een sociaal bewustzijn risico’s en kapitaal kunnen inzetten op die gebieden in de samenleving waar ondersteuning het meest nodig is.


Wat is de mogelijke impact van sociaal beleid op groei en rentabiliteit?

9 Februari 2022

 

Sociaal beleid kan economische groei stimuleren. Inderdaad, hebben de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) van de VN verschillende sociale kwesties, waaronder de bestrijding van armoede, de vermindering van ongelijkheden binnen en tussen landen en de bevordering van waardig werk en economische groei.

 

Indicator voor sociaal sentiment

 

Figuur hieronder toont een indicator van het sociale sentiment. De indicator is genormaliseerd van -4 tot +4 en richt zich voornamelijk op het sentiment met betrekking tot sociale en economische ongelijkheid in de nieuwsmedia. De indicator toont de langetermijntrend van een verslechterend ongelijkheidssentiment in de VS en toont de noodzaak om hierin actie te ondernemen. De figuur toont ook een matige opleving van lage niveaus sinds de uitbraak van de pandemie.

 

Bron : NN Investment Partners (NN IP)

 

 

Evenwicht tussen economische groei en sociale cohesie

 

Economisten schrijven toenemende ongelijkheid gewoonlijk toe aan globalisering en technologie, die verantwoordelijk worden geacht voor een daling van het inkomensaandeel van ongeschoolde werknemers. Pas recentelijk zijn deskundigen aandacht beginnen besteden aan een derde bron: de onevenwichtigheid tussen economische groei en sociale cohesie.

 

In theorie moeten de markten ervoor zorgen dat de prijzen voor goederen en diensten concurrerend blijven en dat het welzijn over de hele economie wordt gespreid. In de praktijk zijn de macht van de markt en de winst van veel topbedrijven in de loop van de jaren echter toegenomen als gevolg van een toenemend schaalvoordeel.

 

De sterke positie van de grote bedrijven is een van de redenen waarom de globale loongroei sinds de jaren 80 in de VS en andere ontwikkelde economieën is vertraagd. Tegelijkertijd is de inkomens- en vermogensongelijkheid (bijvoorbeeld tussen de top 0,1% en de bodem 90%) aanzienlijk toegenomen.

 

Overheidsbeleid…

 

Overheden wereldwijd staan onder toenemende druk om ongelijkheid aan te pakken. Veel voorstellen hebben een sterk overheidsbeleid aan de aanbodzijde dat erop gericht is de ongelijkheid te verminderen, de onderhandelingspositie van werknemers te versterken en het concurrentievermogen te versterken. Beleid dat momenteel in verschillende ontwikkelde landen wordt besproken, omvat hogere minimumlonen en strengere antitrustwetten.

 

Dergelijke beleidsmaatregelen richten zich niet alleen op ongelijkheid, maar hebben ook een impact op de economie en rentabiliteit. De herbalancering van de macht tussen kapitaal en arbeid heeft tot doel het bbp te verhogen via een aanhoudende toename van de totale vraaggroei. Dit zou kunnen werken omdat werknemers minder sparen en meer van hun inkomen uitgeven dan winstbezitters. De hogere uitgaven kunnen zelfs leiden tot een positieve cyclus waarin bedrijven profiteren van een hogere omzetgroei, wat op zijn beurt het rendement op eigen vermogen ondersteunt.

 

… versus het winstaandeel van het bbp

 

Het tegenargument voor sterke overheidsmaatregelen vanuit macro-economisch standpunt is dat zij het winstaandeel van het bbp verminderen en de particuliere investeringen en het groeipotentieel op lange termijn kunnen temperen. Bedrijven kunnen een neerwaartse druk op hun winstmarges ondervinden waardoor, als alles verder gelijk blijft, het rendement op kapitaal vermindert.

 

Vanuit macro-economisch oogpunt zal het voortdurende debat over een sterk overheidsbeleid een impact hebben op de sociale indicatoren van verschillende activaklassen in 2022. De ‘sterke overheid’-scenario’s geven de onzekerheid weer over de mate waarin deze beleidsmaatregelen zullen worden ingevoerd en het onduidelijke effect op de winstgevendheid.

 

Raadpleeg ook d


De pandemie is een katalysator geweest voor sociale problemen

28 Januari 2022

 

De coronacrisis is een gamechanger gebleken voor sociale kwesties. Er zijn drie redenen waarom beleggers in 2022 aandacht zouden moeten besteden aan sociale factoren.

 

Ten eerste heeft de pandemie de sociale agenda van politici wereldwijd een impuls gegeven. In de VS en Duitsland werden nieuwe regeringen verkozen, deels wegens hun belofte om ongelijkheid aan te pakken. De rol van de staat zal een grote impact hebben op het begrotingsbeleid, de investeringen en de groei.

 

Inhaalbeweging en sociale obligaties

 

Ten tweede is de sociale component van de agenda op het gebied van milieu, maatschappij en governance (ESG) bezig met een inhaalbeweging ten opzichte van de milieu- en governancecomponenten. Milieukwesties, met name met betrekking tot het klimaat, kennen sinds de klimaatovereenkomst van Parijs in 2015 een opleving en goede bestuurscriteria zijn inmiddels naar behoren ingevoerd als reactie op bedrijfsschandalen in het begin van de jaren 2000. De recente verschuiving naar sociale kwesties is misschien wel het opvallendst in de huidige inspanningen van de EU om een sociale taxonomie voor duurzame investeringen tot stand te brengen, geïnspireerd op haar milieutaxonomie.

 

Ten derde toont de toegenomen uitgifte van sociale obligaties aan dat beleggers rekening houden met sociale overwegingen en dat kapitaal nodig is voor sociale projecten.

 

Kunnen sociale indicatoren helpen om outperformance te genereren?

 

Sociale factoren zijn nuttig voor alfageneratie. Zo analyseert academisch onderzoek op het gebied van aandelen sociale factoren zoals het beheer van menselijk kapitaal van het bedrijf, diversiteit van het personeelsbestand en due diligence van de toeleveringsketen. Veel van die factoren helpen bij het voorspellen van de toekomstige outperformance.

 

Academische onderzoekers hebben bijvoorbeeld bewijs gevonden dat het beheer van menselijk kapitaal een drijvende kracht is achter rendement op eigen vermogen. Alex Edmans, professor financiën aan de London Business School, publiceerde in 2012 een invloedrijk document waarin hij aantoonde dat de portefeuille van de 100 beste bedrijven om voor te werken in de VS in de periode 1984-2011 een alfa van 2,3% boven sectorbenchmarks opleverde1. In navolging van dit onderzoek stelden Boustanifar en Kang (2021)2 vast dat de outperformance in de periode 2012-2020 voortduurde.

 

Verschillende studies hebben ook aangetoond dat diverse teams objectievere beslissingen nemen en innovatiever zijn. Diverse organisaties kunnen dus op de lange termijn een duurzaam concurrentievoordeel hebben. Aandelenbeleggers moeten bij het nemen van beleggingsbeslissingen rekening houden met deze factoren.

 

De tweeledige vraagstukken diversiteit en inclusie en beheer van menselijk kapitaal hangen nauw samen met het macro-economische probleem van ongelijkheid. Dit zou impliceren dat naarmate beleggers bedrijven ertoe aanzetten zich meer te richten op het beheer van menselijk kapitaal en diversiteit, de SDG’s van de VN inzake Ongelijkheid verminderen en Waardig werk en economische groei haalbaarder worden.

 

[1] Edmans, A., 2012. The Link Between Job Satisfaction and Firm Value, With Implications for Corporate Social Responsibility. Academy of Management Perspectives, 26(4), pp.1-19.

[1] Boustanifar, H. and Kang, Y., 2021. Employee Satisfaction and Long-run Stock Returns, 1984-2020. SSRN Electronic Journal.

 

 


Aandelen en grondstoffen: de te verkiezen activaklassen voor 2022?

29 December 2021

 

In 2021 was het klimaat gunstig voor beleggingen in risicovolle activa, althans in de ontwikkelde markten. De meeste, zo niet alle indicatoren stonden op groen. Dankzij de snelle uitrol van de COVID-19-vaccins in de ontwikkelde markten konden de landen geleidelijk aan de mobiliteitsbeperkingen versoepelen en terugkeren naar een bijna normale situatie.

 

De economische data zijn fors verbeterd en de groeivooruitzichten werden opwaarts bijgesteld. Hierdoor hebben de bedrijfswinsten zich opnieuw hersteld en versterkten de balansen. De risicoappetijt werd nog versterkt door de gecombineerde positieve impuls van het monetaire en budgettaire beleid.

 

Risicoprofiel

 

In de aanloop naar de winter zullen de donkere wolken aan de horizon gevolgen hebben voor de beleggingskansen.

 

Risicopremie wereldwijde aandelen

 

Bron: Refinitiv Datastream, NN Investment Partners

 

Bovenstaande grafiek toont aan dat de aandelenrisicopremie dicht bij het langetermijngemiddelde en ver boven de gevarenzone ligt. Rekening houdend met de verwachte winstgroei betekent dit dat de aandelenmarkten het hoofd kunnen bieden aan een geleidelijke stijging van de rentevoeten.

 

Een rendement van Amerikaans schatkistpapier op tien jaar van 2,2% eind 2022 zal waarschijnlijk beheersbaar zijn voor de aandelenmarkten, op voorwaarde uiteraard dat het om een geleidelijke evolutie gaat en geen plotse piek.

 

In een basisscenario waarin de groei normaliseert, is de inflatie tijdelijk en blijven de beleidsmakers kalm. Aandelen kunnen dus overwogen blijven, ook al zijn bepaalde schokken niet uit te sluiten.

 

Eurozone en grondstoffen

 

Regionaal gaat de voorkeur uit naar aandelen uit de eurozone wegens hun hogere risicopremie op aandelen, de sterkere winstgroei en hun meer cyclische aard, waardoor ze minder kwetsbaar zijn voor stijgende obligatierendementen.

 

Tot slot zouden cyclische grondstoffen kunnen profiteren van een sterke economische groei en bevoorradingsmoeilijkheden. Ook de Europese koolstofrechtenmarkt verdient de nodige aandacht. De regeling voor de handel in emissierechten is de hoeksteen van het klimaatbeleid van de Europese Unie. De komende jaren zal de vraag naar die rechten groter zijn dan het aanbod, wat een opwaartse druk zal uitoefenen op de prijzen. Hogere prijzen zijn een sterke stimulans tot decarbonisatie, precies wat de Europese Unie beoogt.


De inflatieverwachtingen hebben de doelstelling van de ECB bereikt

23 November 2021

 

Twee procent. Dat is het inflatieniveau dat de ECB op middellange termijn nastreeft. De inflatieverwachtingen voor de euro op lange termijn hebben deze doelstelling al bereikt in oktober, zoals blijkt uit onderstaande grafiek.

 

Break-eveninflatie

 

Deze grafiek illustreert hoe de markt de gemiddelde inflatie van de euro en de Amerikaanse dollar ziet over een periode van vijf jaar. De twee inflatiepercentages geven de break-eveninflatie over vijf jaar weer. De break-eveninflatie is het inflatieniveau dat de rendementen van de nominale obligaties en de inflatiegerelateerde obligaties in evenwicht brengt. Met andere woorden, het inflatieniveau waarop het voor een belegger niet uitmaakt of hij een nominale obligatie of een inflatiegerelateerde obligatie bezit. Die break-evenpunten evolueren momenteel terug naar de marge waarin ze vóór de daling van eind 2014 werden verhandeld.

 

 

De inflatieverwachtingen stijgen weer tot de niveaus van 2014

 

Bron: Refinitiv Datastream, NN Investment Partners

 

Een misleidende stijging

 

Deze recente stijging van de inflatieverwachtingen op lange termijn is misleidend, want de stijging van de energieprijzen en de verstoring van de bevoorrading worden algemeen beschouwd als tijdelijke fenomenen.

 

Waarom bleven de inflatieverwachtingen laag, ondanks een sterke daling van de werkloosheid, en dat tot COVID-19 toesloeg?

 

De afgelopen jaren werd de onderhandelingskracht van werknemers neerwaarts bijgesteld door het dalende aantal vakbondsleden, de toenemende wereldwijde concurrentie en de digitalisering. Een reactief monetair beleid heeft de inflatie gestabiliseerd en de inflatieverwachtingen verankerd. Het lage niveau van de neutrale rente (de rente waartegen het monetaire beleid niet soepel noch restrictief is) heeft ook de taak van de centrale banken bemoeilijkt om het stimuleringsbeleid voort te zetten en de inflatie terug naar hun doelstelling te brengen.

 

Zullen de inflatieverwachtingen op lange termijn blijven toenemen?

 

Enkele opmerkingen:

 

  1. Hoewel de impact van de stijgende energieprijzen en de verstoorde bevoorrading in de komende jaren waarschijnlijk zal afnemen, is het niet ongewoon om vast te stellen dat de inflatieverwachtingen op korte en lange termijn in dezelfde richting evolueren.
  2. De voortzetting van de budgettaire stimuleringsmaatregelen zou kunnen leiden tot een hogere neutrale rente.
  3. Zowel de Federal Reserve als de ECB hebben hun strategieën gewijzigd en zouden nu gemakkelijker een inflatieoverschrijding gedurende een bepaalde periode kunnen toestaan.
  4. We weten niet hoe de kostprijs van de energietransitie zal evolueren. Komt er een deglobalisering en zal dit de inflatie stimuleren? Komt er een langere loon-prijsspiraal?

 

De inflatieverwachtingen op langere termijn kunnen dus nog toenemen.

 


Exportlanden zijn minder gevoelig voor de wereldwijde inflatie

27 Oktober 2021

 

Landen die grondstoffen exporteren, kennen meestal een lagere inflatie wanneer de grondstoffenprijzen en de wereldwijde inflatiedruk toenemen. De onderstaande grafiek toont aan dat landen zoals Rusland en Indonesië neigen naar een lagere binnenlandse inflatie wanneer de grondstoffenprijzen en de globale inflatie stijgen.

 

Grondstoffenexporteurs zijn minder gevoelig voor de wereldwijde inflatie

 

Bron: Bloomberg, NN Investment Partners

 

Genuanceerde effecten

 

Sommige onderzoeken suggereren dat landen zoals Brazilië, Colombia, Chili en Peru in dergelijke scenario’s ook de neiging vertonen om onder nationale deflatiedruk te komen staan. Door de stijging van de grondstoffenprijzen kan de munt van het exportland immers in waarde toenemen. Voor deze landen blijkt dit echter niet te kloppen.

De lokale rentevoeten in het Midden-Oosten en Afrika deden het dit jaar daarentegen beter dan de andere groeimarktregio’s. Landen zoals Hongarije en Polen zijn het gevoeligst gebleken voor de wereldwijde inflatie. In de huidige markt heeft dit een neerwaarts effect op hun respectieve staatsobligaties.

 

Muntschommelingen

 

Een van de grootste risico’s voor groeimarkten is de impact van ongunstige muntschommelingen op de opkomende economieën. Omdat deze landen meestal kleinere en meer open economieën hebben, komt dit vaak tot uiting in de wisselkoers. Door hun importafhankelijkheid zijn ze gevoeliger voor wereldwijde macro-economische factoren, waardoor de nationale inflatie sterk wordt beïnvloed door de wereldwijde inflatie. Dit maakt van de wisselkoers een belangrijk instrument voor de centrale banken van de groeilanden om de nationale inflatie te controleren. Aangezien de voedingskosten in de meeste ontwikkelingslanden een groot deel van de individuele uitgaven uitmaken, is de controle van de binnenlandse inflatie cruciaal voor de stabiliteit.

 


Zal het beleid van de Europese Centrale Bank de rentecurve hervormen?

 

24 September 2021

 

De kortetermijnrentes zijn niet meer gecorreleerd met het langetermijngedeelte van de rentecurve.

 

Tot 2015 was er een sterke negatieve correlatie tussen de Duitse tweejaarsrente en de Duitse spread tussen 10 en 30 jaar. Met andere woorden, de stijging van de kortetermijnrentes ging gepaard met een afvlakking van het gedeelte 10 jaar – 30 jaar van de curve en vice versa.

 

Sinds 2015 werd deze relatie echter doorbroken door onconventionele monetaire beleidsmaatregelen. De onderstaande grafiek toont de relatie tussen de kortetermijnrentes en de vorm van het langetermijngedeelte van de rentecurve.

 

De Duitse kortetermijnrentes (2 jaar) en langetermijnrentes (30 jaar – 10 jaar)

 

Bron: Bloomberg, NN Investment Partners

 

De Europese Centrale Bank heeft meermaals benadrukt dat ze de officiële rentes laag zou houden. Bovendien hebben de grote aankopen van obligaties het evenwicht tussen de vraag en het aanbod verstoord. Dit alles heeft een situatie gecreëerd waarin de obligatiemarkten niet meer reageren zoals vroeger.

 

Het monetaire beleid in de eurozone zal zich in de nabije toekomst waarschijnlijk niet normaliseren. De Europese Centrale Bank zal haar depositorente op of dicht bij het huidige niveau houden. Een terugkeer van de negatieve correlatie tussen de kortetermijnrentes en de helling van de rentecurve wordt dus niet verwacht.

 

Waarschijnlijk zullen het verwachte economische herstel en de stijgende inflatieverwachtingen leiden tot een lichte opwaartse druk op de langetermijnrentes. Dit zal er dan toe leiden dat de rendementscurve in zekere mate steiler wordt.

 

 


Groene obligaties: impact en rendement combineren

25 Augustus 2021

 

2020 zou weleens een keerpunt kunnen zijn voor verantwoord beleggen. Het was een jaar waarin COVID-19 ons ertoe dwong onze prioriteiten te herschikken en ons te concentreren op het veiligstellen van de toekomst van onze planeet. De effecten van de lockdown hadden ook een tastbare positieve impact in de vorm van een heldere lucht, schoner water, een nooit geziene daling van de koolstofemissies en een vermindering van de druk op de natuurlijke ecosystemen. Stuk voor stuk gunstige milieutrends die we in het postcoronatijdperk moeten behouden.

 

Klimaatverandering bestrijden op alle niveaus

 

De verwezenlijking in minder dan een decennium van de ambitieuze klimaatdoelstellingen die in het Akkoord van Parijs en in de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties zijn vastgelegd, vereist een groene financiering van een omvang die veel groter is dan wat we tot dusver hebben gezien. De crisis heeft het klimaat helemaal bovenaan de agenda gezet. Ze heeft duidelijk gemaakt dat als we die doelstellingen willen bereiken, er nationaal en internationaal actie moet ondernomen worden via programma’s en initiatieven op hoog niveau. Het doel en de omvang van de markt van de overheidsschuld maken ze ideaal om de klimaatproblemen aan te pakken.

 

Groene obligaties, met een duidelijke structuur voor het gebruik van inkomsten, kunnen gericht zijn op klimaatgerelateerde projecten. Ze kunnen een rechtstreekse impact hebben op het milieu. De emittenten zijn supranationale instellingen, regeringen en overheidsgerelateerde entiteiten en bedrijven die beleggers in staat stellen om een concrete impact in de reële wereld en op alle niveaus te financieren. Dat kan gaan van plannen voor groene investeringen op Europees niveau van de Europese Unie tot duurzamere nationale openbaarvervoersystemen, individuele bedrijfsprojecten voor voertuigen met een lage emissie of nieuwe windparken.

 

De nieuwe regelgeving, de door de Europese Unie geplande uitgifte van groene obligaties en de opkomst van de soevereine markt zullen de transparantie en publicatie van informatie vergroten, de liquiditeit en diversiteit op de markt stimuleren en een bredere waaier van ondernemingen-emittenten aanzetten om meer in te zetten op duurzaamheid.

 

Obligaties met groene voordelen voor elke obligatiebelegger

 

Groene obligaties zijn een courant vastrentend segment geworden waarmee elke obligatiebelegger bij de samenstelling van zijn portefeuille rekening zou moeten houden. Deze liquide en gediversifieerde beleggingen leggen niet alleen de nadruk op de indijking van de klimaatverandering en de aanpassing aan de veranderingen, ze bieden ook vergelijkbare kenmerken als traditionele obligaties en een aantrekkelijk risico-rendementsprofiel.

 

De vraag naar groene obligaties zal wellicht sterk blijven toenemen door de groei van de markt te volgen. Door die positieve vooruitzichten en de hoger dan verwachte uitgifte van groene obligaties sinds begin 2021 zal de uitgifte van groene obligaties voor het hele jaar waarschijnlijk op 400 miljard euro uitkomen. De wereldwijde markt voor groene obligaties zal tegen eind 2021 wellicht ruim boven de drempel van een biljoen euro uitstijgen, tegenover 700 miljard euro eind 2020.

 

De komende twee jaar zal de markt naar verwachting snel blijven groeien, boven de drempel van twee biljoen euro tegen eind 2023.

 

Figuur 1: Globale uitgifte van groene obligaties (in EUR)

 

Green-Bond-Funds-Impact-Report-2020_Graph-1

 

Bron: NN Investment Partners

 

Meer eisen stellen aan impactrapporten

 

Beleggers eisen steeds meer tastbaar bewijs dat hun geld wereldwijd een positief verschil maakt en dat maatregelen worden genomen om milieuproblemen op te lossen. Die trend wordt ondersteund door nieuwe regelgevingen en klimaatstimulansen die een enorme impact zullen hebben op het beleggingslandschap. De norm voor groene obligaties en taxonomie van de EU, die beide deel uitmaken van het actieplan voor duurzame financiën, moeten in 2021-2022 worden geïmplementeerd. Die maatregelen zullen de transparantie en rapportering verbeteren, de kans op greenwashing verminderen en bijdragen tot een verdere rationalisering van de groene investeringen. Door te beleggen in groene obligaties kunnen beleggers een positieve milieu-impact genereren zonder in te boeten qua liquiditeit en rendementen.


Inflatie: ook in groeilanden!

5 Juli 2021

 

 

Inflatie heeft zowel betrekking op ontwikkelde landen als op groeilanden. Inflatie blijft een hot topic, niet alleen in de ontwikkelde markten. De algemene inflatie verrast ook met een stijging in de opkomende markten.

 

Vorige maand bereikte de inflatieverrassingsindex in de groeilanden (de ‘Citi-EM inflation surprise index’), die meet hoe hoog de reële inflatie is in vergelijking met de inflatieverwachtingen in de opkomende markten, zijn hoogste peil in twaalf jaar.

 

 

 

 

Bron: Bloomberg, NN Investment Partners

Welke factoren liggen aan de basis van deze versnelling? Gaan ze aanhouden?

 

De basiseffecten[i] liggen grotendeels aan de bron van deze versnelling. De pandemie heeft in de eerste jaarhelft van 2020 heel wat opkomende markten hard getroffen. Dit gaf de huidige inflatiecijfers een zwakke basis van waaruit ze zijn gestegen.

De lockdownmaatregelen die in vele groeilanden nog steeds van kracht zijn, in combinatie met knelpunten in de toeleveringsketen en een nog trager dan verwachte toegang tot vaccins, dragen ook bij aan hogere en volatielere algemene inflatiecijfers.

Bovendien vormt de duidelijk volatiele component van de voedselprijzen een belangrijk deel van de korven van de consumptieprijsindex (CPI) in verschillende groeilanden.

 

Door de samenloop van deze factoren en de stijgende grondstofprijzen kunnen de inflatiecijfers gemakkelijk verrassen ten opzichte van de marktverwachtingen.

 

Een overgangsfenomeen

 

Toch zouden de meeste van die inflatiefactoren tijdelijk moeten zijn. De economieën in de groeilanden zullen uiteindelijk weer opengaan, maar in een verschillend tempo, terwijl de basiseffecten in het komende jaar zullen afnemen.

Het risico op een meer permanente inflatiedruk blijft bestaan. Maar aangezien een aantal centrale banken in de groeilanden hun rente al hebben verhoogd en de markt in de meeste landen een verdere verstrakking verwacht, lijken de inflatieverwachtingen stevig verankerd.

 

Meer weten over inflatie?

 

Aarzel niet om de educatieve video te (her)bekijken

 

 

Raadpleeg oo

[i] Het basiseffect is het effect dat de keuze van een verschillend referentiepunt voor een vergelijking tussen twee gegevenspunten kan hebben op het resultaat van de vergelijking.

 


Wordt het boomen van de groene uitgiftes de zwanenzang van de ‘greenium’?

28 Juni 2021

 

Wat is een ‘greenium’? Dit woord wordt gevormd door de samentrekking van ‘green’ en ‘premium’. Het is de groene premie die beleggers bereid zijn te betalen aan een bedrijf voor de uitgifte van een groene obligatie (of Green Bond) in vergelijking met deze van een traditionele obligatie met dezelfde kenmerken. Die premie valt te verklaren doordat de vraag van de beleggers naar groene obligaties groter is dan het beschikbare aanbod. Door de hogere aankoopprijs bieden groene obligaties dus een lager rendement dan een traditionele obligatie met dezelfde kenmerken.

 

Een onderwerp van hevige discussie

 

Het bestaan van een ‘greenium’ die groene obligaties duurder maakt dan gewone obligaties, is het onderwerp van hevige discussie. In een markt waar de vraag steeds groter was dan het aanbod, toonden beleggers zich tot voor kort bereid om meer te betalen voor groene obligaties, wat de ‘greenium’ in leven hield. Maar met de opmars van de groene uitgiftes kan daarin verandering komen. De Europese Vereniging van Financiële Markten stelde inderdaad vast dat beleggers in april bijna geen premie betaalden voor groene bedrijfsobligaties, terwijl de gemiddelde ‘greenium’ 9 basispunten bedroeg in 2020.

 

De ‘greenium’ kadert ook in een ruimer debat. Moet het genereren van een positieve milieu-impact noodzakelijkerwijs ten koste gaan van de financiële prestaties? Een recente studie1 bij Scandinavische en Nederlandse beleggers in groene obligaties toont aan dat de meningen verdeeld zijn. 41% van het panel verwacht dat obligaties worden uitgegeven met een ‘greenium’, terwijl 59% minder overtuigd is.

1 Studie uitgevoerd door Kirstein A/S in samenwerking met NN Investment Partners

 

Meer uitgiftes, minder ‘greenium’?

 

Als we de kredietspreads vergelijken die zijn aangepast op basis van de opties van een index van groene obligaties in euro en van een vergelijkbare index van traditionele obligaties, blijkt duidelijk dat de ‘greenium’ sinds midden 2019 kleiner wordt. Het goede nieuws is dat deze trend de emittenten niet heeft ontmoedigd; zij moeten nu een agressievere prijs bepalen voor hun papier in een markt waar groene obligaties minder zeldzaam worden.

 

Volgens Refinitiv haalden ondernemingen uit de markt van kwaliteitsvolle bedrijfsobligaties (of ‘investment grade’) in euro al bijna evenveel fondsen op in de eerste helft van 2021 als over heel 2020. De groene uitgiftes vertegenwoordigen 16% van de totale verkoop van kwaliteitsvolle bedrijfsobligaties in euro, dat is dubbel zoveel als vorig jaar.

 

Green bonds van bedrijven versus traditionele bedrijfsobligaties

 

 

Bloomberg Barclays MSCI Euro Corporate Green Bond Index/ Bloomberg Barclays Euro Aggregate Corporate Index

Bron: Bloomberg


Dieren en financiële markten: de rat voegt zich bij de stier en de beer

 

28 Mei 2021

 

« Bull » en « Bear »

 

De ‘bull market’ (stier) of de ‘bear market’ (beer) vertaalt de opwaartse of neerwaartse trend in een financiële markt.

Een ‘bull market’ is een markt waarvan de koersen stijgen. Omgekeerd spreken we van een ‘bear market’ wan-neer de aandelenprijzen dalen.

De benamingen ‘bull’ en ‘bear’ verwijzen naar de manier waarop deze dieren hun prooi aanvallen. Als de stier komt aanstormen, zet hij de hoorns rechtop, dus van onder naar boven. De beer slaat zijn prooi met zijn poot tegen de grond, van boven naar onder.

 

En … de rat?

 

Onze vooroordelen inzake gedrag zijn misschien wel dieper verankerd dan we denken. Uit een recente studie over hoe ratten reageren op schommelingen van een gesimuleerde ‘beursmarkt’ blijkt dat hun gedrag zeer dicht bij dat van ons ligt. Laboratoriumratten kiezen gaten in een muur. Elk gat staat voor koop-, verkoop- of behoudposities. De ratten worden beloond met wisselende hoeveelheden zoete vloeistof om ‘verlies’ of ‘winst’ te simuleren.

Onderstaande grafiek toont aan dat ratten meestal suboptimaal reageren op een verlies, wat leidt tot inef-ficiëntiepatronen die lijken op het ‘dispositie-effect’ bij mensen. Het dispositie-effect verwijst naar de neiging van beleggers om effecten waarvan de waarde is gestegen te vroeg te verkopen, terwijl ze de effecten waarvan de waarde is gedaald te lang behouden. Ratten willen dus net als wij beloond worden voor winst en zijn te-rughoudend om hun verliezen te verminderen.

 

Dit ‘dierenmodel’ van ons gedrag is niet alleen leuk om aan te halen, het kan ons ook waardevolle informatie verstrekken door te laten zien wanneer en hoe onze veranderende instincten het overnemen van ons rationele oordeelsvermogen. Door inzicht te krijgen in hoe onze ‘dierlijke erfenis’ onze beslissingen beïnvloedt, kunnen we de negatieve effecten ervan beperken en de daaruit voortvloeiende marktinefficiënties benutten.

 

In een ‘beurssimulatie’ reageren ratten suboptimaal op een verlies

 

Bron: Huttunen, A. W., Reeve, H. M., & Bowman, E. M. (2020). Bull, bear, or rat markets: Een ‘beursopdracht’ bij ratten brengt gedragspatronen aan het licht die vergelijkbaar zijn met die van de mens. Journal of Neuroscience, Psychology, and Economics, 13(4), 204–229. De foutbalken geven de standaardfout weer.

 

 

Raadpleeg ook de c


Uitgiften van groene obligaties zetten hun opmars voort

22 April 2021

Met een totaalbedrag van 58 miljard euro hebben de uitgiften van groene obligaties in maart maandrecords gebroken. Dat is representatief voor een bredere tendens: zoals blijkt uit onderstaande grafiek, hebben de uitgiften van groene obligaties sinds 2013 een sneeuwbaleffect. Emittenten worden aangetrokken door deze markt omdat ze hen kan helpen hun groene ambities te financieren en de aantrekkingskracht van obligaties voor beleggers verlaagt de leenkosten. In het licht van deze snelle opmars zullen de uitgiften voor heel 2021 waarschijnlijk 400 miljard euro bedragen.

 

Groei van de wereldwijde uitgiften van groene obligaties sinds 2013 en prognoses voor 2021.

 

Bron: NN Investment Partners

 

Groei zal zich doorzetten

 

We hebben alle redenen om aan te nemen dat de spectaculaire groei van de uitgiften van groene obligaties zich zal doorzetten. De huidige marktdynamiek toont aan dat beleggers bereid zijn om meer te betalen dan normaal om toegang te krijgen tot groene obligaties, die zowel op milieu- als financieel vlak beter zijn dan de traditionele obligaties.

Terwijl de wereld focust op het herstel na de pandemie, geniet de groene transitie meer belangstelling. De regeringen zijn bereid om hun beleid en financieringsplannen aan te passen en de markt van de groene obligaties profiteert van deze nieuwe prioriteiten, zowel op nationaal als op internationaal niveau.

Twee landen met een AAA-rating, Duitsland en Zweden, gaven in de tweede helft van 2020 hun eerste groene obligaties uit en deze trend zet zich door in 2021. Italië sloot zich aan bij de Europese emittenten met de uitgifte van 8,5 miljard euro groene obligaties in maart en Frankrijk deed onlangs zijn tweede uitgifte van groene obligaties. Spanje en het Verenigd Koninkrijk kondigden ook aan dat ze van plan zijn om in 2021 op deze markt te komen.

Andere regio’s zouden moeten volgen

Hoewel Europa de koploper in de markt blijft, stijgen de uitgiften van groene obligaties in de Verenigde Staten en zou de regering-Biden kunnen overgaan tot een uitgifte van groene staatsobligaties. Ook in de groeimarkten kan de uitgifte van groene obligaties toenemen, onder impuls van China, dat koolstofneutraliteit nastreeft tegen 2060. Op het niveau van het supranationale marktsegment zullen de geplande uitgiften in het kader van het herstelplan NextGenerationEU, waarvan 225 miljard euro wordt besteed aan milieuprojecten, de markt een extra impuls geven vanaf 2021.

De ontwikkelingen in de regelgeving zullen ook de integriteit en transparantie van de markt van de groene obligaties versterken aangezien de taxonomie en de normen voor de groene obligaties van het Actieplan voor duurzame financiering van de Europese Unie de lat hoger leggen op het vlak van transparantie en verschaffing van informatie.

 


Wegen naar duurzaamheid in obligaties van opkomende markten

24 Maart 2021

Criteria inzake milieu, maatschappij en governance integreren in beleggingen in obligaties van opkomende markten is geen sinecure. Gegevens- en transparantieproblemen zijn nog steeds gangbaar en veel EMD-beleggers beschouwen ESG-integratie nog steeds als een hindernis voor een sterk rendement. De integratie van ESG-factoren biedt een krachtig instrument om belangrijke risico’s en opportuniteiten te identificeren en te beoordelen. Door verantwoord te beleggen in opkomende markten kunnen beleggers profiteren van sterke rendementen en tegelijkertijd bijdragen aan een duurzamere wereld.

Uitsluiting vermijden

Opkomende markten worden doorgaans geconfronteerd met de grootste financieringstekorten om hun doelstellingen op het gebied van sociale ontwikkeling te bereiken, maar beleggers hebben vaak geen waardering voor de stappen die ze ondernemen om zich te verbeteren. Deze landen uitsluiten op basis van hun huidige duurzaamheidsniveaus kan hun vermogen om zich verder te ontwikkelen beperken. Omgekeerd kunnen EMD-beleggers door de juiste kaders op te stellen en landen te beoordelen op basis van het pad waarop ze zich bevinden en hoe ze zich kunnen ontwikkelen, toegang krijgen tot veel verhalen die verbetering optekenen en tegelijkertijd landen helpen om hun duurzaamheidsdoelstellingen te bereiken.

Hoe beleggen op basis van ESG-criteria?

Verantwoord beleggen in opkomende markten kan een uitdaging zijn vanwege transparantiekwesties en de beschikbaarheid en kwaliteit van gegevens. Hoe beleggen met vertrouwen op basis van ESG-criteria?

Het probleem ligt niet noodzakelijk bij de hoeveelheid gegevens. Landen zijn steeds meer bereid om gegevens openbaar te maken, ze worden steeds toegankelijker. Dit is deels het gevolg van de inspanningen van multilaterale organisaties zoals de Wereldbank en het IMF, en deels van de vraag van beleggers naar meer transparantie en betere gegevens. De moeilijkheid ligt in de gegevenskwaliteit en het vermogen om ze te analyseren en tot de juiste conclusies te komen.

Dit is waar ervaring een rol speelt: de beheerder moet gegevens kunnen beoordelen en vergelijkingen kunnen maken tussen landen. Op die manier kan hij landen belonen die vooruitgang boeken en voorzichtiger omgaan met landen die erop achteruitgaan. Maar het is erg moeilijk om Chili te vergelijken met Ethiopië of Polen met Angola. De beheerder moet in staat zijn in al deze gegevens de gemene deler te vinden en ze met het oog op de toekomst bruikbaar te maken. Gegevens van de Wereldbank of andere externe bronnen lopen vaak minstens een jaar achter, soms wel twee of drie jaar. Die gegevens kunnen wel nuttig zijn als uitgangspunt, maar ze moeten met frequentere beoordelingen gecorrigeerd worden. Op dit vlak speelt ervaring en beheerskwaliteit een sleutelrol.

Vooruitgang en de weg vooruit

De opkomende markten zijn relatief breed en divers. Waar de meeste vooruitgang en momentum op het gebied van ESG-thema’s te zien zijn? En op welke vlakken hebben ze nog een weg af te leggen?

Het is lastig om dit regionaal af te bakenen. De uitgangsbasis zal natuurlijk anders zijn voor Centraal- en Oost-Europ. Voor Afrika of Latijns-Amerika, is het een ander verhaal. Maar wat vooral duidelijk is, is dat er op alle gebieden vooruitgang is geboekt en dat er een groeiend bewustzijn is. Sommige regio’s kunnen door hun geografische situatie of andere beperkingen op bepaalde aspecten achterop hinken, maar de realiteit kan verrassend zijn. Azië heeft bijvoorbeeld de reputatie dat er minder oog is voor milieukwesties, maar China wil tegen 2060 koolstofneutraal zijn en de markt voor groene obligaties is er snel aan het groeien.

De meeste landen boekten snelle vooruitgang, waaronder veel grensmarkten zoals Angola, Kenia en Papoea-Nieuw-Guinea. Er moet ook naar de drie factoren op geaggregeerd niveau kijken: de E, de S en de G. Onderverdelen en opsplitsen leidt tot een onvolledig beeld. Sommige landen boeken vooruitgang op milieugebied, maar lopen achter op maatschappelijke factoren.

De grote uitdagingen bij de integratie van ESG-factoren

Twee grote uitdagingen kunnen worden overwogen. Ten eerste is er het eeuwige dilemma dat landen in de vroegste ontwikkelingsstadia doorgaans de grootste financieringstekorten hebben. Ze hebben kapitaal nodig om hun doelstellingen op het gebied van maatschappelijke ontwikkeling te bereiken: meer veiligheid, beter onderwijs, betere toegang tot zuiver water, enzovoort. Beleggers waarderen niet altijd wat deze landen doen om te verbeteren. Er moet dus een kader opstellen dat gericht is op de situatie in de opkomende markten en dat oog heeft voor het pad dat een land bewandelt, net als de stand van zaken vandaag. Anders worden deze landen eenvoudigweg uitgesloten, en wordt hun het kapitaal ontzegd dat zij nodig hebben om zich te blijven verbeteren.

De tweede uitdaging is dat de beschikbare gegevens vaak verouderd zijn, niet toekomstgericht zijn of bepaalde waarden ontbreken. Opnieuw komt het erop aan om de juiste kaders te bouwen. Regelmatig analyseren is ook cruciaal. Een herziening om de twee jaar ontneemt de belegger kansen die zich voordoen of in de toekomst zullen voordoen. En alleen de landen die nu stappen ondernemen, in tegenstelling tot drie of vijf jaar geleden, worden beloond.

Welk advies aan beleggers?

Welk advies kan worden gegeven aan beleggers in opkomende markten die verantwoord willen beleggen?

De wereld verandert, en dus ook de opkomende markten. Vandaag beleggen mag de analyse dus niet beperken tot governance-factoren zoals de bereidheid en het vermogen van een emittent om te betalen. Ook de milieu- en maatschappelijke criteria moeten worden beoordeeld. De impact van klimaatverandering neemt toe, wat leidt tot veranderingen in de regelgevende omgeving. De Covid-19-crisis bracht daarnaast ook maatschappelijke kwesties aan het licht in de hele wereld. Als landen multilaterale steun willen blijven genieten, moeten ze specifieke verbintenissen aangaan op het gebied van milieu en maatschappij.

En omdat het universum zo divers is, moeten beleggers natuurlijk niet alleen kijken naar de risico’s waarmee landen worden geconfronteerd, maar ook naar de risicobeperkende factoren – bijvoorbeeld het risico op natuurrampen of een terroristische aanval.


Pandemie: welke impact op de groei?

11 Februari 2021

De markten zijn gericht op het economisch herstel, maar op korte termijn blijft de horizon somber. China lijkt de mutaties van het virus onder controle te hebben. Maar voor de rest van de opkomende wereld ligt dat anders.

Ondanks de iets grotere volatiliteit op de financiële markten in de voorbije weken, blijft de risicoappetijt over het algemeen gezond. Het verwachte sterke herstel op langere termijn weegt nog altijd op tegen het negatieve nieuws over het coronavirus. Maar op korte termijn zullen de nog altijd hoge besmettingscijfers in de Verenigde Staten en Europa, de nieuwe infectiehaarden in China en grote tegenslagen in de vaccinatie, vooral in Europa, het voor de regeringen moeilijk maken om de mobiliteitsbeperkingen in de nabije toekomst op te heffen. In een aantal landen is er meer kans op nog grotere beperkingen. Het vooruitzicht van een langere en strengere lockdown heeft een negatieve impact op het bedrijfs- en consumentenvertrouwen.

Positieve verwachtingen op lange termijn Onzekerheid op korte termijn

Ook al zijn de marktverwachtingen voor een economisch herstel in de tweede helft van 2021 niet veranderd, toch blijven de onmiddellijke groeivooruitzichten verslechteren. De vertrouwensindicatoren van de aankoopdirecteurs zijn zwakker in de eurozone. De cyclische indicatoren uit de opkomende landen verzwakken. De vroegtijdige lezing in januari van de samengestelde index voor de eurozone was veel zwakker dan in december en kwam uit op 47,5, ruim onder de neutrale grens van 50. Tegelijkertijd liet de Duitse index Ifo Business Climate zijn sterkste daling sinds april vorig jaar optekenen.  Dat valt te verklaren door de strengere mobiliteitsbeperkingen en de verlenging van de lockdownperiodes. Rekening houdend met de aanhoudende forse toename van de besmettingen en de vertraging in de bevoorrading van vaccins in de Europese Unie, is er weinig hoop dat de beperkingen op korte termijn zullen worden versoepeld. En ook al heeft de verwerkende nijverheid tot dusver blijk gegeven van veerkracht, geholpen door de verschuiving van de wereldwijde consumentenvraag van diensten  naar goederen en het sterke herstel van de Chinese economie, toch zou het recente nieuws over de nieuwe lockdown in China op de veerkracht van de Duitse verwerkende nijverheid kunnen beginnen wegen.

Verschillende succesratio’s in de strijd tegen de pandemie in de groeilanden

De nieuwe coronahaarden in Hebei en andere provincies in Noord-China zijn beperkt gebleven in vergelijking met andere landen of in vergelijking met begin vorig jaar in China. Maar de reactie van de overheid, die hele steden in quarantaine plaatste en afzonderde van de buitenwereld, herinnert eraan hoe kwetsbaar de gezondheidssituatie nog is. De manier waarop China met de pandemie omging, bleek doeltreffend. Het lijkt dus weinig waarschijnlijk dat het virus zich snel zal verspreiden naar grote delen van het land. De overheid is bereid grote inspanningen te leveren om het virus onder controle te houden. De regering heeft de reizen voor Chinees Nieuwjaar in februari al beperkt. Hierdoor zou er minstens 40% minder worden gereisd dan in een normaal jaar. Maar hoewel dit negatief zal zijn voor de vakantiegerelateerde consumptie, kan het ook een stijging van de industriële productie tot gevolg hebben. Migratiewerknemers die niet naar hun geboortestad terug kunnen, zullen aangemoedigd worden om in de plaats daarvan overuren te kloppen.

China en de meeste andere Oost-Aziatische landen blijven het virus onder controle houden. Maar andere regio’s in de opkomende landen zijn er nooit in geslaagd om de toenemende besmettingen aan te pakken. Sommige kampen zelfs met een nieuwe pijnlijke golf. De recente cijfers lijken bijzonder verontrustend in de meeste Latijns-Amerikaanse landen, in Zuid-Afrika en in Indonesië. Dat begint de economische data te beïnvloeden. Vanaf augustus begon de groeidynamiek in de hele opkomende wereld zich sneller dan verwacht te herstellen, maar dit herstel begint stil te vallen (zie grafiek hieronder). Dat is voornamelijk te wijten aan de sneller toenemende besmettingen en de afnemende mobiliteit in landen die de pandemie nooit echt onder controle hadden. Dankzij de situatie in Oost-Azië is het economische herstelpatroon nog niet volledig doorbroken, maar de economische vooruitzichten zijn erop achteruitgegaan door de erger wordende dynamiek van het virus. Dit wordt nog versterkt door het vaccinatieproces dat in een groot deel van de opkomende landen veel trager zal verlopen dan in de VS en Europa. De terugkeer naar een normale situatie na de crisis en het economische herstel zullen waarschijnlijk ook trager verlopen en pas in 2022 weer versnellen.

Dynamiek van de economische groei in de opkomende markten

 

 

Gemiddelde score over 3 maanden – 22 kernmarkten

Bron: NN Investment Partners

 


Wat is adaptief waardebeheer?

28/1/2021

Waardebeleggingen hebben in het turbulente afgelopen decennium aanzienlijk slechter gepresteerd. Maar kunnen aandelenportefeuilles met een waardeaanpak nog altijd beter presteren door een adaptieve benadering. Er zijn drie pijlers van aanpassingsvermogen: aanpassen van vermogensbeheerders van hun eigen voorkeuren, onbedoelde risico’s beheersen en ESG-factoren consequent integreren

Een verloren decennium

De waardeaanpak van aandelenbeleggingen heeft het afgelopen decennium te maken gehad met ernstige structurele tegenwind. Deze seculaire onderprestatie vloeit voort uit verschillende factoren: de onconventionele tools die door centrale banken over de hele wereld worden gebruikt, de technologische verstoring waarmee traditionele waardesectoren worden geconfronteerd en het lage renteniveau en het ontbreken van inflatiedruk. Zelfs bij tegenwind kunnen waardegebaseerde portefeuilles de markt verslaan door zich aan te passen aan de veranderende wereld rondom ons.

Value traps

Aandelenbeheerders met een waardeaanpak hebben nog maar weinig tools over om de turbulentie van het afgelopen decennium op te vangen. Sommigen kozen ervoor om zich te houden aan de traditionele benadering die succesvol was vóór 2007 en die steunde op een ‘buy-and-hold’ filosofie. Vaak betekende dit dat er moest worden gewacht op een ‘mean-reversion’, met het risico op het aanhouden van zogenaamde ‘value traps’. ‘Value trap’ zijn. bedrijven die om een goede reden goedkoop zijn en die door een mank lopend bedrijfsmodel of door ineffectief management slechter dan de markt zullen blijven presteren.

Adaptieve aanpak

Anderen hebben nieuwe tools geïntegreerd in het beleggingsproces, die geldopnames verminderen en tegelijkertijd ’true to style’ portefeuilles met belangrijke waardekenmerken aanhouden. De tweede optie heeft vrij welsprekende resultaten opgeleverd. En doorheen de tijd hebben de betrokken strategieën relatief beter gepresteerd, zelfs met de aanzienlijke tegenwind die de waardebeleggingsaanpak te verduren kreeg. Dit toont aan dat waardegerichte beleggers met een aanpasbare aanpak de markt nog steeds kunnen verslaan. Om deze outperformance ten opzichte van de bredere markt te realiseren, moeten drie belangrijke pijlers van aanpassingsvermogen in het investeringsproces worden geïntegreerd.

Drie pijlers

De eerste pijler is: de aanpassen aan de eigen voorkeuren van vermogensbeheerders. Elke portefeuillebeheerder heeft gedragsgebonden voorkeuren, wat geen probleem is zolang hij of zij dit beseft en deze dan ook op passende wijze compenseert. Uit de analyse van meer dan 10 jaar ervaring met portefeuilleverhandeling is het mogelijk om de gedragsgebonden voorkeuren te distilleren die de prestaties negatief beïnvloeden en ook de gebieden waarin die voorkeuren in de voordeel werken..

 

De tweede pijler is het beheren van onbedoelde macrorisico’s. De portefeuillebeheerders kennen allemaal het absolute risiconiveau in hun portefeuille. Sommigen beseffen echter niet hoe onderliggende elementen bijdragen tot dit risico. Ze slagen er dus niet om het actief te beheren. Door de risicobronnen te analyseren, potentieel onbedoelde macro-economische risico’s te vermijden en het grootste deel van de risicobudget toe te wijzen aan de idiosyncratische (aandelenspecifieke) component, is het mogelijk om de gevoeligheid van de portefeuilles voor onverwachte externe schokken aanzienlijk te verminderd. Deze aanpak belette niet dat de strategieën ’true to style’ bleven omdat ze hun positieve blootstelling aan de waarde- en dividendfactoren behielden, maar op een manier die het macro-economische risico beheerst.

De derde pijler is het gebruik van milieu-, sociale en bestuursfactoren (ESG) om de risico/rendementsverhoudingen te verbeteren. Beheerders van waardeportefeuilles kunnen in hun beleggingsuniversum op zoek gaan naar de aantrekkelijkst gewaardeerde namen. Door alleen elementaire waarderingsscreens uit te voeren, verhoogt evenwel het risico op het binnenhalen van ‘value traps’. Portefeuillebeheerders moeten niet alleen de waardering screenen, maar ook elk bedrijf onderwerpen aan een grondige kwalitatieve beoordeling.

Door het consequent en strikt integreren van ESG-factoren in de beleggingsproces en door het actief verminderen van de blootstelling aan bedrijven met een hoog ESG-risico, is het mogelijk om een betere risico/rendementsverhouding te kunnen bieden. De op normen gebaseerde aanpak voor uitsluiting, betrokkenheid en stemming, in combinatie met de kwalitatieve beoordeling van de relevante ESG-risico’s van een bedrijf en hun potentiële financiële impact, vermindert het opnamerisico voor de Europese en eurozonedividendstrategieën. Het monitoren van ESG-risico’s op portefeuilleniveau biedt een andere risicobeheerslaag die onbedoelde ESG-risico’s beperkt.

De rode draad bij deze drie pijlers is de volgende: door de veranderingen in de beleggingsomgeving te omarmen, kunnen waardeportefeuillebeheerders hun risicogewogen rendementen versterken en tegelijkertijd trouw blijven aan hun stijl. In plaats van vast te houden aan de Waarde 1.0-aanpak die uitstekend werkte vóór de Grote Financiële Crisis, maar die sindsdien een zeer slecht risicogewogen rendement vertoonde, is het heel goed mogelijk om investeringsprocessen aan te passen aan de nieuwe realiteit. Waarde 1.0 is dood; lang leve Waarde 2.0.


Hoe de EU-regelgeving rond duurzaamheid ontrafelen ?

3 December 2020

Europese vermogensbeheerders en adviseurs in financiële markten hebben de komende vier maanden een moeilijke taak voor de boeg. Nieuwe wetgeving die voortvloeit uit het Europese Unie-actieplan voor een groenere economie vereist dat vermogensbeheerders tegen maart 2021 al hun beleggingsproducten classificeren op basis van duurzaamheid.

Een groenere toekomst is een topprioriteit voor de Europese Unie, nu we nog maar tien jaar verwijderd zijn van de streefdatum van 2030 om de milieudoelstellingen van de Overeenkomst van Parijs en de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) van de VN te bereiken. De publieke sector kan niet de volledige last dragen van de enorme investeringen die nodig zijn om deze doelstellingen te bereiken. Bedrijven en financiële instellingen moeten samenwerken met overheden, en om ervoor te zorgen dat ze dat doen, werkt de Europese Unie een uitgebreid wet- en regelgevend kader uit.

Meer transparantie

De verordening betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiële dienstensector is een belangrijk onderdeel van de wetgeving. De SFDR streeft naar meer transparantie over hoe financiële marktpartijen zoals vermogensbeheerders en financiële adviseurs duurzaamheidsrisico’s en -kansen integreren in hun beleggingsbeslissingen en -aanbevelingen. Ze moeten al hun beleggingsfondsen indelen in drie categorieën van duurzaamheid – grijs, lichtgroen en donkergroen – en hun documentatie, marketingmateriaal en rapportering daaraan aanpassen. Deze gestandaardiseerde productlabeling geeft beleggers een beter inzicht in de duurzaamheid van hun beleggingen.

De drie classificaties voor beleggingen zijn:

  • artikel 9, of donkergroen, van toepassing op producten met duurzame doelstellingen;
  • artikel 8, of lichtgroen, van toepassing op financiële producten die milieu- of sociale kenmerken bevorderen in het kader van de brede beleggingsstrategie;
  • artikel 6, of grijs, van toepassing op producten die rekening houden met ESG-risico’s als onderdeel van het beleggingsproces of die expliciet als niet-duurzaam worden verklaard.

Dit proces heeft een grote impact op elke vermogensbeheerder. Een volledige analyse van hun fondsen en mandaten is nodig om ze te kunnen classificeren.

Één taal op het gebied van duurzaamheid

De SFDR zal in maart 2021 in werking treden. Het is een van de uitlopers van het Europese Unie-actieplan voor de financiering van duurzame groei en een groener Europa. Dit plan bestaat uit 10 punten. Het is erop gericht de kapitaalstromen om te leiden naar duurzame beleggingen, duurzaamheid op te nemen in het risicobeheer en transparantie en een langetermijnvisie op de financiële en economische activiteit te bevorderen[1].

Onderdeel van het Europese Unie-actieplan is het tot stand brengen van één taal op het gebied van duurzaamheid, zodat alle deelnemers dezelfde criteria hanteren om de duurzaamheidskenmerken van economische activiteiten te bepalen, te meten en erover te rapporteren. Dit wordt taxonomie genoemd. Voor de uitvoering van het Europese Unie-actieplan zijn ook wijzigingen nodig in de bestaande wetgeving, waaronder MiFID II, BMR en de AIFMD- en UCITS-richtlijnen.[2]

De SFDR is nauw verbonden met twee andere wetgevende documenten, die allemaal deel uitmaken van het Europese Unie-actieplan. De eerste is de Europese Unie-taxonomieverordening, waarin de criteria zijn vastgelegd om te bepalen of specifieke economische activiteiten bijdragen tot milieudoelstellingen. Vermogensbeheerders en andere professionele beleggers moeten voor elk relevant financieel product, met inbegrip van beleggingsfondsen, het deel van de beleggingen vermelden waarmee activiteiten worden gefinancierd die in aanmerking komen voor de taxonomie. De taxonomie richt zich momenteel vooral op milieukwesties. In de toekomst zal ze ook maatschappij- en governancefactoren omvatten.

Betere communicatie

Het tweede wetgevende document, de richtlijn met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie (Non-Financial Reporting Directive – NFRD), bevat strengere en meer gestandaardiseerde eisen in verband met de manier waarop bedrijven niet-financiële informatie rapporteren en hoe ze milieu-, maatschappij- en governancegegevens (ESG) bekendmaken. Sinds 2018 moeten bedrijven niet-financiële overzichten opnemen in hun jaarverslagen. De Europese Unie zal de NFRD herzien om de uitvoering van de EU-taxonomie en de SFDR te ondersteunen.

Europese Unie-actieplan: duurzame groei financieren

Welke gevolgen voor de financiële sector?

Marktpartijen zoals vermogensbeheerders en financiële adviseurs spelen een centrale rol bij de uitvoering van het Europese Unie-actieplan. Ze analyseren wat de bedrijven rapporteren in het kader van de NFRD en nemen deze analyse op in hun beleggingsdocumentatie, publicaties en SFDR-rapportage. De producten die zij aanbieden, behoren tot het toepassingsgebied van de SFDR en dienen ingedeeld te worden in één van de drie bovengenoemde categorieën (donkergroen, lichtgroen of grijs).

Vermogensbeheerders kunnen dus niet langer alleen zeggen dat ze over duurzame fondsen beschikken. Ze moeten dat bewijzen en kunnen aantonen dat hun besluitvormingsproces voor beleggingen, risicobeheer en productpublicaties volledig op elkaar zijn afgestemd

Het concept van duurzaamheid evolueert voortdurend en dat geldt ook voor de Europese Unie-taxonomie en de SFDR. De huidige sterke focus op het milieu kan bijvoorbeeld verschuiven naar meer sociale elementen, zoals inclusie, diversiteit en gezondheid. Naarmate de verschillende wetgevingsniveaus de komende twee tot vier jaar in werking treden, zal ook de marktpraktijk zich ontwikkelen. Dit is veel meer dan alleen een kwestie van onderhoud en compliance. Het is een belangrijke stap op weg naar een sterk, toekomstgericht en groener Europa en mogelijk een blauwdruk voor de rest van de wereld.

Zie ook de rubriek ‘beheer’

[1] Europese Commissie – Actieplan: duurzame groei financieren

Klik om toegang te krijgen tot COM-2018-97-F1-NL-MAIN-PART-1.PDF

[2] Richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten II, Benchmarkverordening, Richtlijn inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstel-lingen, Richtlijn betreffende instellingen voor collectieve belegging

 

 

 


Covid-19: katalysator voor de transformatie van overheden?

10 November 2020

Het coronavirus heeft de samenleving en economieën op hun kop gezet. De bevolking heeft nieuwe manieren van leven en werken gevonden en bedrijven hebben nieuwe manieren van ondernemen bedacht. Ondertussen proberen regeringsleiders van alle politieke kleuren de verspreiding van het virus onder controle te krijgen en tegelijkertijd de economische schade te beperken. Covid-19 staat nu bovenaan de binnenlandse politieke agenda van vrijwel elk land en zou een katalysator kunnen zijn voor een golf van overheidstransformaties. De Covid-19-pandemie zorgt bij veel mensen voor angst, maar ook voor een verlangen naar verandering. Politici kregen te maken met ongekende uitdagingen, maar kregen ook macht. Tegen deze achtergrond identificeert men drie factoren die bestaande trends kunnen versnellen en een katalysator voor verandering kunnen worden.

De nieuw links

Welke beleidsmix in de jaren ‘20 de boventoon zal voeren, hangt af van of de liberale manier van denken van de afgelopen vier decennia zal plaatsmaken voor nationalisten en populisten, of voor een ‘nieuw links’ van progressieve politici. Een andere belangrijke vraag is of we de opkomst van de sterke staat zullen zien, of een voortzetting van de laissez-faire-staat die het economische beleid sinds de jaren tachtig kenmerkt.

De neergang van de globalisering na de financiële crisis van 2008 heeft een vruchtbare bodem gecreëerd voor rechtse populistische leiders die eenvoudige oplossingen boden voor de mensen die door de globalisering zijn achtergebleven. In de nasleep van de pandemie kunnen liberale overheden onder druk komen te staan, omdat de voordelen van globalisering zijn vervaagd en ongelijkheid een acuut probleem blijft. Populistische leiders kunnen ook gevaar lopen, omdat hun afkeer van technocratische leiders vaak hand in hand is gegaan met een slechte beheersing van de pandemie.

Dit zou kunnen leiden tot een soort tegenreactie die de weg vrijmaakt voor progressieve politici, en mensen weer naar de feiten laat kijken. Deze ‘nieuw-linkse’ politici maken vaak deel uit van de groene partijen in Europa. Ze zetten zich in voor een moderne vorm van inclusie, waarbij maatschappelijke kwesties zwaarder wegen, en geven prioriteit aan publieke kwesties zoals gezondheidszorg, milieu, onderwijs en infrastructuur. De algemene beleidsrichting van nieuw links is gericht op gelijke kansen in plaats van op gelijke inkomens.

Sterke staat of laissez-faire?

De recente lockdown-maatregelen hebben de persoonlijke vrijheden aangetast en geresulteerd in het sluiten van grenzen. De pandemie heeft de meeste overheden ook opgezadeld met stijgende werkloosheid en schulden, waardoor de druk om de belastingen te verhogen is toegenomen. Kortom, overheden hebben de laatste tijd veel meer macht uitgeoefend dan in het verleden, en de nieuwe economische uitdagingen vragen ook in de toekomst om meer interventie. Een ‘sterke staat’ kan op twee verschillende gebieden ingrijpen: op het niveau van individuele rechten, of als dominante speler in de binnenlandse economie.

Een nieuwe koude oorlog

De pandemie kan de katalysator zijn voor een koude oorlog tussen de Verenigde Staten en China. Daarmee zou een einde komen aan het naast elkaar bestaan van internationale samenwerking en economische concurrentie tussen de landen en de relatie richting strategische concurrentie en beheersing duwen. De ‘America First’-doctrine van de Amerikaanse president Donald Trump is gericht op het afbreken van de multilaterale orde, die de Verenigde Staten na de Tweede Wereldoorlog zelf hebben helpen opbouwen. De terugtrekking van de Verenigde Staten zorgt voor een machtsvacuüm dat China wel wil opvullen. Als deze trend de boventoon gaat voeren, zullen alle landen een kant moeten kiezen.

Voor Europa zou een nieuwe koude oorlog cruciaal kunnen zijn. De externe dreiging zou de katalysator kunnen zijn voor meer politieke, militaire en economische integratie. De diversiteit van de landen in Europa heeft echter twee implicaties. Ten eerste is het onwaarschijnlijk dat alle Europese landen dezelfde kant zullen kiezen. Ten tweede zal de samenwerking tussen Europese landen voldoende zijn om een unie te creëren die sterk genoeg is om mondiaal te concurreren, maar het is onwaarschijnlijk dat een dergelijke unie het natiestaatmodel de rug zal toekeren en zelf een leidende macht zal worden. De Europese politiek draait van oudsher om het vinden van het juiste evenwicht.

 


Wat is een beleggingsfonds?  

1/10/2020

Het is een soort gemeenschappelijke pot waarin veel investeerders geld samen brengen. De beheerder van het belegt dit kapitaal volgens een bepaalde strategie. Steven Steyaert, Client Portfolio Manager van NN Investment Partners, vertelt hier meer over.


Moet ik beleggen via een beleggingsfonds of via een Tak23-beleggingsverzekering?

2/9/2020

Wat is het verschil tussen deze twee soorten beleggingen?  Welke past het beste bij mijn beleggingsprofiel ? Bart Gielis, Accountmanager van NN Investment Partners, vertelt hier meer over.

 


Hoe wordt de waarde van een fonds bepaald?

4/8/2020

Wat is de netto-inventariswaarde en hoe wordt het berekend? Bart Gielis, Accountmanager van NN Investment Partners, vertelt hier meer over.


Wat zijn small en mid caps?

3/6/2020

Wat betekent dit? Carine Goolaerts, Senior Marketing Manager van NN Investment Partners, vertelt hier meer over.


Wat is een converteerbare obligatie?

6/5/2020

Een converteerbare obligatie is een obligatie die het recht geeft om deze obligatie in aandelen om te zetten. Carine Goolaerts, Senior Marketing Manager van NN Investment Partners, vertelt hier meer over.


Wat zijn de risico’s van fondsbeleggen?

3/4/2020

De risico is gelinkt aan de volatiliteit van een belegging. Dit betekent de maat waarin de koers van je belegging schommelt. Bart Gielis, Accountmanager van NN Investment Partners, vertelt hier meer over.


Wat is ‘duration’?

2/3/2020

Duration komt overeen met de gewogen gemiddelde looptijd van een obligatieportefeuille. Carine Goolaerts, Senior Marketing Manager van NN Investment Partners, vertelt hier meer over.


Benchmark, referentie-index, beursindex …

3/2/2020

Wat betekent dit? Carine Goolaerts, Senior Marketing Manager van NN Investment Partners, vertelt hier meer over.

___________________________________________________________

Welk rendement kan ik verwachten indien ik in een fonds beleg?

3/1/20

Het rendement bij een beleggingsfonds is vooraf niet gekend. Maar er zijn enkele factoren die u helpen het potentiële rendement van een fonds te evalueren.

__________________________________________________________

Een keuze maken tussen verschillende fondsen

2/12/19

Een keuze maken tussen de vele fondsen die beschikbaar zijn, hoe begin ik daar aan?

__________________________________________________________

Wat kost beleggen in fondsen?

6/11/2019

Het is belangrijk om een goed overzicht te hebben van de kostenstructuur van een fonds wanneer u besluit te beleggen. Ontdek welke kosten verbonden zijn aan een beleggingsfonds.

__________________________________________________________

Is beleggen iets voor mij?

3/10/2019

Sparen lijkt op het eerst gezicht veiliger dan beleggen. Maar sparen brengt weinig op. Ontdek hoe beleggen een goed alternatief kan zijn.

__________________________________________________________

Wat is Green Bonds?

2/9/2019

We horen vaak spreken over Green Bonds. Wat houdt dat precies in? Carine Goolaerts, Senior Marketing Manager van NN Investment Partners, vertelt hier meer over.

_____________________________________________

Cyclische en defensieve waarden

1/8/2019

We lezen en horen veel over cyclische en defensieve waarden maar… wat is juist het verschil tussen beide?

____________________________________________

Wat is inflatie?

3/7/2019

Men heeft het vaak over inflatie. Wat is dat en hoe beïnvloedt het de economische groei? Carine Goolaerts, Senior Marketing Manager van NN Investment Partners, vertelt hier meer over.

_____________________________________________

Wat zijn de fiscale voordelen van beleggen in een pensioenspaarfonds?

3/6/2019

Een pensioenspaarfonds biedt je een unieke gelegenheid om je toekomstig pensioen voor te bereiden en tegelijk nu al van een belastingvoordeel te genieten. Carine Goolaerts, Senior Marketing Manager van NN Investment Partners, vertelt hier meer over.

_____________________________________________

Wat is het verschil tussen actieve en passieve beleggingsfondsen?

2/5/2019

Het grootste verschil ligt in de filosofie van het beheer. De actieve fondsbeheerder streeft naar een beter rendement dan de referentie-index (de benchmark), terwijl de passieve fondsbeheerder gewoon de referentie-index volgt.
In dit filmpje legt NN Investment Partners u het verschil uit tussen deze twee beheersvormen.

_____________________________________________

Wat zijn de voordelen van fondsbeleggen?

16/4/2019

Beleggen in een fonds biedt verschillende voordelen. Steven Steyaert, Client Portfolio Manager van NN Investment Partners, vertelt hier meer over.

____________________________________________

Wat is de “Essentiële Beleggersinformatie”?

26/3/2019

Wanneer u een beleggingsfonds koopt, verwijst uw adviseur naar essentiële beleggersinformatie. Maar wat is het precies?
Laurent Lemmerling, Senior Business Development Manager van NN Investment Partners, vertelt hier meer over.

_____________________________________________

Wat zijn obligaties van groeimarkten?

13/2/2019

Groeimarktobligaties vormen een van de boeiendste en sneelst groeiende markten vandaag. Maar wat zijn het precies?

_____________________________________________

Duurzaamheid in een Multi-Asset aanpak

2/1/2019

Beleggingsmarkten bieden opportuniteiten, maar zijn soms ook wispelturig. In de huidige lage renteomgeving zochten vele beleggers de afgelopen jaren hun toevlucht tot gemengde beleggingsfondsen. Maar ook duurzaam beleggen is de voorbije jaren een volwassen thema geworden onder beleggers. Beide zijn perfect combineerbaar. Steven Steyaert, Client Portfolio Manager van NN Investment Partners, vertelt hier meer over.

Maken sociale media van mij een betere belegger?

20/12/18

Twitter, Facebook, Youtube, … Tegenwoordig kan je overal aan informatie komen. Ook ik ben hypergeconnecteerd. Maar maken sociale media van mij een betere belegger?

_____________________________________________

Green Bonds: positieve bijdrage aan het milieu

9/11/2018

Wereldwijd zien we een toenemende vraag van particulieren en institutionele beleggers naar duurzaam en milieuvriendelijk beleggen. Beleggers willen een positieve, directe en meetbare impact hebben op het milieu. Green Bonds voldoen aan deze behoefte en zijn een interessante beleggingsvorm. Bram Bos, Lead Portfolio Manager van NN Investment Partners, vertelt hier meer over.

_____________________________________________

Op weg naar een meer duurzaam leven

oktober 2018

Duurzaamheid is in volle beweging en ook vanuit beleggers groeit de belangstelling. Maar welke stappen worden ondernomen om duurzaam te leven en welke rol is er voor beleggers weggelegd?

________________________________________

Hoe beïnvloedt de olieprijs mijn beleggingen?

5/9/2018

Bewegingen in de olieprijs hebben uiteraard een directe impact op olieproducerende bedrijven en landen. Maar hoe beïnvloedt de olieprijs mijn beleggingen?

_____________________________________________

Vanaf welk bedrag kan ik in een fonds beleggen?

6/8/2018

Vaak denken de mensen dat je veel geld nodig hebt om in een fonds te beleggen. Maar het is helemaal niet noodzakelijk om over een groot startkapitaal te beschikken.

_____________________________________________

Hoe komt het dat obligatiefondsen kunnen dalen?

2/7/2018

Voor veel beleggers staan obligatiefondsen synoniem voor veilige beleggingen. Maar kan ook de waarde van een obligatiefonds zakken. Welke factoren kunnen zo’n daling verklaren?

_____________________________________________

Wat is volatiliteit?

8/6/2018

Op de financiële markten wordt er vaak gesproken over volatiliteit. Wat is dat eigenlijk en hoe zit dat bij fondsen?

______________________________________________

Wat is het verschil tussen fondsen en Beveks?

15/5/2018

We lezen en horen veel over fondsen en BEVEKS maar… wat is juist het verschil tussen beide?

___________________________________________

Op welke manier kan ik via een fonds beleggen in vastgoed?

4/4/2018

Belgen hebben altijd al een baksteen in de maag gehad. Voor hun investeringen grijpen ze dus vaak terug naar de aankoop van vastgoed. Maar wist u dat u ook via een beleggingsfonds in vastgoed kunt beleggen?

___________________________________________

Houden beleggingsfondsen rekening met groeilanden?

2/3/2018

Brazilië, China, India … de zogenaamde groeilanden, hebben een lager inkomen per inwoner maar groeien doorgaans wel sterker dan de industrielanden. Ze zijn over het algemeen ook volatieler (de koersen schommelen dus meer).

Hoe kunt u dan in die landen beleggen?

_____________________________________________

Beleg ik beter alles in één keer of gespreid in de tijd?

2/2/2018

Tenzij u een kristallen bol hebt, is het erg moeilijk om te bepalen wat het ideale moment is om uw fonds te kopen. Wat is dus de beste aankoopstrategie?

_____________________________________________

Welke parameters kunnen mij helpen bij de keuze van mijn fonds?

11/1/2018

Hoe maakt u een keuze uit het aanbod fondsen?

In dit filmpje vertelt NN Investment Partners waar u allemaal rekening mee moet houden.

_____________________________________________

Hoe kan een fonds mij helpen om mijn toekomstig pensioen opbouwer?

22/12/2017

Wanneer u met pensioen gaat, nemen uw inkomsten een fikse duik. Het legale pensioen bedraagt immers maar een klein deel van uw laatste salaris.

Dankzij extralegale pensioensystemen, zoals pensioensparen, kunt u dat inkomstenverlies toch tot op zekere hoogte opvangen.

In dit kort filmpje legt NN Investment Partners uit hoe u uw pensioen optimaal voorbereidt.

_____________________________________________

Hoe kan ik het rendement van mijn belegging opvolgen?

Wanneer u belegt, hoopt u uiteraard op een rendement. Het is dus belangrijk dat u de evolutie van uw beleggingen gemakkelijk kunt opvolgen.
In dit filmpje vertelt NN Investment Partners u waar en hoe u die informatie snel terugvindt.

_____________________________________________

Hoelang moet ik mijn geld kunnen missen wanneer ik in een fonds beleg?

14/08/2017

U spaart misschien voor uw pensioen, de studies van uw kinderen of uw bouwplannen … U denkt dus op de middellange tot lange termijn.
Hetzelfde geldt bij beleggen. Het is belangrijk dat u rekening houdt met uw beleggingshorizon om te bepalen welke belegging het best bij u past.
In dit filmpje vat NN Investment Partners de elementen samen waar u bij uw keuze rekening mee moet houden.

______________________________________

Kapitalisatie- of distributiedeelbewijs? Wat kiest u?

17/7/2017

Wanneer u belegt, hoopt u uiteraard op een rendement. Maar wat gaat u met dat rendement doen? Wilt u dat het verder oploopt of ziet u het liever jaarlijks uitbetaald?
In dit filmpje helpt NN Investment Partners u de juiste keuze te maken tussen een kapitalisatie- of een distributiedeelbewijs.

___________________________________________________________

Mijn beleggingsfonds verkopen … maar welke kosten komen daarbij kijken?

12/6/2017

Beleggen in fondsen kan je overwegen om wat kapitaal op te bouwen. Maandelijks of jaarlijks stort je dan een bepaalde som geld in het fonds, dat op zijn beurt door de beheerder van het fonds belegd wordt in financiële instrumenten zoals aandelen en obligaties. Maar stel dat je onverwacht geld nodig hebt of dat je gewoon van het opgebouwde kapitaal wilt genieten. Kan je dan zomaar je geld terug krijgen? En zo ja, welke kosten komen daarbij kijken? Aan de hand van deze video, beantwoordt NN Investment Partners deze vragen.

Het risico van een fonds begrijpen dankzij één video

3/5/2017

Beleggen in fondsen is niet zonder risico en er bestaan grote verschillen tussen fondsen. Om u te helpen het risico van een fonds in te schatten, legt NN Invetsment Partners u in deze video het begrip ‘risico’uit en hoe het de rendement van je fonds kan beïnvloeden.

______________________________________________________________

Het rendement van je fonds inschatten : Een paar eenvoudige regels

15/3/2017

Beleggen in fondsen kan je zeker overwegen om een kapitaal op te bouwen om bepaalde financiële doelen te bereiken. Maar welk rendement kan je behalen wanneer je in een fonds belegt? In tegenstelling tot een spaarrekening of een kasbon is het rendement bij een fonds vooraf niet gekend. Het rendement uit het verleden kan je gebruiken om een idee te krijgen van de beleggingsfondsen waarin je geïnteresseerd bent, maar het vormt geen garantie voor het rendement in de toekomst. Om het mogelijke rendement van een fonds in te schatten gelden een aantal vuistregels.

______________________________________________________________

Kleine herinnering rond verantwoord beleggen

Verantwoord beleggen bestaat uit drie pijlers. De beleggers van SRI fondsen doen hun rechten als aandeelhouder gelden door gebruik te maken van hun actief stembeleid. Vervolgens integreren ze ESG factoren (milieuvriedenlijke, sociale en deugdelijk bestuur) in hun beleggingsproces. Ze sluiten ook alle ondernemingen uit die betrokken zijn bij de productie en/of commercialisatie van controversiële wapens.

__________________________________

“Whatever it takes”

Door Valentijn van Nieuwenhuijzen, Hoofd Multi-Asset, bij NN Investment Partners

31/3/2016

De ECB verlaagde onlangs opnieuw haar rentetarieven. Onder marktvolgers is er al enige tijd een levendige discussie of het verder verlagen van de rente – zelfs tot in negatief niveau – nog veel effect heeft. Een groot deel van de staatsobligaties in Europa handelt tegen negatieve rentes, wat kopzorgen oplevert voor veel beleggers. Pensioenfondsen zien hun dekkingsgraden dalen en spaarders krijgen steeds minder rente over hun tegoeden.

In de afgelopen maanden kwamen ook de banken weer onder druk te staan; door de dalende rentemarges dalen de inkomsten. De zorgen dat het ontluikende herstel van de kredietverlening in de eurozone in de knop zou worden gebroken namen toe. De centrale bank heeft deze zorgen onderkend en komt met maatregelen die de kredietverlening moeten stimuleren. Door middel van nieuwe TLTRO’s (‘targeted long-term refinancing operations’) worden banken die meer krediet gaan verlenen daarvoor beloond.

De ECB tracht zo de economie een nieuwe impuls te geven, door het aanbod van krediet te stimuleren. Echter, de vraagzijde van de economie blijft nog altijd achter. De consument is meer gaan besteden en heeft tot nu toe het herstel van de economie voor een belangrijk deel gedragen. Investeringen van bedrijven zijn achtergebleven, mede omdat zij nog weinig groeiperspectieven zien. Bovendien is er nog altijd sprake van overcapaciteit in de economie, dus waarom zouden zij investeren als de vooruitzichten op hogere groei zo beperkt zijn?

Een duwtje in de rug
Bemoedigend waren de economische groeicijfers over het vierde kwartaal, waaruit bleek dat de groei van de investeringen aantrekt. Mede door de onzekere economische omgeving lijkt het nu de hoogste tijd voor een extra duwtje in de rug. Dat is iets waar de ECB in directe zin niet veel aan kan doen. Overheden echter wel. Nu de bodem van de gereedschapskist van de ECB in zicht is, is het aan overheden om de groei te stimuleren. Zij kunnen al geruime tijd tegen zeer aantrekkelijke rentes geld lenen – sommige krijgen zelfs geld toe – waardoor het juist nu zo aantrekkelijk is om te investeren.

Mario Draghi heeft met zijn “whatever it takes” in juli 2012 en de daaropvolgende reeks maatregelen aangetoond dat het hem en de ECB menens is de eurozone in veilige haven te loodsen. Hij hamerde er echter ook altijd op dat overheden ook hun steentje moeten bijdragen in de vorm van hervormingen en investeringen. Tot nu toe zijn zij schromelijk in gebreke gebleven. Dit terwijl de ultra-lage renteomgeving een unieke kans biedt om te investeren in onderwijs, in duurzame energie en in verschillende vormen van infrastructuur. Op deze manier zou zowel het cyclisch momentum, op de korte termijn, als het economisch groeipotentieel op de lange termijn een belangrijke impuls krijgen. Het zou tevens een sterke aanjager zijn voor de private investeringen. De kosten voor rente en aflossing stijgen daarbij nauwelijks. Sterker nog, overheden die zichzelf tegen negatieve rentes kunnen financieren worden betaald om te investeren in hun eigen toekomst!

De vraag is nu; wie komt er als eerste over de brug en geeft het goede voorbeeld. Een eurozone-breed gecoördineerd actieplan zou uiteraard het meest wenselijk zijn. Echter, een bekend Europees politicus heeft nog niet zo lang geleden geroepen “wir schaffen das” en we weten allemaal wat dat tot nu toe heeft opgeleverd…

_________________________

De markten hangen erg sterk aan de steun van de centrale banken

1/2/2016

De markten zijn dit jaar steeds volatieler geworden en lijken veel meer te worden gedreven door het beleggerssentiment dan door economische fundamentals. In de afgelopen jaren zijn de markten zeer sterk gaan hangen aan de steun van de centrale banken en hun reactie op veranderingen in het monetaire beleid is onvoorspelbaar en vaak drastisch.

We zagen dit jaar enkele goede voorbeelden. De centrale bank van China droeg bij aan het verhogen van de marktvolatiliteit door de plotselinge devaluatie van de renminbi op 11 augustus. Vervolgens weigerde zij om honderden miljarden dollars in de markt te blijven pompen om deze te stabiliseren. Op 24 augustus, ‘Zwarte Maandag’, leverden de Chinese aandelenmarkten op één dag bijna 9% in. De turbulentie op de Chinese markt werd ook overzee gevoeld. Op Zwarte Maandag verloor de Dow Jones bij opening 1.000 punten, de grootste daling ooit.

Het meest recente voorbeeld dateert van 3 december, de dag waarop ECB-voorzitter Mario Draghi extra stimuleringsmaatregelen aankondigde om de economie en de inflatie in de eurozone op te krikken. De markten hadden echter ‘Super Mario’ in gedachten, de centrale bankier die had laten zien dat hij de toch al hoge marktverwachtingen kon overtreffen. In september en oktober had Draghi gezinspeeld op ‘QE2’, een uitbreiding van het obligatie-opkoopprogramma van de ECB, deels om de potentiële dreiging van de problemen in China voor de economie van de eurozone af te wenden. Gezien de status van Draghi rekenden de markten er dan ook op dat de centrale bank op de vergadering van december een aanzienlijk pakket aan extra stimuleringsmaatregelen bekend zou maken. Super Mario bleef dit keer echter in gebreke en voldeed niet aan de marktverwachting. Dit resulteerde in dalende aandelenmarkten, een oplopende euro en, in het bijzonder, een sterke stijging van de rente op staatsobligaties. De rente op de Duitse tienjarige Bund liep in enkele uren tijd met liefst 20 basispunten op, een stijging van bijna 50%!

Het mag duidelijk zijn dat zo’n zeer volatiele omgeving beleggers voor grote uitdagingen stelt. We hebben heel wat voorbeelden gezien van centrale banken die moeite hebben om hun bedoelingen over te brengen aan de markten. Het is niet onwaarschijnlijk dat er meer voorbeelden zullen volgen. Met het oog op portefeuillerisicomanagement benadrukken dit soort voorvallen het belang van een weloverwogen, onbevooroordeelde en actieve assetallocatie. Vanwege de genoemde flinke stijgingen van de volatiliteit kiezen steeds meer beleggers ervoor om hun allocatiebeslissingen uit te besteden aan gespecialiseerde multi-asset-teams.

__________________________________

Wat zijn de voordelen van Multi-asset-strategieën?
22/12/2015

Een van de belangrijkste redenen waarom multi-asset-beleggen aantrekkelijk is, zijn de over het algemeen lage rentes. Als gevolg van de financiële crisis hebben centrale banken over de hele wereld hun rentes verlaagd en buitengewone versoepelingsmaatregelen genomen. In dit klimaat proberen veel beleggers in te spelen op het effect dat overvloedige liquiditeit zal hebben op toekomstige rendementen in de verschillende beleggingscategorieën.

Anders dan een positionering op basis van fases in de conjunctuur- of kredietcyclus of algemene “risk-on/risk-off” bewegingen, creëert overvloedige liquiditeit een klimaat waarin zowel risicovolle als veilige beleggingen goed presteren. In feite zorgt het ervoor dat alle beleggingen met een claim op toekomstige kasstromen het goed doen. Dit kan gaan om coupon- of dividenduitkeringen die ervoor zorgen dat de eigenaar van de belegging op langere termijn een beter rendement behaalt dan op een kaspositie. Dit betekent dat veilige categorieën (staatsobligaties), ”yield plays” (credits en vastgoed) en groei-beleggingen (aandelen) in het algemeen allemaal goed presteren zodra er sprake is van een grote toestroom van liquiditeit naar de markten.

Men zou kunnen stellen dat sinds de markten ervan overtuigd raakten dat de Europese Centrale Bank en de Bank of Japan net als de Federal Reserve bereid zijn om het liquiditeitswapen vol in te zetten om het economische systeem nieuw leven in te blazen, liquiditeit een van de meest dominante krachten op de financiële markten is. Sinds de beroemde toespraak van Mario Draghi op 26 juli 2012 over de potentiële ECB-maatregelen om de euro te ondersteunen (“whatever it takes”), en de politieke en beleidsmatige veranderingen in Japan na de verkiezingszege van Shinzo Abe later in 2012, was duidelijk dat de drie grootste centrale banken in de wereld bereid waren om alle mogelijke liquiditeitswapens in te zetten om de wereldwijde deflatierisico’s tegen te gaan. Zowel aandelen als vastgoed stegen cumulatief met meer dan 50% vanaf het moment dat de liquiditeit werd opgevoerd, terwijl Duitse Bunds met iets minder dan 20% zijn gestegen.

Uit het bovenstaande blijkt dat beleggen in meerdere beleggingscategorieën kan zorgen voor aantrekkelijke rendementen. Maar de rentes op staatsobligaties zullen naar verwachting in de nabije toekomst laag blijven en dus weinig rendementspotentieel bieden. Liquiditeit zal waarschijnlijk een dominante factor blijven. Hoewel de Fed de rente al in december zou kunnen gaan verhogen, wordt algemeen verwacht dat het een zeer geleidelijk rentepad zal zijn. ECB-voorzitter Draghi heeft gezinspeeld op een verlenging van de kwantitatieve versoepeling (“QE”) in december, terwijl ook de BoJ naar verwachting verder zal versoepelen.

Door de lage obligatierentes hebben doorgaans behoudende beleggers beperkte mogelijkheden om te beleggen. Grote institutionele beleggers zoals pensioenfondsen, die traditioneel een relatief groot deel van hun portefeuille in staatsobligaties beleggen, worden vanwege hun actuariële doelen bijvoorbeeld gedwongen om op zoek te gaan naar hoger renderende alternatieven. Men kan stellen dat de groep conservatieve beleggers alleen maar groter zal worden, gegeven factoren zoals demografische veranderingen, strengere regelgeving en de collectieve herinnering aan de financiële crisis van 2008, waardoor het vermogen en/of de bereidheid om risico te nemen bij beleggers die voorheen een hogere risicobereidheid hadden, is afgenomen.

Flexibele multi-asset-strategieën bieden traditionele obligatiebeleggers een alternatief. Ze bieden toegang tot een bredere waaier aan rendementsmogelijkheden, terwijl het totale portefeuillerisico wordt beperkt. Beleggers met een bescheiden risicoprofiel zouden dan ook beter af zijn als zij een deel van het renterisico in hun obligatieportefeuilles zouden omruilen voor een potentieel beter beloond risico in andere beleggingscategorieën, zonder dat het totale portefeuillerisico toeneemt. Multi-asset-fondsen streven naar aantrekkelijke rendementen bij een risiconiveau dat vergelijkbaar is met dat van een gespreid obligatiefonds.

_____________________________________________

Obligaties: wel of niet beleggen?

23/9/2015

Er is één vraag die al enkele jaren steeds opnieuw wordt gesteld – of men (nog) belegd moet zijn in wereldwijde obligaties. We kunnen de redenen om voorzichtig te zijn ten aanzien van de vooruitzichten voor deze obligaties indelen in drie hoofdcategorieën.

De eerste reden tot bezorgdheid is dat de obligatiekoersen al gedurende een lange periode zijn opgelopen, dus op een gegeven moment moeten deze gaan dalen. Het is onwaarschijnlijk dat de koersen voor eeuwig blijven stijgen, maar – zoals blijkt uit onderstaande grafiek – die conclusie hadden we ook vijf, tien of vijftien jaar geleden kunnen trekken.

par défaut 2015-09-16 à 09.03.01Moet wat omhoog gaat ook weer naar beneden? De voortdurende daling van de obligatierentes in de afgelopen decennia is hoe dan ook intrigerend. Een verklaring voor deze rentedaling is te vinden in wat experten als een ‘seculiere stagnatie’ omschrijven. Het onderliggende probleem daarbij is dat het reële renteniveau, wat sparen en investeren bij volledige werkgelegenheid in balans zou brengen, fors negatief kan zijn. Volgens ons is deze verschuiving in de balans tussen sparen en investeren voor een groot deel het gevolg van demografie. In de afgelopen decennia is het aantal mensen dat ‘vooral spaart’(ruwweg tussen 25 en 65 jaar) als percentage van de totale bevolking gestaag toegenomen, wat leidt tot een grote voorkeur voor sparen versus investeren. Op dit moment is die verschuiving echter grotendeels voorbij, wat suggereert dat de rentedaling bijna ten einde is.

Een tweede reden tot bezorgdheid is dat hogere koersen bij obligaties duiden op lagere rentes, en de rentes kunnen niet lager zijn dan nul. Tenminste, dat is wat we tot voor kort dachten. Op dit moment biedt ongeveer 20% van de obligaties binnen de indices voor eurostaatsleningen een negatief rendement. Eerder dit jaar was dit zelfs bijna 30%. De rentes zijn nog steeds erg laag en rond 1,7% – het huidige rendement van de Barclays Global Aggregate-index – lijkt het opwaartse potentieel van de rentes (of het neerwaartse potentieel van de koersen) veel groter dan het tegenovergestelde. Dit klopt voor een deel wel, maar we moeten niet vergeten dat de Japanse tienjaarsrente van 1,8% aan het begin van deze eeuw ‘belachelijk’ laag werd gevonden. In de daaropvolgende 15 jaar kwam de Japanse tienjaarsrente zelden boven die 1,8% uit. Terugkijkend begrijpen we allemaal dat de economische fundamentals deze lage obligatierentes rechtvaardigden.

Dit brengt ons op de derde reden: waardering. Dit lijkt de enige juiste manier om de vooruitzichten voor wereldwijde obligaties te beoordelen. Helaas is het ook de meest subjectieve manier. Zelfs zonder kwantitatieve versoepeling laten modellen die het correcte renteniveau inschatten op basis van traditionele factoren als economische groei, inflatie en de officiële beleidsrentes erg verschillende waardes zien, afhankelijk van iemands visie op deze variabelen. Daar komt bij: met hoeveel moet dit ‘fair value’-renteniveau worden verlaagd, om rekening te houden met het erg lage aanbod aan staatsobligaties? Het aanbod aan nieuwe uitgiftes in staatsobligaties, verminderd met de opkopen van de centrale banken, zal in 2015 vrijwel nul zijn in de vier grote ontwikkelde economieën; dit is het kleinste aantal sinds begin deze eeuw.

Alles bij elkaar gaan we voor de komende zes tot twaalf maanden uit van slechts licht hogere obligatierentes. De demografische ontwikkeling op de lange termijn zal voor obligaties waarschijnlijk negatief in plaats van positief zijn. Dit is echter een zeer geleidelijk proces, en niet iets dat de obligatierentes volgend jaar sterk zal opstuwen. Verder zijn de obligatierentes weliswaar zeer laag, maar we zien goede redenen voor een aanhoudend klimaat van ‘lagere rentes gedurende langere tijd’- de enorme obligatieopkopen van de centrale banken zijn daar een voorbeeld van.

Tot slot nog iets over een van de belangrijkste zorgen op de financiële markten – de renteverhogingen van de Fed. We willen benadrukken dat de impact van Amerikaanse renteverhogingen niet moet worden overschat. Zo zal de Fed de rente waarschijnlijk verhogen als de economie het goed doet, wat positief is voor de risicopremies op bedrijfsleningen. Ervan uitgaande dat de Amerikaanse tweejarige swaprentes – een richtsnoer voor de verwachte Fed-rente – in de komende twee jaar met 250 basispunten zullen stijgen, zal de rente op de Barclays Global-index naar schatting met circa 1,0% toenemen (op basis van historische relaties). Dit zal op de koersen wegen. Inclusief de couponopbrengst leidt dit tot een totaalrendement van -1,0% per jaar. Slecht, maar niet desastreus. Elk obligatiefonds met een meer progressief actief rendementsprofiel moet het totaalrendement weer in de positieve cijfers kunnen krijgen.

_____________________________________________

Beleggen in obligaties en het belang van de rentestand

9/6/2015

De rente bevindt zich momenteel op een historisch laag niveau. Dat is positief voor de waarde van (staats)obli­gaties. Obligaties zijn leningen van landen of bedrijven, waarvan het rendement bestaat uit de couponrente en de waardeontwikkeling. De verwachting is dat de rente op langere termijn weer licht gaat stijgen. Als u belegt in obligaties of dat wilt gaan doen, is het van belang dat u op de hoogte bent van de gevolgen van een mogelijke rentestijging op uw beleggingen. Een stijgende rente op de kapitaalmarkt kan namelijk negatief uitpakken voor de waarde van obligaties.

De waarde van obligaties beweegt omgekeerd aan de rente

Als de rente stijgt of daalt, verandert de waarde van uw obligaties. De waarde is veelal omgekeerd evenredig aan de rente. Dat betekent dat de waarde daalt als de rente stijgt en vice versa. De afbeelding hieronder laat het verband zien tussen rente en waarde. De verzameling kleine stenen links is de rente, de grote steen rechts de waarde: een kleine verandering aan de linkerkant (de rente), heeft een groot effect op de rechterkant (de waarde). Dat geldt ook andersom.

Een voorbeeld: U koopt in 2015 voor 1000 euro een obligatie met een looptijd van 10 jaar en een couponrente van 3 procent. De couponrente is gelijk aan de rente op de kapitaalmarkt van dat moment. Dat betekent dat u de komende 10 jaar ieder jaar een couponrente ontvangt van 3 procent van 1000 euro = 30 euro per jaar. Aan het einde van de looptijd, in 2025, ontvangt u uw invest­ering van 1000 terug.

Als in de tussentijd de rente op de kapitaalmarkt stijgt tot 4 pro­cent, worden er in de markt obligaties verkocht met een coupon­rente van 4 procent. U blijft op uw obligaties nog steeds 3 procent rente ontvangen. Als u uw obligatie dan wilt verkopen aan iemand anders, dan bieden kopers u een lagere prijs, omdat uw obligatie nu een lagere rente biedt dan de nieuwe papieren op de markt. De waarde van de obligatie daalt dus.

Andersom stijgt de waarde als de rente op de markt in de tus­sentijd daalt. Als de rente in 2019 2 procent bedraagt, brengt uw obligatie nog steeds een jaarlijkse rente van 3 procent op. Andere beleggers zijn dan bereid om meer geld neer te tellen voor uw obli­gatie, omdat die meer opbrengt dan de nieuwe obligaties die worden uitgegeven.

Wat gebeurt er met obligatiefondsen?

De gevolgen van een rentestijging zijn voor obligatiefondsen groter dan voor losse obligaties. Als u belegt in losse obligaties en u houdt de papieren tot het einde van de looptijd, krijgt u in princ­ipe uw oorspronkelijke investering terug. In een obligatiefonds combineert de fondsmanager meerdere obligaties van verschei­dene uitgevers en belegt u daarin samen met honderden andere investeerders.

Als de rente stijgt, zullen sommige van uw medebeleggers hun belang in het fonds verkopen om zich te beschermen tegen ver­dere rentestijgingen en waardedalingen. Daardoor zal de fonds­manager gedwongen worden om obligaties tegen marktprijs te verkopen. De prijs zal op dat moment, zoals boven uitgelegd, lager liggen dan uw oorspronkelijke investering. Daardoor daalt ook de waarde van het totale fonds.

Hoe kan een obligatiebelegger zich indekken?

Men verwacht dat de rente in Europa nog lan­gere tijd laag blijft, terwijl de rente in de Verenigde Staten in de tweede helft van het jaar mogelijk licht gaat stijgen.

Wilt u beleggen in obligaties en toch enige bescherming hebben tegen de negatieve gevolgen van een rentestijging? Dan kunt u beleggen in een flexibel obligatiefonds, waar fondsmanagers de mogelijkheid hebben om snel in te spelen op renteontwikkelingen en een breed palet aan beleggingstechnieken en –instrumenten tot hun beschikking hebben.

Actief beheerde fondsen zijn daarbij per definitie minder afhanke­lijk van de marktontwikkelingen dan fondsen die passief een index volgen. Fondsmanagers zijn voortdurend bezig met het monitoren van de renterisico’s en zoeken actief naar beleggingen en regio’s die de beste kansen bieden.

_____________________________________________

In de onzekerheid schuilen mogelijkheden

5/2/2015

Politieke onrust in Griekenland en een scherpe daling van de olieprijs hebben voor druk op de consumentenprijzen en verwarring op de financiële markten gezorgd. We zien die onzekerheid als een kans om risico toe te voegen.

De volatiliteit laaide in de eerste weken van januari op door zorgen om de houdbaarheid van de wereldwijde economische groei, de disinflatietrend en de beleidseffectiviteit. Een nieuw politiek drama in Griekenland en de angst voor de gevolgen van de sterke daling van de olieprijs lijken de meest directe oorzaken van de recente onrust op de markt, maar ook de slepende discussies over de wenselijkheid van een versoepelingsprogramma van de ECB droegen bij aan het huidige onzekere klimaat.

Wereldwijde koers-winstverhouding boven het tienjarige gemiddelde

par défaut 2015-02-03 à 13.36.03Wereldeconomie kan met 3% groeien

De wereldeconomie laat begin 2015 een positieve trend zien, maar er is een groot verschil: ontwikkelde economieën trekken aan, terwijl de opkomende economieën vertragen. In de ontwikkelde economieën neemt de onzekerheid af en is het economische beleid gericht op het stimuleren van de economische activiteit. Opkomende economieën hebben daarentegen last van forse onevenwichtigheden en de lagere grondstoffenprijzen. Per saldo zal de wereldeconomie in 2015 waarschijnlijk een groei van 3% laten zien. Dit betekent een lichte stijging ten opzichte van 2014 (2,9%).

Huidige onzekerheid kan instapmogelijkheid zijn

Wereldwijde aandelen zijn nerveus en volatiel aan het jaar 2015 begonnen. Beleggers bleven gespannen vanwege de Griekse verkiezingen op 25 januari en de aanhoudende daling van de olieprijs. Volgens ons maken de lagere olieprijs, een sterkere dollar, verdere monetaire versoepeling en een mogelijk overdreven reactie op de Griekse politieke situatie de huidige correctie tot een instapmoment.

Risicoaversie en inflatieverwachtingen drukken rentes naar historische dieptepunten

De 10-jaarsrentes op Duitse en Amerikaanse staatsleningen bereikten in januari nieuwe dieptepunten. Deze obligaties profiteren van toenemende risicoaversie. In januari daalde de Amerikaanse rente tegen een achtergrond van bezorgdheid over afnemende inflatieverwachtingen en een sterke vraag van institutionele beleggers. In de eurozone leidden het ECB-beleid, het zwakke economische momentum, de neerwaartse trend van de inflatieverwachtingen, de daling van de olieprijs en de groot blijvende vraag van institutionele beleggers tot voortdurende druk op de obligatierentes.

_____________________________________________

Uw pensioen voorbereiden, een ingewikkelde oefening

31/12/2014

Van pensioen horen spreken bij het begin van een loopbaan lijkt onzin. Maar hoe vroeger we beginnen te sparen, hoe hoger de rendementen op lange termijn zijn. De senioren van vandaag hebben bovendien andere verwachtingen dan de vorige generatie. Ze zijn actiever en beter opgeleid. Ze surfen op internet en zijn oordeelkundige en veeleisende consumenten. Ze sporten, reizen en hebben een goed gevuld sociaal leven. De tijd dat opa bij de haard bleef en oma de soep in de keuken voorbereidde, is achter de rug. Senioren willen van het leven genieten, al dreigt het spook van de ouderdom en van de medische zorgen die ditmet zich kan meebrengen. Want terwijl de gemiddelde levensduur toeneemt, stellen we ook een verschijnsel van ‘oververoudering’ vast, dat voor een duidelijk minder goede levenskwaliteit vanaf een oudere leeftijd zorgt. Tot wanneer zullen we van een actief leven kunnen profiteren? Hoeveel zal het kosten om in een tehuis te leven of van thuisverpleging te genieten?

De portefeuille die we mettertijd opbouwen, moet met al die aspecten rekening houden. Maar hoe wordt een dergelijke portefeuille specifiek voor het pensioen opgebouwd? Dit is een portefeuille voor het hele leven, die bijgevolg in de tijd aangepast moet worden. Bij het begin kan hij een grotere aandelenweging hebben omdat de beleggingshorizon lang is. Naarmate de pensioenleeftijd dichterbij komt, wordt het tijd om de balans op te maken met de adviseur om te zien hoe de veiligheid verhoogd kan worden en hoe de volatiliteit verminderd kan worden.

Het is dus belangrijk dat de belegger zijn risicoprofiel bepaalt. Hij zal ook zijn financiële planning moeten uitstippelen rekening houdend met zijn behoeften, zijn verwachte inkomsten en zijn terug te betalen schulden. Veel senioren verliezen uit het oog dat het wettelijke pensioen niet voldoende zal zijn om de gehoopte levenstandaard te verzekeren. Hoe kunnen we met een gemiddeld pensioen van 1.000 euro per maand de kosten voor het intrekken in een tehuis betalen? De spaarpot die we tijdens ons actieve leven opbouwen, zal dus in die behoeften moeten voorzien. Laten we niet vergeten dat terwijl obligaties de veiligheidsbuffer van een portefeuille vormen, aandelen voor rendement zorgen. We moeten dus ons spaargeld niet laten slapen. Dankzij regelmatige stortingen samen met een actief en dynamisch beheer zullen we een kapitaal voor onze oude dag kunnen opbouwen.

De belastingaspecten mogen we ook niet uit het oog verliezen. Talrijke beleggings­oplossingen op lange termijn genieten immers van een fiscale vrijstelling (pensioensparen, levensverzekering, tweede pijler voor de zelfstandigen,…). Afgezien van deze voordelen moet de belegger ook weten dat geen risico nemen soms ook een risico kan zijn. Grote bedragen op een spaarboekje laten slapen, zorgt voor een risico van monetaire erosie. De inflatie kan mettertijd het rendement van dit soort beleggingen afknagen, waardoor de belegger bij het opnemen van zijn pensioen misschien niet voldoende inkomsten zal hebben. Vandaag biedt een ruime waaier aan beveks en indexfondsen portefeuilles die tegen lagere kosten door professionelen beheerd worden. Als we met pensioen gaan, zullen we ook moeten nakijken of de inkomsten van de portefeuille voldoende zijn om in onze behoeften te voorzien en of het nodig is om een deel van het kapitaal te gebruiken. Een gesprek met de adviseur zal het mogelijk maken om de balans op te maken over de portefeuille die, eens hij opgebouwd is, onze levenstandaard voor onze pensioenjaren moet verzekeren.

_____________________________________________

Het ligt niet aan mij!

4/8/2014

Beleggers die grote winsten boeken kloppen zichzelf graag op de schouders, maar zo gauw er verlies wordt gedraaid, wijst men maar al te snel naar de ongunstige marktomgeving en pech. Dit gedrag noemt men in de psychologische wetenschap ook wel de ‘self-serving’ of ‘zelf attributie’ bias.             Dit houdt in dat wij als mensen de natuurlijke neiging hebben om successen toe te wijzen aan persoonlijke vaardigheden en daartegenover negatieve uitkomsten toewijzen aan factoren van buitenaf. Wat is nu de impact van deze bias op onze beleggingsbeslissingen?

De self-serving bias impliceert dat wij vaak de neiging hebben om onze verantwoordelijkheid te nemen voor positieve uitkomsten, maar niet de verantwoordelijkheid willen nemen voor negatieve uitkomsten. Wij hebben de neiging positieve uitkomsten toe te dichten aan persoonsgebonden factoren, zoals onze vaardigheden, eigenschappen en overige inspanningen. Negatieve uitkomsten daarentegen neigen we vaak toe te schrijven aan externe factoren, zoals wel/niet ondernomen activiteiten van anderen, pech, (weers-) omstandigheden of de stand van de economie.

Dit gedrag komt men in vele contexten van ons dagelijks leven tegen. Zo hebben werknemers vaak de neiging promoties toe te kennen aan hun harde werken en exceptionele vaardigheden, terwijl afwijzing van promoties aan ‘oneerlijke’ bazen wordt toegemeten. Ook ontslag kennen we vaak toe aan factoren als de economie of zinloos gedrag van een leidinggevende. In de sportwereld zien we dit gedrag ook terug. Atleten nemen bijvoorbeeld vaker persoonlijk de verantwoordelijkheid voor hun goede prestaties, maar doen dit niet als het even minder gaat. En in ons rijgedrag hebben we de neiging ongelukken toe te wijzen aan externe factoren, zoals het weer, de conditie van de auto of weg en de slechte rijvaardigheden van andere bestuurders. Daarentegen kennen we positief rijgedrag toe aan onze alerte houding op de weg en onze bekwaamheid in het verkeer.

In de financiële sector gaat dit er niet heel anders aan toe. Hier kennen we goede prestaties toe aan onze beleggingsvaardigheden en tegenvallende prestaties aan de markten en factoren buiten onze controle. Recent onderzoek van Arvid Hoffmann en Thomas Post (2014) van de Universiteit van Maastricht, toont zulk gedrag aan onder een groep Nederlandse beleggers. Zij hebben aan een groep beleggers, die gemiddeld meer dan €50,000 belegden, grofweg de volgende statement voorgelegd over een periode van 3 maanden; “De recente prestaties van uw beleggingsportefeuille geven een accurate afspiegeling van uw beleggingsvaardigheden. Geef aan in hoeverre u het hiermee eens bent op een schaal van 1 (volledig mee oneens) tot 7 (volledig mee eens).” De lage scores geven aan dat beleggers in feite geen verantwoordelijkheid nemen voor hun recente beleggingsprestaties. Figuur 1. laat de gemiddelde score op deze vraag zien (ononderbroken lijn) afgezet tegen de gemiddelde prestaties (in rendementen) van hun portefeuilles (de gestreepte lijn) of van de AEX (de gestippelde lijn).

Het blijkt dat men het gemiddeld vaker oneens is met deze statement in de maanden dat men een lager rendement realiseerde (voor een gedegen statische onderbouwing zie het onderzoek van Hoffmann en Post). Verder blijken beleggers met de top 50% prestaties over een maand, het vaker met deze statement eens te zijn dan beleggers met de onderste 50% prestaties. Kortom, als deze beleggers slechter presteren menen ze dat hun prestaties minder goed overeenkomen met hun beleggingsvaardigheden. Anders gezegd, goede prestaties worden eerder aan onze beleggingsvaardigheden toegekend, terwijl slechte met andere factoren worden geassocieerd; de self-serving bias.

 par défaut 2014-07-30 à 08.25.06

Figuur 1. Bron: Hoffmann en Post (2014).

De grote vraag is: Waarom zijn we onderhevig aan deze self-serving bias?
Psychologisch onderzoek geeft verschillende oorzaken aan. Zo is de self-serving bias gunstig voor ons zelfbeeld, wat vaak onbewust leidt tot de neiging om ‘self-serving’ te zijn. Wij zijn er als mensen van overtuigd dat gewenste uitkomsten komen door hoe goed wij zijn, wat ons zelfbeeld versterkt. Daarentegen zouden ongewenste uitkomsten ons zelfbeeld verslechteren, dit proberen we dus onbewust te vermijden.

Een consequentie hiervan, is dat mensen die een negatief zelfbeeld hebben, minder gevoelig blijken te zijn voor de self-serving bias dan mensen met een positief zelfbeeld. Interessant is dat de self-serving bias cultuur gedreven blijkt; mensen uit Westerse culturen laten een grotere self-serving bias zien dan mensen uit Oosterse culturen. Daar staat tegenover dat mensen uit Oosterse culturen vaak een zogenaamde groepsattributie bias laten zien. Dit houdt in dat men groepssuccessen toekent aan iets van de groep (zoals ‘we werken echt goed samen’) en het falen van een groep toekent aan factoren van buiten de groep (zoals ‘het was onmogelijk voor ons om de deadlines te halen’).

Een andere oorzaak voor de self-serving bias is dat het helpt onze impressies te managen. We willen liever niet als incapabel of incompetent worden gezien door anderen en wijzen daarom liever negatieve uitkomsten toe aan externe factoren buiten onze controle. Daarnaast hebben we vaak positieve verwachtingen over wat er komen gaat. Realisaties die niet overeenkomen met verwachtingen leiden tot het zoeken naar een oorzaak elders. Zo blijkt ook dat de self-serving bias sterker is als we positieve verwachtingen hebben, en een stuk minder sterk (en soms zelfs omgekeerd!) is als we negatieve verwachtingen hebben. Daarbij lijken vrouwen minder onderhevig te zijn aan de self-serving bias dan mannen. In situaties waarin vrouwen positievere verwachtingen hebben van hun prestaties dan mannen, ervaren ze een sterkere self-serving bias.

Wat zijn de consequenties voor beleggers van deze ‘self-serving’ bias?
Het systematisch toewijzen van succes aan onze vaardigheden en het toewijzen ongunstige uitkomsten aan factoren buiten onze controle, leidt onder andere tot een groter vertrouwen in ons kunnen. Een valkuil hiervan is dat we mogelijk te optimistisch worden en teveel vertrouwen krijgen in ons kunnen. Dit noemt men in de psychologische literatuur ook wel ‘overconfidence’, welke leidt tot bijvoorbeeld het onderschatten en daarmee het nemen van te grote risico’s en het excessief handelen. Daarnaast leidt de self-serving bias ertoe dat we de uitkomsten van situaties vertekend inschatten en daarmee dus moeilijker van onze fouten leren. Dit is een van de redenen waarom het overkomen van verschillende gedragsvalkuilen zo moeilijk is. Het is raadzaam bewust te zijn van het effect dat deze bias op de gemoedstoestand en besluitvormingsprocessen heeft, vooral in situaties die belangrijk zijn en waar positieve uitkomsten worden verwacht (dan is de self-serving bias vaak sterker!). ‘Een gewaarschuwd mens telt voor twee’.

_____________________________________________

Biedt Rusland na de sancties nog beleggingskansen?

10/6/14

De kapitaalvlucht uit Rusland heeft enorme vormen aangenomen en de politieke druk vanuit de rest van de wereld neemt toe. In het licht van deze gebeurtenissen bespreken we de beleggingskansen in het land en de zorgen van beleggers over verdere sancties.

“Het basisscenario blijft dat het niet waarschijnlijk is dat Rusland Oost-Oekraïne zal binnenvallen en daardoor ook ‘fase 3’-sancties van het Westen over zich afroept. Wij verwachten echter wel dat Rusland de druk op de Oekraïense regering zal opvoeren.”

“Toch is de Europese Unie, die momenteel een zwak economisch herstel doormaakt, voor haar energie-import afhankelijk van Rusland en vrezen sommige lidstaten voor hun lucratieve export naar Rusland. Een eenzijdige actie van de VS om Rusland ‘fase 3’-sancties op te leggen heeft verstrekkende gevolgen voor het zakendoen van de Europese partners met Rusland. Dit maakt mogelijk ongecoördineerde actie hoogst onwaarschijnlijk.”

“De politieke en economische banden tussen Duitsland en Rusland (Duitsland blijft Ruslands’ grootste Europese handelspartner en heeft de grootste Russisch sprekende gemeenschap in de EU) zijn van groot belang. Niettemin zien we dat de gesprekken van Duitsland met de Oekraïense regering een beperkt effect hebben op het terugdringen van de marktvolatiliteit.”

“De impact van sancties op de economie van Rusland moeten we niet onderschatten. Rusland kan nog meer expliciete en impliciete sancties tegemoet zien. Maar ook als verdere sancties uitblijven, zullen in Rusland de langetermijneffecten in 2014 voelbaar zijn. Hoewel de kortetermijneffecten van de huidige sancties al grotendeels zijn ingeprijsd, krijgen Russische bedrijven en consumenten te maken met hogere kapitaalkosten en wordt het steeds lastiger zaken te doen met de buitenwereld.”

“Rusland blijft een van de weinige economieën in de wereld die relatief onafhankelijk is van de instroom van buitenlands kapitaal. Zolang strenge economische sancties tegen Russische ondernemingen uitblijven en de olieprijs niet onderuit gaat, blijven de macrovooruitzichten voor Rusland stabiel. Het Russische overschot op de lopende rekening zou, samen met de zwakkere roebel, de regering moeten helpen de federale begroting in evenwicht te brengen en de sociale uitgaven in 2014 op peil te houden. Wat betreft beleggingskansen bieden particuliere Russische energie- en grondstoffenbedrijven een aantrekkelijk instapmoment gelet op de lage waarderingen, uitstekende bedrijfsmiddelen, het steeds stabielere belastingkader en de aantrekkelijke vrije kasstroom en dividendrendementen.”
“Samen met mijnbouwondernemingen profiteren vooral de grote Russische oliemaatschappijen van de huidige valutazwakte omdat hun kosten meestal in roebels worden uitgedrukt en hun opbrengsten in Amerikaanse dollars. Vanwege de oplopende kapitaalkosten en de vrijwel gesloten financiële markten moet over het algemeen blootstelling aan Russische bedrijven met een hoge schuldenlast vermeden worden.”

“Het vermeende gebrek aan kansen is waarschijnlijk beter te verklaren door het ontbreken van hervormingen en het vertrouwen dat het land een duidelijk en bestendig macro-economisch beleid kan voeren dan door geopolitieke risico’s. Rusland is altijd al een zeer volatiele markt geweest. Beleggers zijn dus gewend aan verhoogde risico’s bij het beleggen in Russische aandelen.”

“De kapitaalvlucht  die over het eerste kwartaal van 2014 gepubliceerd werd, was de grootste sinds de financiële crisis van 2008 en de uitstroom zal dit jaar hoogstwaarschijnlijk aanhouden.”

_____________________________________________

A day in the sun

21/5/14

Eind 2013 en begin 2014 ging het gerucht dat de vastrentende markt zou instorten. De rente zou, met name in de VS, omhoogschieten omdat het langverwachte herstel van de Amerikaanse economie krachtig zou doorzetten. Beleggers die de afgelopen jaren hadden geprofiteerd van vastrentende creditproducten zouden deze producten van de hand doen, zo luidde de voorspelling. Daarnaast liet de Amerikaanse Federal Reserve op onhandige wijze doorschemeren het beleid van kwantitatieve versoepeling (QE), dat al sinds november 2008 wordt gevoerd, geleidelijk te willen afbouwen. Marktdeskundigen voorzagen opnieuw een uitzonderlijk jaar voor aandelen van ontwikkelde markten, vooral in de VS.

We zijn nu bijna halverwege 2014 en tot ieders verbazing zijn de aandelenrendementen in de VS vlak, waarbij waardeaandelen beter presteren dan groeiaandelen. In Europa zijn de aandelenrendementen licht positief en nemen landen die het de afgelopen jaren het zwaarst te verduren hadden het voortouw. De Aziatische aandelenmarkten, met name Japan, hadden het moeilijk en realiseerden tot 30 april een negatief rendement van 12,3%. Let wel: Japanse aandelen werden in 2014 nog volkomen veilig gewaand als gevolg van de “Abenomics”, het economische herstelplan van premier Shinzou Abe. In Rusland, waar beleggers sterk op hadden ingezet, daalde de aandelenmarkt niet verwonderlijk met 13,3%.

De “afgeschreven” vastrentende markt blijft het tot nu toe onverminderd goed doen. De rente op 10-jarige Amerikaanse staatsobligaties, in 2013 nog 3%, bedraagt momenteel tot verassing van velen 2,65%. Geld uit fondsen voor gemene rekening blijft richting bedrijfsobligaties stromen, waaronder high-yield en creditproducten met een middellange duration. Obligaties van opkomende markten, die in 2013 een bijzonder moeilijk jaar doormaakten, hebben zelfs geprofiteerd van enige instroom en hebben tot nu toe (tot 30 april) een positief rendement van 3,7% behaald.

Dus wat staat ons te doen? Wereldwijd zijn de ontwikkelde markten bezig zich te verbeteren. De VS, die over het eerste kwartaal een lusteloze bbp-groei met 0,1% rapporteerden, blijken veel last te hebben gehad van het strenge winterweer in de eerste drie maanden. De groei zit er echter aan te komen. De gegevens uit het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en de Zuid-Europese landen zijn ook bemoedigend, evenals de uitspraken van financiële leiders die steun hebben toegezegd. Toekomstgerichte indicatoren, zoals de inkoopmanagerindex (PMI), wijzen allemaal op economische groei. Ondanks alle zorgen, zal China bemoedigende groeicijfers van rond de 7% noteren en blijven profiteren van de verstedelijking in een land met meer dan 1,3 miljard inwoners. Dit is een aspect om in de gaten te houden.

Gezien de financiële onrust de afgelopen jaren en de daaruit voorvloeiende onzekerheid omtrent de beleidsmaatregelen, regelgeving en procedures van overheden, weerstonden zowel consumenten als bedrijven de drang tot consumeren. Die opgekropte vraag wordt nu wereldwijd zichtbaar voor allerlei goederen en diensten, software, auto’s, woningen, machines en uiteraard menselijk kapitaal. De balansen van bedrijven zien er goed uit, met grote hoeveelheden liquide middelen. De waarderingen van aandelenmarkten blijven over het geheel genomen acceptabel. De recente toename van overname- en fusieactiviteit lijkt niet alleen het niveau van de aandelenmarkten te rechtvaardigen, maar ook het idee te onderbouwen dat bepaalde sectoren wellicht aantrekkelijk zijn.

Ook de behoefte aan inkomsten vanuit een vergrijzende bevolking neemt toe. De vraag naar effecten die inkomsten genereren – in de vorm van dividend of rente – blijft sterk. Nu het aantal wanbetalingen door ondernemingen de komende jaren naar verwachting op een historisch laag niveau blijft, zullen producten met een premie ten opzichte van schatkistpapier blijven profiteren van een vraag die het aanbod overtreft.

_____________________________________________

Moeten we bang van China zijn?

9/4/2014

In de afgelopen jaren zijn de zorgen in de markt over China duidelijk toegenomen. Deze zorgen gingen eerst vooral over groei. In de laatste maanden is de aandacht verschoven in de richting van het financiële systeem. Kredietgroei in China is de afgelopen tien jaar excessief geweest, met een gemiddelde van 25% en met uitschieters tot boven de 40%. Nu de berichten over slechte leningen en wanbetalingen blijven toenemen, groeit de twijfel in de markt over hoe de Chinese banken de huidige groeivertraging gaan doorkomen. Dit is zichtbaar in de zwakke Chinese aandelenmarkt, dalende grondstoffenprijzen en zelfs in de renminbi die de afgelopen weken wat in waarde is gedaald. Al met al een logische marktreactie op de combinatie van dalende groei en duidelijke tekenen van stress in het financiële systeem.

En toch wringt er iets. Hoewel er duidelijk een negatievere analyse gemaakt wordt door een grotere groep economen en strategen, is deze analyse nog altijd erg voorzichtig. Dus er zijn toenemende zorgen, maar ze blijven vrijblijvend. Bijna niemand in de financiële wereld durft blijkbaar duidelijke conclusies te trekken, terwijl de risico’s enorm zijn. De meer dan zeventig procentpunten groei van de totale Chinese schuld als percentage van de economie in de laatste vijf jaar is ongekend. Het zal het financiële systeem onder grote druk zetten als de economie verder blijft vertragen.
Tegelijkertijd weet iedereen dat staatsbedrijven en lokale overheden tot over hun oren in de schuld zitten en dat herfinancieren steeds lastiger wordt. De provinciebesturen houden veel verliesgevende industrieën in leven, vooral in staal, cement en andere constructiematerialen. Tevens zijn ze voor hun inkomsten afhankelijk van grondverkopen aan vastgoedontwikkelaars. En juist deze sector begint het in grote delen van China steeds moeilijker te krijgen door dalende prijzen als gevolg van tegenvallende verkopen en een nog steeds stijgend aanbod.

Problemen om hun schuld te herfinancieren met nieuwe langlopende leningen heeft bedrijven en lokale overheden gedwongen steeds kortere leningen af te sluiten. De centrale overheid heeft hiertoe grote hoeveelheden nieuw geld in de economie gepompt. Dit begint nu zichtbaar te worden in de dalende waarde van de renminbi. Een zwakkere renminbi kan de exportsector helpen, maar dit is een effect voor de lange termijn. Voorlopig is het veel belangrijker te kijken naar het risico van kapitaaluitstroom als gevolg van het verdwijnen van de vanzelfsprekendheid van een alsmaar sterker wordende wisselkoers. Kapitaaluitstroom zal de druk op de bedrijven met de grootste financieringsbehoefte en daarmee ook de banken verder opvoeren.

Objectief gezien wordt het steeds moeilijker een scenario te schetsen waarin een kredietcrisis of een scherpe groeivertraging voorkomen kunnen worden. Dat er desondanks slechts een enkeling is die een crisis of een recessie voorspelt, kan verklaard worden door angst. Angst voor de grootheid van de implicaties van het voorspellen van een Chinese crisis voor beleggingsportefeuilles. En angst voor de Chinese autoriteiten die niet gediend zijn van kritische economen die teveel afwijken van de partijlijn.

_____________________________________________

Economen nog in crisis, maar de economie gaat verder

6/2/2014

Het crisisgevoel is nog sterk aanwezig onder economen. Deels omdat sombere tijden net als bij ons allemaal een stempel op hun denken hebben gedrukt. Mogelijk nog belangrijker is dat de economische “wetenschap” nog altijd niet in staat is gebleken een duidelijke verklaring te geven voor wat er de afgelopen jaren is gebeurd. Hierdoor blijven economen ook worstelen om een geloofwaardige visie op de toekomst te hebben.

Ook met beperkt inzicht in de ware complexiteit van economische stelsels, zal het onderliggende organisme zich op een gegeven moment aanpassen en verder ontwikkelen. Dat moment lijkt nu gekomen. De wereldeconomie bevindt zich in de duurzaamste fase van herstel sinds de uitbraak van de crisis. Hoewel veel economische “modellen” dus nog bijstelling vereisen, is het goede nieuws dat de economie in de praktijk weer opkrabbelt.

Een treffend voorbeeld van de verwarring binnen de economische leer is de toekenning van de Nobelprijs in 2013 aan het zeer van mening verschillende trio Fama, Hansen (enerzijds) en Shiller (anderzijds). Zoals Shiller bij de ontvangst van de prijs benadrukte, denken deze economen totaal verschillend over hoe markten werken (altijd efficiënt ten opzichte van dikwijls irrationeel) en met welk type modellen je de werkelijkheid kunt beschrijven.

Als pragmatische leidraad voor het inzichtelijk maken en sturen van, of investeren in de economie, is het gebrek aan overeenstemming in de economische wetenschap (en het deelterrein “finance”) verontrustend. Daarom moet dit worden aangevuld met een kritische, en minder op overtuiging gebaseerde, analyse van de economische praktijk.

Dat de economische en financiële theorie geen vat heeft gekregen op de recente conjunctuurcyclus en het marktgedrag, heeft ons allen verbaasd. In zekere zin is dit verrassend. Niet alleen de axioma’s waarop de gangbare economische theorie berust, maar ook de voorwaarden om deze hypothesen te kunnen afstemmen op de werkelijkheid zijn al geruime tijd twijfelachtig.

Aannames over de rationaliteit van “agenten” (in plaats van intuïtief en emotioneel gedrag van “mensen”), een volmaakte en onbeperkte vooruitziende blik en het neutrale karakter van geld en schuld lijken allemaal onrealistisch. Ook de beperkte rol voor onzekerheid in deze modellen en het idee dat onzekerheid correct is te meten aan de hand van historische gegevens zijn aanvechtbaar.

Gesteld dat deze aannames de werkelijkheid getrouw weergeven. Dan nog zouden een efficiënte prijsstelling in de markt en een stabiel evenwicht alleen optreden als marktpartijen homogeen, de markten transparant en de drempels voor toetreding laag zijn. Ook zou alle bruikbare informatie tijdig en in gelijke mate beschikbaar moeten zijn voor alle marktpartijen. Daar komt nog bij dat deze condities op zijn zachtst gezegd niet altijd aanwezig zijn.

Wetenschappelijke modellen geven altijd een onvolmaakte, vereenvoudigde voorstelling van de werkelijkheid. Dit is acceptabel zolang de modellen, die op deze aannames berusten, de waargenomen dynamiek van de reële economie en de financiële markten correct weten vast te leggen. Al in de jaren vijftig van de vorige eeuw stelde de beroemde econoom Milton Friedman dat onvolmaakte aannames in het economisch denken alleszins te rechtvaardigen zijn zolang ze nauwkeurige voorspellingen opleveren[1]. Een voetballer of biljarter bijvoorbeeld hoeft ook niet de baan van de bal te kunnen berekenen aan de hand van bewegingsvergelijkingen. Uiteindelijk telt alleen de nauwkeurigheid van hun spel. Als spelers daarin excelleren, winnen ze de wedstrijd zonder precies te weten hoe het onderliggende model van de werkelijkheid in elkaar steekt.

Dit zou voor economische modellen ook kunnen gelden en meestal zijn ze vrij nauwkeurig. Zijn ze dat echter niet, dan zitten ze er ook gelijk ver naast. Dat gebeurde in 2008, toen zowel het gedrag van de markt als de wereldeconomie radicaal afweken van wat de modellen hadden voorspeld. Deze economische theorieën voorspellen dat economische groei of financiële markten zich rond een stabiele “evenwichtswaarde” bewegen met gelijkmatig verdeelde schommelingen. In de praktijk blijkt echter dat zowel de evenwichtswaarde en vooral de schommelingen eromheen veel wispelturiger zijn dan de theorieën voorspellen. Ook vóór de crisis van 2008 was hier al een toenemende mate van empirisch bewijs voor, hetgeen in belangrijke rol speelde in het opbouwen van de reputatie van de eerder genoemde Nobelprijswinnaar Shiller.

De wijze waarop de crisis uiteindelijk door de economische wetenschap zal worden verteerd, blijft dus nog onduidelijk. Zolang dat niet helder is moeten economische visies, beleids- en beleggingsadvies op grond van de huidige theorieën altijd kritisch tegen het licht gehouden worden. Alleen al dit besef en de acceptatie dat de toekomst onzekerder is dan velen durven erkennen, is een cruciale eerste stap om toch tot betere en meer consistente besluitvorming te komen. Voor vrijwel elke “economische” beslissing die mensen nemen – zeker bij beleggingen – is een zuivere en samenhangende besluitvorming essentieel om financieel te overleven in deze onzeker wereld. Ook zonder een volledig en onomstreden model van ons economisch stelsel, wijzen zowel onze kwalitatieve analyses als de meer op empirische gedragsregels gebaseerde indicatoren op verdere verbreding en opleving van de wereldeconomie. De groei gaat dus verder zonder dat we precies weten waarom en zal niet schromen om het doorgaande zwartkijken van vele economen in positieve zin te verrassen.


[1]  Friedman, M. “Essays in Positive Economics”, University of Chicago Press (1953), 1970, pp. 3-43

_____________________________________________

Beheer : Het blijven plakken aan verliezers

2/12/2013

Beleggers zijn meer geneigd om beleggingsinstrumenten te verkopen die op een winst (ten opzichte van hun aankooprijs) staan, dan beleggingsinstrumenten die op een verlies staan. Zo laat bijvoorbeeld Odean in een studie uit 1998 zien dat beleggers winnaar aandelen ongeveer 1.6 keer vaker verkopen dan verliezer aandelen. Sindsdien zijn vele studies verricht die dit effect bevestigen. Kortom; beleggers hebben de neiging om te blijven plakken aan verliezers.

In deze column zal ik ingaan op dit effect, ook wel het ‘dispositie effect’ genoemd. Dit effect blijkt een grote valkuil voor beleggers te zijn, vooral omdat vele beleggingsinstrumenten de neiging hebben om te ‘trenden’. Dit betekent dat het verkopen van winnaars en het aanhouden van verliezers vaak geen goed idee is en ons geld zal kosten. Waarom vallen beleggers dan ten prooi aan deze valkuil? En hoe zou men deze valkuil kunnen vermijden? En leidt deze valkuil ook tot voorspelbare patronen in financiële markten, zodat we als beleggers het in ons voordeel kunnen gebruiken?

Waarom?

Een van de populairste verklaringen uit de Behavioral Finance literatuur voor het dispositie effect is dat beleggers waarde hechten aan daadwerkelijk gerealiseerde verliezen en winsten, i.p.v. papieren verliezen en winsten. Wanneer een verlies geleden wordt bij de verkoop van een beleggingsinstrument zal men hier een verslechtering in nut mee realiseren, terwijl men bij een verkoop met winst een verbetering in nut zal realiseren.

Stel nu dat een beleggingsinstrument op een papieren winst staat. Over de gerealiseerde winst is men in het algemeen risico avers en vaak ook ongeduldig, waardoor er de neiging ontstaat winnaars te verkopen. Dan realiseert men immers de papieren winst en daarmee een toename in nut op korte termijn, terwijl het risico dat met het aanhouden van de winnaar gepaard gaat vermeden wordt.

Stel daarentegen dat een beleggingsinstrument op een papieren verlies staat. Bij gerealiseerde verliezen is men vaak op zoek naar risico (men wil maar al te graag het verlies goed maken) en wordt de realisatie van verliezen het liefst zo lang mogelijk uitgesteld. Om die reden houdt men verliezers het liefst wat langer aan. Men realiseert zich dan immers niet het papieren verlies en de bijhorende afname in nut. Wel stelt men de realisatie van het verlies uit en behoudt men ook de kans om van de verliezer een winnaar te maken, om zo alsnog een toename in nut te realiseren.

Recentelijk hebben onderzoekers van onder andere Yale en Calltech deze verklaring bevestigd met behulp van hersenactiviteit analyses. Hierbij moesten mensen beleggingsbeslissingen nemen terwijl ze in een fMRI scanner lagen. Uit het onderzoek is gebleken dat op het moment dat er een beleggingsinstrument met winst (verlies) wordt gerealiseerd , er een sterke toename (afname) in activiteit van bepaalde hersengebieden ontstaat. Dezelfde hersengebieden die ook het subjectieve genot van o.a. goede muziek, aantrekkelijke gezichten, lekker eten en lekkere wijn aangeven. Met andere woorden: juist op het moment van realisatie van een winst of verlies ervaren we sterkere veranderingen in ons nut.

Wat kunnen we doen om het dispositie effect te vermijden?

Afgaand op deze bevindingen zou men belangrijke constructieve stappen kunnen nemen om het dispositie effect te verminderen. Zo zou men zich moeten gaan realiseren dat het bij een aan- of verkoop beslissing niet gaat om historisch gerealiseerde rendementen, maar juist om verwachte, toekomstige rendementen. Een manier om dit expliciet te maken in de beleggingsbeslissing is door verwachte rendementen op te schrijven voor elk beleggingsinstrument (en juist de historische aankoopprijs te negeren). Vervolgens kunnen deze getoetst worden aan de verwachtingen van anderen (experts!) en op basis hiervan kan een beslissing genomen worden. Hierdoor richt men zich op verwachte (i.p.v. historische) aspecten van de beslissing.

Kunnen we als belegger ook een voordeel behalen uit het dispositie effect?

Het dispositie effect zou tot een soort van momentum patronen in financiële markten kunnen leiden. Kortom, door op momentum  (of nog beter ‘dispositie-momentum’) te beleggen zou er voordeel behaald kunnen worden van beleggers die ten prooi vallen aan het dispositie effect.

Laten we, voor het gemak, veronderstellen dat er twee type beleggers zijn; rationele beleggers en beleggers die ten prooi vallen aan het dispositie effect. Beide kunnen in verschillende beleggingsobjecten beleggen die hetzelfde verwachte rendement hebben (tevens voor de simplificatie). Ga er  ook vanuit dat beide groot genoeg zijn om marktprijzen te beïnvloeden (en dit is een cruciale veronderstelling!).

Stel dat een beleggingsobject op een winst staat ten opzichte van de historische gemiddelde aankoopprijs, door een toename in zijn fundamentele waarde. De dispositie beleggers zullen de neiging hebben het beleggingsobject te verkopen en zullen daarmee verkoopdruk en een bijhorende prijsdaling veroorzaken. Hierdoor zal het beleggingsobject dus onder zijn fundamentele waarde verhandelen en naar verwachting een hoger rendement realiseren. Kortom, de voorspelling is dat winnaars uit het verleden het naar verwachting relatief goed blijven doen.

Stel nu dat een beleggingsobject door een onverwachte gebeurtenis een daling in zijn fundamentele waarde realiseert. De rationele beleggers zullen het beleggingsobject verkopen om zo de prijs naar beneden te drijven richting de lagere fundamentele waarde. De dispositie beleggers zullen het beleggingsobject aanhouden, waardoor de kans aanwezig is dat er op korte termijn te weinig verkoopdruk plaatsvindt en de prijs boven de fundamentele waarde blijft handelen. Op langere termijn is hierdoor het verwachte rendement lager. Kortom, verliezers uit het verleden blijven het naar verwachting relatief slecht doen.

Naar mijn verwachting zal het dispositie effect een van de grootste beleggersvalkuilen blijven (gedrag afleren blijkt namelijk zeer moeilijk). Mijn advies is dan ook om tijdens uw beleggingsbeslissingen aan deze valkuil te denken en de tips als aangedragen in deze column toe te passen. En wilt u nog een stap verder gaan, dan kunt u daarnaast profiteren van het dispositie effect door middel van momentum beleggen.

Lees ook:

Het metier van beheer: welke rol spelen de analisten?

Niet de sterkste die overleeft

_____________________________________

Verantwoord beleggen loont de moeite

17/10/13

Het jaar 2012 was een mijlpaal voor Verantwoord Beleggen: het in de categorie belegde vermogen steeg zeer sterk. Dit was te danken aan de groeiende belangstelling van beleggers en onderzoek dat aantoont dat er een positief performance-effect is voor bedrijven en fondsen die ESG-factoren (Environmental, Social and Governance) opnemen in hun strategie. Een studie van de Harvard Business School wijst in dezelfde zin.

Het concept Verantwoord Beleggen omvat een breed scala aan strategieën en etiketten, zoals ethisch, groen, thematisch, betrokken en duurzaam beleggen. Deze strategieën passen bij het beoordelen van ESG-risico’s en –kansen ‘positieve criteria’ of ‘negatieve criteria’ toe, of een combinatie van beide. Bij positieve criteria gebruikt men een ‘best-in-class’ selectieproces waarbij de leidende of best presterende bedrijven in een universum op basis van ESG-criteria worden geselecteerd of gewogen. Negatievescreening beperkt het beleggingsuniversum door het uitsluiten van bedrijven of hele sectoren op basis van activiteit of gedrag. Hoewel de performances van fonds tot fonds sterk verschillen, blijkt uit recent wetenschappelijk onderzoek dat een ‘best-in-class’ aanpak, voor fondsen in veel gevallen tot betere risicogecorrigeerd rendementen leidt dan ‘traditioneel’ beleggen.

Duurzame bedrijven presteren beter

Daarnaast is er steeds meer bewijs dat duurzame bedrijven op de lange termijn beter presteren. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een onderzoek (2011) van de Harvard Business School naar performance op de lange termijn. Dat liet zien dat Amerikaanse bedrijven die jaren geleden vrijwillig een milieu- en sociaal beleid zijn gaan voeren het duidelijk beter hebben gedaan dan ‘weinig duurzame’ bedrijven; op de aandelenmarkt (met 4,8% per jaar) en qua financiële resultaten. Een belangrijke onderscheidende factor voor deze bedrijven is de mate van betrokkenheid van het topmanagement bij ESG-vraagstukken. Een uitstekende ESG-positionering en -performance zijn een indicatie voor de kwaliteit van het management en de operationele kracht.

BASF: voorbeeld van integratie ESG-factoren

Een voorbeeld van een bedrijf dat deze aanpak al had voordat het een trend werd, is het Duitse BASF. Om middelen efficient te gebruiken, heeft het chemieconcern een zogenoemd ‘Verbund’-concept ontwikkeld. Verbund koppelt fabrieken, energiestromen en infrastructuur. Los van de financiële en economische voordelen van het op één locatie samenbrengen van de olie/gas- en chemieproductie, bespaart het grondstoffen en energie, vermindert het de uitstoot, beperkt het de logistieke kosten en benut het synergiën.

Er zijn zes Verbund-vestigingen op wereldschaal, gericht op productie, technologie, klanten en medewerkers. Ongeveer een derde van de researchuitgaven van BASF zijn gericht op energie-efficiëntie en bescherming van het klimaat. BASF verwacht dat de lopende onderzoeksactiviteiten op deze gebieden (zoals hernieuwbare energie en accumaterialen) de verkoop van producten die het klimaat beschermen zullen doen toenemen. Het bedrijf behoort volgens ons tot de best in- class in zijn sector. Het is niet gerelateerd aan uitgesloten activiteiten en controversies.

BP: ernstige gevolgen door negeren ESG-factoren

Daartegenover staat oliegigant BP, waar het negeren van ESG-factoren ernstige gevolgen heeft gehad. Het aandeel BP verloor meer dan 50% na het ongeluk met het platform Deepwater Horizon in 2010; de grootste olieramp op zee ooit. De geldelijke sanctie was ook zwaar; het bedrijf heeft totnogtoe USD 42 miljard betaald. Hoewel BP beleid en strategieën had voor wat betreft veiligheid en milieubeheersystemen, week het daadwerkelijke gedrag daarvan af. BP is door de jaren heen betrokken geweest bij talloze incidenten op het gebied van omkoping, corruptie en gezondheid & veiligheid, waaronder het veroorzaken van de grootste olieramp ooit in Alaska. Deze incidenten werden gezien als vroege waarschuwingen die zorgden voor twijfel over de betrokkenheid van het management bij het integreren van ESG-factoren.

Identificeren van langetermijnwinnaars

Deze voorbeelden benadrukken het belang van een strikte aandelenanalyse die rekening houdt met alle factoren die van invloed zijn op de bedrijfsperformance. De traditionele financiële analyse richt zich alleen op het ‘topje van de ijsberg’ en is op zichzelf niet toereikend voor het veranderde concurrentie- en beleggingsklimaat waarin bedrijven actief zijn. Een aanpak die de financiële analyse met een grondige analyse van de verborgen beleggingsrisico’s en waardefactoren combineert, zal bepalen welke bedrijven op de lange termijn winnaars zullen zijn. Deze waardefactoren zijn sterk gerelateerd aan een betere beheersing van toekomstige kosten, geavanceerde ‘branding’ en omzetmogelijkheden en een lagere kans op aanzienlijke reputatieschade.

Lees ook:

– zwarte lijsten

_____________________________________

Europese aandelen: de weg die voor ons ligt

23/9/2013

Het is niet duidelijk of er een consistent, positief verband bestaat tussen de gemiddelde temperatuur op de Europese stranden en de beursperformance. Maar sinds het begin van de zomer lijken beleggers wereldwijd de Europese aandelenmarkt met andere ogen te bekijken. Hoewel we ons hierdoor niet te veel moeten laten meeslepen – één zwaluw maakt nog geen zomer – denken we dat beleggers terecht positiever zijn geworden over Europa.

Om te beginnen is Europa in het tweede kwartaal uit de recessie geklommen. De verbetering was breed gedragen, waarbij zowel Duitsland als Frankrijk de verwachtingen overtrof. Ook het Verenigd Koninkrijk blijft verrassen in positieve zin, getuige de oplopende huizenprijzen, de toegenomen detailhandel-verkopen en de industriële productiecijfers. Een opgaande conjunctuur in de VS en Japan, een iets minder sterke gerichtheid op bezuinigingen, een ruim monetair beleid en de perceptie van afnemende systeemrisico’s liggen ten grondslag aan dit herstel.

Ten tweede is de winstontwikkeling het dieptepunt gepasseerd. Daarom verwachten wij voor de tweede helft van het jaar en 2014 een versnelling van de winstgroei. Rekening houdend met de grote gevoeligheid van Europese winsten voor zelfs de geringste omzetverbetering, verwachten we het komende jaar margeverbreding en winstgroei met dubbele cijfers, mits de wereldwijde groeiomstandigheden gunstig blijven.

Om dit beeld nog interessanter te maken: voor deze winstgroei hoeft geen hoge prijs te worden betaald. De koers/winstverhouding van Europese bedrijven ligt 15% onder het wereldwijde gemiddelde. In vergelijking met de Amerikaanse markt is het disagio zelfs 35% – bijna historisch hoog. Zeker, Europa – of tenminste de eurozone – kent een aantal unieke (economische en politieke) uitdagingen bij het opbouwen van een stabielere monetaire unie, en deze rechtvaardigen waarschijnlijk een disagio. Maar we betwijfelen of dit wel 35% moet zijn.

De aandelenmarkt is niet alleen aantrekkelijk vergeleken met andere beurzen, maar ook afgezet tegen de obligatiemarkt. Het dividendrendement op Europese aandelen bedraagt 3,6%, bijna het dubbele van de rente op een Duitse staatsobligatie. Er is echter één belangrijk verschil. Een combinatie van ‘tapering’ (geleidelijk afbouwen van de monetaire verruiming) in de VS en betere macrogegevens zal de obligatierendementen hoogstwaarschijnlijk opstuwen, wat leidt tot een verlies op het obligatiebezit. Dividenden daarentegen hebben volop ruimte om te groeien, gelet op de betere winstgevendheid van bedrijven en de hoge ingehouden winsten. Dit vormt voor bedrijven ook een stimulans om hun balans te herstructureren. Het vervangen van duur eigen vermogen door goedkope leningen vermindert de gemiddelde kapitaalkosten, verlaagt de ‘hurdle rate’ voor nieuwe investeringen en vergroot het rendement op eigen vermogen. Dit moet aandelenbeleggers als muziek in de oren klinken.

Ze lijken het thema te hebben omarmd. Er zijn tekenen dat de omslag van obligaties naar aandelen eraan komt. Dit zal niet van de ene op de andere dag gebeuren. Toch heeft de aandeleninstroom voor het eerst sinds 2007 de instroom in obligaties overtroffen, en recentelijk heeft deze trend zich versneld. Of deze omslag zal doorzetten hangt af van de duurzaamheid van de fundamentele bedrijfseconomische ontwikkelingen. Dit hangt uiteraard deels af van externe factoren, zoals de groei van opkomende markten en de ontwikkeling van de olieprijs. Een geruststellende gedachte is echter dat zowel Draghi als Carney bereid is de financiële condities soepel te houden en elk inzetbaar middel aan te grijpen om dit doel te bereiken. Zoals altijd zal de praktijk het leren, maar de voortekenen zijn goed.

Daarmee rest de vraag: wat moeten we kopen in Europa? Wij zien drie veelbelovende thema’s: verdere afname van staartrisico’s, meer investeringsuitgaven en herstel van de consumentenbestedingen. De gemakkelijkste manier om posities in deze thema’s in te nemen is middels financiële waarden, industrie en luxe consumentengoederen.

Maar bedenk wel: de weg gaat weliswaar weer omhoog, maar het pad is lang en vol bochten en kuilen. Als belegger in Europese aandelen moet je beschikken over een stel goede schokbrekers.

Lees ook :

– Actualiteit

_____________________________________

Niet de sterkste die overleeft

26/8/2013

Bijna vijf jaar na de val van Lehman Brothers die de ‘Great Financial Crisis’ (GFC) inluidde, houden de schuldproblemen nog altijd aan. Ook de vrees voor nieuwe crises blijft in de hoofden van beleidsmakers, beleggers en vele anderen in de samenleving rondspoken. Er is veel discussie geweest over wat er gedaan moet worden om de schuldproblemen op te lossen en wat in deze situatie –waarin schulden ons in een wurggreep houden – de juiste beleggingsaanpak is. Een van de redenen dat er nog niet veel oplossingen zijn gevonden, is dat twee belangrijke elementen van krachtige besluitvorming voor zowel beleidsmakers als beleggers opvallend genoeg veelal ontbreken, het erkennen van onzekerheid en het toegeven van fouten.

Het accepteren van de onzekerheid die de realiteit met zich meebrengt ten opzichte van de modellen die we gebruiken, kan voor sommigen ongemakkelijk en/of vernederend zijn. Het houdt onze geest echter soepel en verhindert dat we vastroesten in onze opvattingen. Hierdoor helpt het overmoed of buitensporige risico’s nemen op grond van onbetwiste opvattingen te voorkomen.

Een tweede zwakke plek van zowel beleidsmakers als beleggers hun gebrek aan bereidheid om fouten toe te geven. Dit gedrag valt sinds de GFC overal waar te nemen. Het heeft er waarschijnlijk toe geleid dat de crisis onnodig lang voortduurt en dat sommige beleggingsportefeuilles er onnodig zwaar van te lijden hebben gehad.

Drie voorbeelden springen er in dit opzicht uit. Ten eerste de diagnose van de eurocrisis. Door deze te bestempelen als een staatsschuldencrisis hebben velen voorgesteld dat de “oplossingen” gezocht moesten worden in de sfeer van overheidsfinanciën en structurele hervormingen. Als gevolg hiervan zijn beleidsadviezen en beleggingsstrategieën vaak te afhankelijk geworden van ontwikkelingen op dit gebied.

Hierbij wordt voorbijgegaan aan het feit dat de invoering van de euro veel meer onvoorziene gevolgen met zich mee heeft gebracht dan zelfs de sceptici op dat moment voorspelden. Behalve dat het valutagebied van de euro niet optimaal is (wat de speelruimte om soepel in te spelen op externe schokken beperkt), heeft de euro zelf ook bijgedragen aan de grote onevenwichtigheden in de lopende rekening van de lidstaten. In combinatie met de buitensporige leverage in de private sector waren het veel eerder deze onevenwichtigheden op de lopende rekening die de eurocrisis veroorzaakten dan de toestand van overheidsbalansen. Deze laatste raakten pas na de crisis ernstig uit hun evenwicht omdat ze het gat moesten vullen dat ontstond in zowel de activiteiten als balansen van de private sector.

Door eerst de verkeerde diagnose te stellen van de oorsprong van de crisis en vervolgens de koers niet te verleggen, hebben beleidsmakers evengoed als beleggers steeds het verkeerde medicijn verstrekt (gecoördineerde budgettaire verkrapping) en te weinig aandacht besteed aan belangrijke stappen voorwaarts, zoals het opkoopprogramma voor staatsobligaties van de ECB of de bereidheid om een bankenunie op te richten. Dit heeft zich vertaald in een veel zwakkere groei dan voorspeld door de beleidsmakers en veel sterkere markten dan de meeste beleggers hadden voorzien.

Twee andere voorbeelden van onjuiste analyse: bezuinigingsmaatregelen zouden het vertrouwen in de private sector versterken en de simplistische veronderstelling dat kwantitatieve verruiming (QE) per definitie inflatoir werkt.

Het bezuinigingssprookje is vanaf het begin flinterdun geweest. Zelfs de conventionele macro-economie bood nauwelijks onderbouwing voor het idee dat van budgettaire verkrapping een expansionair effect op de economie uitgaat. Daar komt nog bij dat, sinds de brede bezuinigingen in de eurozone zijn doorgevoerd, bijna al het empirische bewijsmateriaal erop wijst dat het vertrouwen van de private sector door dit beleid is afgekalfd in plaats van ondersteund.

Het derde “feit” dat QE of andere typen onconventionele monetaire versoepeling altijd zouden leiden tot inflatie gaat voorbij aan de complexiteit van het doorwerkingsmechanisme van monetair beleid in een moderne economie en de rol die de geldvraag en het geldaanbod hierin spelen. Ook gaat het volledig voorbij aan de bewijzen van tientallen jaren in Japan, waar dit beleid de economie niet uit de deflatie heeft kunnen tillen.

Tot slot blijken alle voorspellingen over oplopende inflatie sinds de Fed begin 2009 startte met het QE-beleid er naast te hebben gezeten en kwamen ze beleggers die op basis van deze visie posities innamen duur te staan. Het failliet van deze opvatting wordt inmiddels duidelijk onderstreept door het feit dat de anti-QE-fundamentalisten de motivering voor hun verzet gewoon volledig hebben gewijzigd. De vrees voor inflatie wordt niet langer publiekelijk geventileerd. Nu vormen de risico’s van “financiële instabiliteit” echter de nieuwe rechtvaardiging om maar niet de vergissingen te hoeven toegeven over waarschuwingen tegen het soepele monetaire beleid van centrale banken.

Of politici, economen en andere experts bereid zijn hun vergissing wat betreft de bovengenoemde onderwerpen toe te geven, is van cruciaal belang voor de samenleving. Het heeft immers grote invloed op de werkgelegenheidsvooruitzichten en de welvaart in het algemeen. Beleggers kunnen geen directe invloed uitoefenen op deze overwegingen, die worden bepaald door verkiezingen, reputatie en publiciteit in tijdschriften en andere media. Ook helpt het beleggers niet duidelijk te maken wat beleidsmakers “zouden moeten” doen.

Beleggers moeten beoordelen wat er “zal” gebeuren omdat het hun verantwoordelijkheid is een aantrekkelijk rendement te genereren over de portefeuille die zij beheren. Alleen dan kunnen ze goed passen op het zuurverdiende spaargeld van de mensen en instellingen waar ze voor beleggen. Hiertoe is een realistische en flexibele analyse van het huidige beleggingslandschap onmisbaar. Net als bij de analyse van complexe systemen biedt Darwin’s visie op toekomstig succes in dit opzicht een zeer belangrijke richtlijn voor zowel beleidsmakers als beleggers: “Het is niet de sterkste van een soort die overleeft, ook niet de intelligentste. Wel degene die zich het beste aan veranderingen kan aanpassen.”

_____________________________________________

Waarvoor dienen derivaten bij het beheer

21 mei 2013

Het gebruik van derivaten is de jongste jaren fors toegenomen. Volgens de Bank voor Internationale Betalingen (BIB), is de totale marktwaarde van de over-the-counter derivaten sinds 2006 meer dan verdubbeld, tot zowat 24,7 triljard dollar[1]. Er bestaan uiteraard talrijke soorten derivaten, gaande van derivaten op aandelen, rente, munten, grondstoffen, enz. tot credit default swaps (CDS), maar derivaten met een rente of munt als onderliggende waarde worden het meest gebruikt.

Wat is een derivaat?

Een derivaat of afgeleid product is een financieel instrument dat zijn waarde ontleent aan de waarde van een onderliggend goed zoals vastgoed, aandelen, obligaties, indexen, rente, grondstoffen, munten, enz. Beleggen in een derivaat wordt enkel overwogen als men een strategie ten opzichte van zijn onderliggende goed heeft. Meestal doet het beheer een beroep op derivaten om drie redenen: om het risico te beheren, om het beheer van de portefeuille te optimaliseren en om het rendement zoveel mogelijk op te voeren.

De risico’s dankzij derivaten beter beheren

Risico gaat altijd met beheer gepaard en kan diverse vormen aannemen, zoals een daling van de markten, een rentestijging, de wanbetaling van een uitgever van obligaties of muntschommelingen. Het gebruik van derivaten laat het mogelijk om zich op een flexibele wijze en tegen een geringe prijs tegen de meeste risico’s te beschermen. Zo kan een aandelenbelegger zijn portefeuille tegen een daling van de markten beschermen door putopties te kopen. Die opties geven hem het recht om zijn aandelen tegen een vooraf gestelde prijs te verkopen. Een obligatiebelegger kan zich van zijn kant tegen het faillissement van een uitgever beschermen door credit default swaps te kopen. Naast beleggingsrisico’s kunnen derivaten ook nog de operationele risico’s van marktspelers afdekken. Een handelaar in landbouwgrondstoffen kan zich bv. tegen de schommelingen van de graanprijzen en/of de verschillende munten waarin hij handelt, beschermen door op voorhand de prijzen via termijncontracten («futures») vast te stellen.

Het beheer van de portefeuille optimaliseren

Een portefeuille die volgens het principe van de goede huisvader beheerd wordt, moet een goede diversificatie vertonen en relatief flexibel zijn om bij wijzigingen van de marktvoorwaarden snel aangepast te kunnen worden. De diversificatiecapaciteiten van particuliere beleggers worden echter vaak door de omvang van de portefeuilles beperkt en als ze de positionering van hun portefeuille snel moeten aanpassen, hebben particulieren soms met liquiditeitsbeperkingen te kampen. Het gebruik van derivaten zoals termijncontracten kan een oplossing voor die problemen bieden. Via een termijncontract kan men een synthetische bloostelling aan een activaklasse (men heeft die niet fysisch in portefeuille) tegen een lagere prijs krijgen. Om in dergelijke contracten te beleggen, volstaat het immers om een waarborgdeposito van zowat 5 à 10% van de nominale waarde van het contract bij een tussenpersoon (online broker) te storten. Zo geniet men van een hefboomeffect en kan men zijn portefeuille op een goedkopere wijze diversifiëren en tegelijk van een grote flexibiliteit profiteren omdat deze termijncontracten gestandaardiseerd zijn en hun liquiditeit door de marktoperatoren verzekerd wordt.

Het rendement zoveel mogelijk opvoeren

Beleggen in opties of termijncontracten laat het in het algemeen mogelijk om van een hefboomeffect te profiteren omdat het mogelijk is om een positie op een bepaald nominaal bedrag te nemen terwijl slechts een klein gedeelte van dit nominale bedrag vastgelegd wordt. Derivaten kunnen dus het rendementspotentieel van elke belegde euro zoveel mogelijk opvoeren.

Hoewel derivaten in verschillende opzichten nuttig kunnen blijken, is de grootste voorzichtigheid bij hun gebruik geboden. Het hefboomeffect dat bepaalde instrumenten bezorgt, kan immers zowel het rendement opvoeren als de belegger aan grotere verliezen dan zijn startkapitaal blootstellen.


[1] Som van de volgende markten: Australië, België, Canada, Frankrijk, Duitsland, Italië, Japan, Nederland, Spanje, Zweden, Zwitserland, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten.

_____________________________________________

Risicoanalyse bij het beheer

9 april 2013

Risico is een variabele die niet te scheiden is van het beheer en een portefeuille beheren is vooral risico’s, naar boven of beneden toe, beheren. De verschillende activaklassen binnen het beleggingsuniversum vertonen elk een specifiek risicoprofiel en om dit risico te meten, gebruikt men meestal de volatiliteit.

Wat is de volatiliteit?

De volatiliteit van financiële activa is de mate waarin het rendement over een gegeven periode verandert. Zo betekent een hoge volatiliteit dat men een omvangrijke winst mag verwachten, maar ook dat het risico op een verlies even groot is. Het rendement en het risico zijn dus de twee zijden van eenzelfde munt, wat de beroemde spreuk van Milton Friedman – ‘there is no such thing as a free lunch’ – bevestigt. De belegger zal dus meestal het rendement van zijn portefeuille willen maximaliseren en tegelijk de volatiliteit van deze laatste minimaliseren. Hiervoor zal hij zijn portefeuille diversifiëren door ‘risicovolle’ en ‘minder risicovolle’ activa op te nemen.

Kan men nog van ‘risicovolle’ en ‘minder risicovolle’ activa spreken?

Voorzichtigheid is immers geboden als men dit soort onderscheid maakt omdat de activaklassen niet homogeen zijn, omdat hun volatiliteit niet stabiel in de tijd is en, ten slotte, omdat de volatiliteit van een activaklasse niet noodzakelijk alle mogelijke risico’s ‘inhoudt’. Op het vlak van risico mag men dus geen binaire conclusies trekken, te meer daar bepaalde ‘risicovolle’ activa – naar het voorbeeld van slangengif dat geneeskrachtige eigenschappen heeft – nuttig kunnen blijken om een portefeuille te beschermen. Zo kunnen bepaalde derivaten die hun houders tot verliezen van meer dan 100% blootstellen, die laatste paradoxaal genoeg tegen verschillende risico’s (rente, inflatie, volatiliteit…) beschermen.

Aandelen, die met een volatiliteit tussen 15% en 20% altijd als de risicovolle activaklasse bij uitstek beschouwd werden, vormen geen homogeen blok: er zijn «defensieve» en «cyclische» aandelen. Deze laatste kunnen overigens hun houders tegen de inflatie beschermen, wat niet het geval is voor de meeste obligaties die als weinig risicovol worden beschouwd.

Obligaties vormen ook geen homogeen blok daar sommige een kredietrisico vertonen (al dan niet hoogrentende bedrijfsobligaties), terwijl een wisselrisico aan andere gekleefd is (obligaties uit de opkomende markten). Staatsobligaties uit de ontwikkelde landen, die lang als de risicoloze activaklasse bij uitstek beschouwd werden, bezorgen nu kopzorgen aan hun houders daar een taboe in 2012 gevallen is met de – weliswaar geordende – schuldherstructurering in Griekenland. Men kan dus niet langer beschouwen dat staatsobligaties geen kredietrisico vertonen, of zelfs dat hun ‘liquiditeit’ optimaal is daar de liquiditeit van talrijke obligatiemarkten bij het hoogtepunt van de schuldencrisis van de eurozone opgedroogd is.

Betekent dit dat de liquiditeit – de ‘cash’ – de laatste wal is tegen de risico’s die de citadel van onze portefeuille belegeren? Jammer genoeg niet, zoals de spaarders die hun geld in 2008 bij de IJslandse banken or recentelijk bij de Cypriotische banken hadden geplaatst, kunnen getuigen. De risico’s die aan de liquiditeiten gebonden zijn, kunnen niet langer genegeerd worden, de waarborg op de deposito’s rust op het vertrouwen in het banksysteem, terwijl het risico in verband met de fiscaliteit steeds groter wordt. Zelfs de baksteen die iedere Belg in de maag heeft, zou ten slotte moeilijk te verteren kunnen worden door het toenemende verschil tussen de prijs en het gemiddelde inkomen enerzijds en de veranderingen in de ‘consumptie’ als gevolg van de vergrijzing van de bevolking anderzijds.

Al bij al kan men concluderen dat er – net zoals er geen ‘free lunch’ is – geen risicoloze activa zijn. Risico is overal, het is veelzijdig en beweeglijk. Beleggen betekent meer dan ooit risico’s beheren en hiervoor moet men de nodige afstand kunnen nemen om de theoretische gronden waarop onze beslissingen steunen, aanhoudend in twijfel te trekken.

_____________________________________________

Open architectuur: waarom en hoe?

28/2/2013

Toen de Europeanen bij het einde van de jaren 90 hun eenheidsmunt invoerden, hoopten ze o.m. dat die de ontwikkeling van de Europese markt zou versnellen, waardoor Europese bedrijven zou kunnen ontstaan die op wereldvlak zouden meetellen. In de financiële sector werd deze doestelling onbetwistbaar bereikt. Tijdens de jaren 2000 was er immers een forse toename van de fusies tussen banken en verzekeraars, waardoor het bankverzekeringsmodel de norm in het Europese financiële landschap werd. Dit leidde tot de creatie van groepen van internationaal formaat.

Terwijl deze allianties gevormd werden om een kritieke omvang te bereiken, streefden ze uiteraard ook naar synergiën. De activabeheersafdelingen van de verzekeringspolen van deze groepen kregen bv. toegang tot de distributienetwerken van de bankpolen. In een context van stijgende markten konden de activiteiten van de activabeheerders hierdoor fors groeien, terwijl de ‘interne’ distributeur ruim vergoed kon worden dankzij de inschrijvingsprovisies en de retrocessies op de beheerprovisies.

Voor de distributeur kan deze rendabele werkwijze echter tot belangenconflicten leiden. Het is immers weinig waarschijnlijk dat een – interne of externe – activabeheerder enerzijds een productgamma kan bieden dat het gehele beleggingsuniversum dekt en anderzijds altijd de beste resultaten haalt in alle activaklassen waarin hij bedrijvig is. Dit plaatst de distributeurs voor een dilemma omdat ze de morele en wettelijke verplichting hebben om in alle objectiviteit oplossingen te bieden die met het risicoprofiel van hun cliënten passen. Men kan zich echter afvragen of het mogelijk is om volledig objectief te zijn als men slechts de producten van één interne leverancier biedt. Zelfs met een hoog niveau van integriteit veronderstelt dit dat de distributeur bepaalde producten die bij zijn activabeheerder niet beschikbaar zijn, niet kan bieden of verplicht kan zijn om producten te kiezen die niet de beste resultaten uit de markt halen.

Deze kwestie heeft heel vlug tot discussies binnen de financiële kringen geleid, maar het heeft tot 2008 geduurd opdat deze werkwijze op losse schroeven werd gezet. Enerzijds heeft de crisis van 2008 de beleggers, die door hun beursverliezen ontnuchterd werden, kritischer ten opzichte van de adviezen van de banken gemaakt. Anderzijds heeft de crisis een aantal bankverzekeraars ertoe aangezet om hun activiteiten te scheiden om de omvang van hun balans te verminderen.

In de wereld van het activabeheer betekende dit het einde van de interne distributiekanalen. Een aantal distributeurs namen een zogenaamde «open» architectuur aan, dit wil zeggen dat ze hun distributiekanalen stilaan voor de producten van externe activabeheerders openden. Deze trend is echter verre van voltooid. In België hebben, met uitzondering van één grote bank, slechts middelgrote banken en/of entiteiten die in het vermogensbeheer gespecialiseerd zijn, voor een open architectuur gekozen. Het is nochtans te hopen dat deze praktijk in de komende jaren algemeen zal worden daar een open architectuur de beste garantie is dat de beleggers toegang krijgen tot een volledig productassortiment en tegelijk de beste producten uit de markt kunnen selecteren.

Men moet echter oppassen en niet in het andere uiterste vallen. De distributeur mag in geen geval een gewone supermarkt van beleggingsfondsen worden. De selectie van beleggingsfondsen vergt immers veel deskundigheid en de keuze van de partners is cruciaal om de best mogelijke dienst aan de cliënten te bieden. Naast goed presterende fondsen moet de distributeur ervoor zorgen dat de activabeheerders met wie hij werkt, hem de nodige elementen verschaffen opdat hij zijn wettelijke verplichtingen in termen van inlichting van de cliënten kan vervullen. Het ideale model van open architectuur lijkt dus meer op een delicatessenwinkel dan op een supermarkt.

_____________________________________________

Uw portefeuille beheren met beveks: voor- en nadelen

24/01/2013

Wie een roerend vermogen bezit, zal zich onvermijdelijk afvragen hoe hij dit vermogen kan beleggen om te vermijden dat zijn spaargeld traag maar zeker door de inflatie wordt opgesoupeerd.

Beleggen doe je echter niet zomaar. Naast een perfecte kennis van zichzelf in termen van gewenst rendement en tolerantie ten opzichte van het risico, vergt het beleggingswezen een goede kennis in economie en financiën, evenals een aanzienlijke investering in tijd om de evolutie van de financiële markten op te volgen. De laatste jaren zijn de beleggingen bovendien steeds ingewikkelder geworden als gevolg van de globalisatie van de financiële markten, de ontwikkeling van nieuwe instrumenten en de toenemende crisissen.

Als men vandaag zijn portefeuille als een goede huisvader wil beleggen, kan men zich niet langer beperken tot een belegging in onze nationale juwelen – de BEL 20 en de OLO’s. Een holistische aanpak is onontbeerlijk om de financiële markten in hun verscheidenheid te bekijken. Deze holistische aanpak vergt echter een kennis die enkel professionelen of fanaten (die veel tijd aan hun passie kunnen besteden) kunnen verwerven. De opvolging van de 6000 aandelen die in de MSCI World-index worden opgenomen, vergt immers meer tijd en kennis dan de opvolging van onze 20 grootste nationale aandelen. Dit veronderstelt ook dat we de schommelingen van de verschillende munten waarin deze aandelen worden uitgedrukt, kunnen begrijpen en anticiperen. Dit geldt ook voor beleggingen in obligaties, waarvoor we naast de munt waarin ze uitgedrukt worden, ook nog de verschillende economische parameters eigen aan het uitgevende land moeten kunnen opvolgen, omdat die laatste samen met het monetaire beleid en de inflatie de obligatiekoersen kunnen beïnvloeden.

De nodige kennis hebben om deze holistische aanpak te begrijpen is een noodzakelijke, maar zeker niet voldoende voorwaarde om zijn portefeuille volgens de huidige standaarden te beleggen. Toen men zich op de Bel 20 toespitste, kon men zich immers tevredenstellen met een goede diversificatie tussen de sectoren. Vandaag moet men daarnaast – zowel voor aandelen als voor obligaties – voor een fraaie diversificatie in termen van regio’s en munten zorgen. Een dergelijke diversificatie vergt echter een omvangrijke portefeuille als men niet verplicht wil zijn om concessies ten opzichte van zijn beleggingsstrategie te maken. Zelfs met het hoogste roerende vermogen per inwoner uit Europa zullen de meeste Belgen nooit een portefeuille hebben die groot genoeg is om alle verfijningen van de huidige financiële engineering te integreren, zelfs als ze alle parameters ervan beheersen.

Uw portefeuille beheren met beveks maakt het mogelijk om deze moeilijke equatie op te lossen omdat professionele beheerders en omvangrijke kapitalen die van talrijke beleggers komen, in eenzelfde beleggingsinstrument verenigd worden. Volgens de gevallen zal de belegger zelf zijn portefeuille samenstellen met beveks – in de domeinen die hij minder goed kent – en directe beleggingen in aandelen en obligaties, of het beheer van zijn gehele portefeuille aan gemengde beveks overlaten. Deze beveks hebben verschillende compartimenten waarvan de strategische activaspreiding (aandelen/obligaties) aan de verschillende beleggersprofielen beantwoorden. Die beveks zullen volgens de gevallen in beveks en/of directe lijnen beleggen. Naast het voordeel van een professioneel en gediversifieerd activabeheer profiteert de belegger van een professioneel risicobeheer en van een rapportage die hem een synthetisch beeld geeft van de factoren die zijn portefeuille hebben beïnvloed.

Beleggen met beveks heeft natuurlijk niet enkel voordelen, er hangt ook een prijskaartje aan (instap- en beheerkosten…) dat door een overeenkomstige prestatie gecompenseerd moet worden, d.w.z. door een beter resultaat dan dat van de referentie-index. Wanneer men een bevek selecteert, is het dus belangrijk om de bestendigheid van zijn (fraaie) prestaties te bekijken. Een slechte prestatie kan het gevolg zijn van een slecht beheer of van een te zware kostenstructuur. Het is cruciaal om de transparantie van de gekozen bevek te onderzoeken om na te gaan of de genomen belegginskeuzes in het belang van de aandeelhouder en niet van de beheervennootschap waren. Er bestaan gelukkig verschillende objectieve indicatoren die de selectie van een bevek vergemakkelijken, zoals het aantal sterren van Morningstar of de rating van de noteringsagentschappen.

Een bevek die op grond van objectieve criteria nauwkeurig geselecteerd wordt, kan dus een uitstekend alternatief vormen voor een persoonlijk beheer in directe lijnen. De fanaten die deze weg hebben gekozen, kunnen zich troosten met het lezen van de maandverslagen en een beetje stockpicking tijdens hun vrije tijd.

_____________________________________________

Aandelen hebben hun laatste woord niet gezegd … in het kader van een gediversifieerde portefeuille

13/12/2012

In zijn publicatie van 24 mei 2012 besloot de Financial Times om de provocerende titel die in 1979 door de Business Week werd gebruikt, in vraagvorm te hernemen: Zijn aandelen dood? («The Death of Equities?»). Volgens een recente «Barometer van de Beleggers» van ING verwacht minder dan één derde van de Belgische beleggers dat aandelen binnen de komende 12 maanden meer dan 5% zullen opbrengen. De particulieren zijn niet de enigen die weinig vertrouwen in aandelen hebben, de institutionele beleggers zijn ook zeer voorzichtig: hun posities in cash en veilige kwaliteitsobligaties blijven hoger dan het historische gemiddelde. Dit verklaart waarom de Financial Times zich eind augustus afvroeg of het nog de moeite was om in aandelen te beleggen. Voor ons is het antwoord op deze vraag duidelijk: ja. En dit om drie redenen. Ten eerste hebben aandelen ondanks de verschillende crisissen op lange termijn relatief goed gepresteerd, terwijl hun waarderingen ten opzichte van de andere traditionele activaklassen (obligaties en vastgoed) aantrekkelijk zijn. Ten tweede moeten de aandelenbeleggers niet uit het oog verliezen dat ze mits een voldoende diversificatie en een beleggingstermijn op middellange/lange termijn correct vergoed worden voor het gelopen risico. En ten slotte moet niet vergeten worden dat beleggingsopportuniteiten vaak in periode van financiële stress optreden. Of met de woorden van Sir John Templeton: “Bullmarkten worden geboren uit pessimisme, groeien door scepticisme, rijpen door optimisme en sterven bij euforie. Het beste moment om aandelen te kopen is wanneer het pessimisme het grootst is.”

De balans is verre van volledig negatief voor aandelen

De beurzen hebben weliswaar talrijke crisissen meegemaakt, maar dit heeft ze niet belet om indrukwekkende rendementen op lange termijn te boeken. Sinds de Business Week van 1979, na 10 jaar van zwakke groei en inflatiespanningen, de dood van aandelen («Death of Equities») aangekondigd heeft, is de S&P 500 met zowat 1460% vooruitgegaan! Deze prestatie kan ertoe aanzetten om een zekere volatiliteit op korte termijn te dulden. Vooral als er ook rekening met de herbelegde dividenden gehouden wordt. Als men bv. de MSCI-index van de belangrijkste Europese «blue chips» bekijkt, ziet men dat de koersen tijdens de voorbije 10 jaar amper met 11% gestegen zijn, maar als men rekening houdt met de dividenden en de winsten die dankzij hun herbelegging gemaakt werden, stijgt het rendement tot liefst 55%! Op jaarbasis vormt dit een gemiddelde prestatie die de inflatie met 3% overschrijdt.

Waarom nog in aandelen geloven…

Men heeft soms de indruk dat de aandelenmarkten de voorbije jaren alleen maar voor slechte verrassingen hebben gezorgd. Er wordt bovendien algemeen aangenomen dat de economische groei in de toekomst onder het gemiddelde op lange termijn zal blijven, met als gevolg lagere aandelenrendementen.

Ondanks de negatieve fundamentele factoren lijken de aandelenkoersen echter te herstellen omdat de beleggers onder de impuls van het uiterst soepele monetaire beleid van de centrale banken meer vertrouwen hebben in de positieve technische factoren (zoals de waarderingen en het dividendrendement) die de risicovolle activa ondersteunen.

Aandelen blijven relatief goedkoop

Op grond van de evolutie op 20-30 jaar blijven de waarderingscriteria van de aandelen aantrekkelijk. Voor de VS zijn de verschillende koerswinstverhoudingen van de aandelen uit de S&P 500 niet overdreven: ze schommelen tussen 14,7 en 22,3. De Amerikaanse aandelen lijken ook redelijk geprijsd als de waarde van de bedrijven met de omvang van de nationale economie vergeleken wordt. De ratio beurskapitalisatie van de S&P 500/bruto binnenlands product van de VS bedraagt ongeveer 83%, na hoogtepunten van 101% in mei 2007 na een stijging van de markt tijdens 5 jaar en van 131% in augustus 2000, vlak vóór de uitbarsting van de internetluchtbel van de jaren 1990. De aandelen van de eurozone worden van hun kant door 45% van de fondsenbeheerders (een ongeëvenaard percentage) als de meest ondergewaardeerde uit alle regio’s beschouwd. Op grond van de MSCI Europe-index worden ze tegen 12,1 maal de verwachte winst verhandeld, terwijl hun gemiddelde koerswinstverhouding van de voorbije 20 jaar zowat 23 bedraagt. De ratio koers/inventariswaarde wijst op eenzelfde beeld: de Europese aandelen worden tegen een veelvoud van 1,5 verhandeld, te vergelijken met een historisch gemiddelde van 2,2.

Aandelen bieden dividenden die met de coupons van de obligaties kunnen wedijveren

Naast gunstige absolute waarderingen, vertonen aandelen ook aantrekkelijke waarderingen ten opzichte van de andere activaklassen. Ondanks 30 jaar van stijgende obligatiemarkten en dalende rente, zijn de staatsobligaties niet beschut tegen een destabilisatie die van een inflatoire of zelfs deflatoire cyclus zou kunnen komen. In deze context beschikken aandelen over een belangrijke troef: hun dividendrendement ligt ruim hoger dan het obligatierendement. De bijdrage van de herbelegde dividenden in het totale rendement van een aandelenbelegging is historisch gezien significant. Als de volatiliteit op de markten aanhoudt, zouden de dividenden en de dividendgroei bovendien nog een grotere rol kunnen spelen. De capaciteit van de bedrijven om dividenden uit te keren is immers zeer groot dankzij het bijna recordpeil van hun liquiditeiten. Bovendien stijgen dividenden traditioneel samen met de inflatie. Net deze dynamische kant van de dividenden kan voor een extra rendement ten opzichte van de vastrentende instrumenten zorgen.

… en vooral dan in aandelen die als «investment grade» beschouwd worden

Gelet op de historisch lage obligatierendementen en op de voorzichtigheid die geboden is ten opzichte van de vastgoedrendementen, is een wijziging van de activaspreiding ten voordele van aandelen niet uitgesloten. Hoewel we beseffen dat dit proces veel tijd in beslag zou kunnen nemen daar de beleggers nog steeds de voorrang aan kapitaalbescherming geven, zullen aandelen waarschijnlijk een grotere plaats in de beleggingsportefeuilles krijgen. De strategieën van activaspreiding, die tot nu toe nog defensief zijn, zullen dan ook gewijzigd worden. We moeten echter toegeven dat de beleggers voor een pijnlijk dilemma staan. Enerzijds is het moeilijk om op de obligatiemarkten positieve reële inkomsten te krijgen zonder enige risico’s te nemen (beleggen in leningen van bedrijven met een lagere kredietrating). Anderzijds worden talrijke aandelen in de huidige omgeving (zwakke groei, onstabiel banksysteem en onzekerheid rond de overheidsschulden) als risicovol beschouwd.

In deze context verkiezen we de zogenaamde «investment grade» aandelen (om de terminologie van de obligatiemarkten te hernemen), d.w.z. aandelen met stevige historische prestaties, een gezonde balans en een stabiele dividendgroei. Tegelijk blijven we de diversificatie tussen de activaklassen voortrekken. Wat de tolerantie ten opzichte van het risico en het risicoprofiel ook mogen zijn, is het uiteindelijk deze diversificatie die het mogelijk maakt om de risicograad van de portefeuilles te verlagen, terwijl de timing van de beleggingen van minder belang is.

_____________________________________________

Stockpicking: dividendrendement, een ideaal selectiecriterium

20/11/2012

Tussen de recessie die we meemaken, de twijfels over de houdbaarheid van de schuldenlast van veel landen, de lage rente en de eurocrisis zijn de langetermijnbeleggers vandaag ten einde raad. Bij gebrek aan herkenningspunten trekken ze zich langzamerhand terug uit de aandelenmarkten. In deze oceaan van onzekerheden blijven bepaalde indicatoren, zoals het dividendrendement, echter een verzekering om veilig de haven te bereiken.

Tal van studies tonen dat dividenden op lange termijn het grootste gedeelte vormen van het rendement van een aandelenportefeuille en dat bedrijven die hoge dividenden betalen, beter presteren dat bedrijven die lage of geen dividenden uitkeren. Dividenden betekenen bovendien meer dan een eenvoudige geldteruggave aan de aandeelhouders; voor hen kunnen ze een manier zijn om de handelingen van de directie beter onder controle te houden door minder liquiditeiten in het bedrijf te laten.

Het dividendbeleid is een zeer belangrijk element in de strategie van een bedrijf en kan gebaseerd zijn op verschillende logica’s. Een bedrijf kan immers zijn dividendbeleid afstemmen op het vertroetelen en binden van zijn aandeelhouders. Door een groot gedeelte van zijn winst uit te keren, versterkt een bedrijf enerzijds zijn corporate governancemodel door de financiële bewegingsruimte van de directie in te perken en voldoet het anderzijds aan de voorliefde van de aandeelhouders voor cash. Terwijl ingehouden winsten een boekhoudkundig concept vormen, zijn dividenden echte, door het bedrijf uitgekeerde liquiditeiten. Het dividenduitkeringsbeleid geeft de beleggers dus een stevig signaal over de financiële gezondheid van het bedrijf. Beleggers reageren dan ook dikwijls positief op een verhoging van het dividend, terwijl ze een verlaging van het dividend negatiever inschatten dan een neerwaartse herziening van de winst.

Meestal worden drie factoren gebruikt om de houdbaarheid van het dividendbeleid van een bedrijf te beoordelen:

  1. De uitkeringsratio wordt berekend door het dividend van het bedrijf te delen door de winst per aandeel na belastingen. Een uitkeringsratio hoger dan 1 betekent dat het bedrijf in dat jaar een hoger dividend uitkeert dan de geboekte winst. In een historisch perspectief hebben de ondernemingen 40% tot 50% van hun winst in dividenden uitgekeerd. Momenteel stelt men vast dat de uitkeringsratio onder zijn historische gemiddelde ligt. In deze context lijkt een daling van de dividenden weinig waarschijnlijk zelfs al wordt voor 2013 een winstdaling verwacht.
  2. Het dividendrendement wordt berekend door het brutodividend te delen door de koers van het aandeel. Dit zegt hoeveel cash een bedrijf jaarlijks uitkeert in verhouding tot de koers van het aandeel. Als er geen meerwaarde op de koers is, vormt het dividendrendement de return on investment op een aandeel. De voorbije twee jaar bedroeg het dividendrendement in Europa zowat 4%.
  3. De dividenddekking is de verhouding tussen de winst van het bedrijf en de aan de aandeelhouders betaalde dividenden. Dit wordt berekend door de winst per aandeel te delen door het dividend per aandeel. Als een bedrijf bv. een winst per aandeel boekt van 10 USD en een dividend uitkeert van 2 USD, is de dividenddekking gelijk aan «5 keer».

Vanuit puur boekhoudkundig standpunt ziet de betaling van een dividend eruit als een waardeverlies voor het bedrijf dat dit dividend uitkeert, terwijl men vanuit economisch standpunt redeneert dat de waarde van een bedrijf overeenkomt met de huidige waarde van alle toekomstige dividenden. Er wordt immers vastgesteld dat veel beleggers niet onverschillig staan tegenover de winstuitkering door de bedrijven waarvan zij aandeelhouder zijn en dat ze, net als Warren Buffet, de voorkeur lijken te geven aan aandelen met hoge dividenden, en dit om verschillende redenen.

Om te beginnen onderstrepen we – en dit wordt bevestigd door tal van academische studies – dat dividenden op lange termijn het grootste gedeelte van het aandelenrendement vormen. Als we bv. het gemiddelde jaarrendement van de MSCI World-index over de voorbije 40 jaar ontleden, stellen we vast dat het grootste deel daarvan afkomstig is van dividenden.

Voorts hebben verschillende studies getoond dat de bedrijven die hoge dividenden betalen, beter presteren dan bedrijven die geen dividend uitkeren. De recentste studie ter zake is die van Kenneth French van de universiteit van Dartmouth. Die komt tot het besluit dat de Amerikaanse aandelen die geen dividend uitkeren, sinds 1927 een totaal rendement opleverden van 8,4% per jaar, tegenover 11,2% voor bedrijven die hoge dividenden betalen. Deze trend wordt zonder grote verschillen wereldwijd waargenomen zoals blijkt uit onderstaande grafiek, waarin de evolutie van de MSCI World-index vergeleken wordt, met of zonder herbelegging van dividenden, van 1970 tot nu. De interpretatie spreekt voor zichzelf.

 

Bronnen : Thomson Datastream – ING Investment Management

Cijfers: MSCI World in $, van januari 1970 tot oktober 2012

De outperformance van aandelen die hoge dividenden uitkeren zou makkelijk te verklaren zijn als die aandelen riskanter of volatieler waren dan andere, maar dit is niet het geval. Integendeel, wanneer de groei- en rendementsaandelen gedefinieerd worden door het dividendrendement, zijn het de rendementsaandelen die de laagste volatiliteit vertonen.

2013 dient zich in menig opzicht aan als een moeilijk jaar. In Europa zal de schuldencrisis waarschijnlijk de krantenkoppen blijven halen tegen de achtergrond van een zeer slappe werelwijde economische groei, met tal van landen op het rand van de recessie. We verwachten immers een wereldgroei van zowat 3,3% in 2013, of minder dan het potentieel.

In die context zullen de bedrijfsresultaten waarschijnlijk onder druk komen te staan. Hoewel veel analisten een positieve winstgroei in 2013 verwachten, mikken we dan ook op een nulgroei in Europa en op een groei van minder dan 5% in de VS. Natuurlijk zal dat een schadelijk effect hebben voor de aandelenmarkten, maar dankzij hun lage waarderingen zullen ze waarschijnlijk goed standhouden.

_____________________________________________

Bedrijfsobligaties vanuit het oogpunt van de groeilanden

13/11/2012

De high yield- of investment grade-bedrijfsobligaties vormden begin 2012 een van de belangrijkste beleggingsthema’s. In een marktklimaat dat door een grote volatiliteit en een historisch lage rente werd gekenmerkt, was het ook logisch dat beleggers de voorkeur gaven aan een activacategorie met stevige fundamentals, die ondanks alles nog altijd een vrij aantrekkelijk extra rendement oplevert. Door hun homebias gaven Europese beleggers automatisch de voorkeur aan Europese bedrijfsobligaties. Hoewel de schuldenlast[1] van die ondernemingen op zijn laagste peil in tien jaar stond, werden ze de eerste vijf maanden van het jaar nog altijd met een spread van gemiddeld meer dan 200 basispunten (investment grade-rating[2]) verhandeld. Beleggen in Europese bedrijfsobligaties was dus zeker een goede keuze vanuit absoluut standpunt, maar relatief bekeken hebben de goede fundamentals van de Europese ondernemingen misschien wel verhuld dat die van de bedrijven uit de groeilanden nog beter zijn. Iedereen weet zo langzamerhand wel dat de groeilanden qua koopkrachtpariteit meer dan 50% van de wereldeconomie uitmaken en dat zij voortaan de belangrijkste groeimotor zijn. Dat hun ondernemingen die motor doen draaien, wordt echter wel nog al te vaak over het hoofd gezien. Ze werden door de westerse multinationals lange tijd stiefmoederlijk behandeld, zij zagen hen enkel als middel om toegang te krijgen tot goedkope arbeidskrachten om zo de productie van hun in het westen ‘bedachte’ producten uit te besteden. De afgelopen jaren lijkt de rubriek ‘fusies en overnames’ van de financiële dagbladen aan te tonen dat de ‘leerling’ misschien wel goed op weg is om de ‘meester’ te overtreffen. Zo zijn de paradepaardjes van de Britse auto-industrie, Jaguar en Land Rover, in handen gevallen van de Indische groep Tata, wist de Russische staalgigant Severstal het Amerikaanse PBS Coals in de wacht te slepen, terwijl het Chinese bedrijf CNOOC zelfs ongevraagd een bod durfde uit te brengen op het Amerikaanse oliebedrijf Unocal … Niet alle acties kenden een goede afloop, maar het toont wel aan dat bedrijven uit de groeilanden op de internationale scène willen meespelen. Ze vormen vandaag trouwens al een kwart van de vijfhonderd grootste bedrijven van de wereld qua omzet[3], dat is viermaal meer dan tien jaar geleden. We vinden die bedrijven in alle sectoren, zoals de Zuid-Afrikaanse brouwerij SAB Miller, het Russische mijnbouwbedrijf Norilsk Nickel en de Braziliaanse vliegtuigbouwer Embraer. Om hun ambities te financieren en gesterkt door hun nieuwe legitimiteit, zijn ondernemingen uit groeilanden almaar nadrukkelijker aanwezig op de obligatiemarkten, waar zij het grootste deel van de uitgiften van groeilandobligaties in harde valuta op zich nemen (zie grafiek 1). Deze markt heeft zich zo snel ontwikkeld dat bedrijfsobligaties uit groeilanden door de jaren heen tot een volwaardige activacategorie zijn uitgegroeid, met heel wat interessante kenmerken voor de beleggers.

Grafiek 1: uitgiften van bedrijfs- en staatsobligaties uit groeilanden in harde valuta (in miljard dollar)

Bron: JPMorgan op grond van gegevens op 30 maart 2012

Waarom beleggen in bedrijfsobligaties uit groeilanden?

De analyse van de index JPMorgan CEMBI Diversified (Corporate Emerging Markets Bond Index) is waarschijnlijk de beste manier om deze activacategorie in haar geheel te benaderen. Meer dan 60% van de bedrijfsobligaties uit groeilanden heeft immers die index als benchmark. Zo zien we dat de kapitalisatie van deze activacategorie de afgelopen tien jaar een jaarlijkse groei van 25% liet optekenen, terwijl de fundamentals van de emittenten alleen maar beter zijn geworden. Zo heeft 75% nu een investment grade-rating, waardoor de CEMBI een gemiddelde rating BBB heeft (zie grafiek 2).

Grafiek 2: uitsplitsing per rating van de CEMBI Diversified index

Bron: JPMorgan op grond van gegevens op 30 maart 2012

De emitterende ondernemingen uit groeilanden bieden overigens het voordeel geografisch en sectoraal goed gespreid te zijn (zie grafiek 3), wat de CEMBI een goede diversifiëring oplevert en waardoor de correlatie[4] met andere activacategorieën vrij beperkt blijft.

Grafiek 3: regionale en sectorale samenstelling van de CEMBI Diversified-index

 Bron: JPMorgan op grond van gegevens op 30 maart 2012

Bedrijfsobligaties uit groeilanden in harde valuta zijn absoluut een goede manier om uw obligatieportefeuille te diversifiëren, zonder de kredietkwaliteit ervan te verlagen. Maar daarnaast zijn ze ook een uitstekend middel om het rendement van uw portefeuille te verhogen. Ondanks de goede fundamentals worden ondernemingen uit groeilanden immers met een hogere spread verhandeld dan hun Europese tegenhangers met eenzelfde rating (zie tabel).

 Bron: JPMorgan op grond van gegevens op 30 maart 2012

Zo konden de bedrijfsobligaties uit groeilanden in harde valuta het voorbije decennium een hoger rendement boeken dan bedrijfsobligaties op de ontwikkelde markten en dat zowel in het investment grade- als het high yield-segment (zie grafiek 4).

Grafiek 4: geannualiseerd rendement van 2002 tot 2011[5]

Bronnen: ING IM, JPMorgan

Uit wat voorafgaat kunnen we dan ook alleen maar besluiten dat bedrijfsobligaties uit groeilanden in harde valuta een activacategorie vormen die qua diversifiëring en rendement heel wat te bieden heeft. Deze activacategorie biedt in dollar immers een gemiddelde kredietkwaliteit van investment grade-niveau, met een spread die minstens 100 basispunten hoger is dan voor vergelijkbare emittenten in Europa. Helaas blijft ze nog moeilijk toegankelijk voor particuliere beleggers omdat het universum vrij ruim is en die obligaties niet noodzakelijk in onze banknetten worden verdeeld. Activabeheerders bieden natuurlijk wel al fondsen aan waarmee een blootstelling aan die activacategorie mogelijk is. Het kan gaan om een opportunistische blootstelling in een portefeuille staatsobligaties uit groeilanden volgens de EMBI[6] GD-index of een ‘zuivere’ blootstelling in specifieke fondsen die doorgaans de CEMBI volgen. Welke oplossing u ook kiest, als u deze activacategorie optimaal wilt benutten, gaat u beter altijd voor een activabeheerder voor wie groeilandobligaties onderdeel van zijn corebusiness zijn en die dus een stevige lokale aanwezigheid biedt. Om voordeel te halen uit deze activacategorie in volle bloei is het immers noodzakelijk om over analisten ter plaatse te beschikken die de besluitvormers van die ondernemingen kunnen ontmoeten en hun business model in de specifieke context van elke regio of elk land (lokale wetgeving, gebruiken en gewoontes …) kunnen plaatsen. Kortom, allemaal zaken die niet vanuit de financiële centra in New York, Londen of Parijs te beheren vallen.


[1] Bron: Bloomberg – STOXX Europe 600 – Total Debt to Total Equity

[2] Bron: Thomson Datastream – Iboxx Euro Corporate All Maturities – Redemption Yield – Germany Benchmark Bond 10 Years Redemption Yield

[3] Fortune Global 500 – juli 2011

[4] Bron: ramingen ING Investment Management. Correlaties: ‘CEMBI – US Treasuries = 0,3’, ‘CEMBI – MSCI World = 0,5’ en ‘CEMBI – EM Equities = 0,6’.

[5] EM Corporates HY: CEMBI Broad Div HY, US HY: JPMorgan HY, EM Corporates IG: CEMBI Broad Div IG, US IG Corporates: JULI; gegevens op 31 januari 2012.

[6] Emerging Market Bond Index – JPMorgan.

Eén reactie op Beheer

  1. Beleggen schreef:

    Ik zou voorlopig toch van obligaties afblijven, er zijn toch betere opportuniteiten dan dat?!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *