De klimaatuitdaging en de energieproblematiek 

Door Ludivine de Quincerot, hoofd ESG & Financiële analyse, en Andréa Sekularac, Sustainable Investment Officer bij Rothschild & Co Asset Management  

 

Eind 2022 lijkt het geopolitieke en economische klimaat niet bevorderlijk om nog meer ecologische maatregelen te nemen, terwijl de latente maatschappelijke spanningen nog groter zijn geworden. Is de naleving van de Overeenkomst van Parijs en de verwezenlijking van de Net Zero doelstelling nog haalbaar in deze context, die a priori niet erg gunstig is voor de milieuzaak? 

  

 

Een COP in een gespannen internationale context 

  

De COP27 eindigde met gemengde gevoelens. Sommige engagementen inzake de vermindering van broeikasgasemissies of het afstappen van fossiele brandstoffen zijn aangescherpt. Verliezen en schade hebben echter meer aandacht gekregen in het debat. Aangezien de ontwikkelingslanden als eerste worden blootgesteld aan de gevolgen van de opwarming van de aarde, waarvoor de ontwikkelde landen hoofdzakelijk verantwoordelijk zijn, werden de deelnemers het uiteindelijk eens over de oprichting van een nieuw fonds om de zwaarst getroffen landen te helpen.  

 

Dit besluit, dat het resultaat is van een dertig jaar oude vaststelling, is niet zomaar anekdotisch en geeft een sterk signaal. Tot nu toe is er weinig of niet geïnvesteerd in omgaan met de gevolgen van de klimaatverandering. De meest getroffen landen helpen is rechtvaardig. Toch blijkt uit deze herschikking van prioriteiten dat we nu zowel de gevolgen als de oorzaken trachten te bestrijden. Dat werpt een nieuw licht op de economische en maatschappelijke gevolgen van de klimaatverandering. 

  

Hoe is het zover kunnen komen? 

  

De uitbraak van het Russisch-Oekraïense conflict heeft Europa in een energiecrisis zonder weerga gestort, nog versterkt door de sluiting van de helft van de Franse kerncentrales, het belangrijkste alternatief voor thermische centrales. De politieke besluitvormers, die worden geconfronteerd met de explosieve stijging van de gas- en elektriciteitsprijzen en de daaruit voortvloeiende economische en maatschappelijke risico’s, hebben logischerwijs de nationale belangen boven wereldwijde uitdagingen geplaatst. Zo is het klimaatvraagstuk naar de achtergrond verdrongen. Deze situatie heeft vooral de aandacht gevestigd op de zeer grote afhankelijkheid van bepaalde staten van een beperkt aantal producenten van fossiele brandstoffen, maar ook op het gebrek aan diversiteit in de Europese energiemix.  

 

Bij gebrek aan alternatieven is meestal gekozen voor substitutiemiddelen, soms de meest “koolstofintensieve”, om aan de noodsituatie het hoofd te bieden. Het jaar 2022 staat dus in het teken van de terugkeer van fossiele brandstoffen, in de eerste plaats steenkool, waarvan het gebruik met 1,2% zou toenemen(1). Tegelijkertijd is de vraag naar gas gestegen om de lage voorraden aan te vullen nu de winter voor de deur staat, en om te voorkomen dat de energiecrisis uitmondt in een diepe sociale crisis. 

  

Is het Akkoord van Parijs achterhaald? 

  

De energiecrisis illustreert vooral het probleem van de tijdshorizon, en de tegenstelling tussen korte- en langetermijnbelangen. Financiële spelers krijgen deze vraag steeds opnieuw voorgeschoteld. Hoewel de huidige situatie op korte termijn beter uitdraait, zijn de bestaande engagementen, of het nu gaat om het tijdschema voor de geleidelijke afbouw van steenkool of het traject voor emissiereducties en investeringen, niet herzien of geschrapt. Integendeel, ze zijn soms zelfs versterkt.  

 

Bovendien dwingt een crisis tot innovatie en kan het de besluitvorming versnellen. In de Verenigde Staten bijvoorbeeld leidde de oliecrisis van 1970 ertoe dat politici op zoek gingen naar alternatieve bevoorradingsbronnen om hun energieonafhankelijkheid te waarborgen. Bovendien zijn hernieuwbare energiebronnen volgens het IEA(2) momenteel het meest kosteneffectief. Hoewel nog zeer beperkt, fungeren zij als buffer in een gespannen energiecontext. Volgens het agentschap zou, met de huidige hoge gas- en elektriciteitsprijzen en de lopende investeringen, de capaciteit voor hernieuwbare energieopwekking vóór 2030 de belangrijkste bron van elektriciteitsopwekking kunnen worden. Ondertussen zal de energiesituatie waarschijnlijk precair blijven. Door die spanningen wordt het transitieproces nog langer, zonder dat het oorspronkelijke doel echter in het gedrang komt. 

  

Sterke internationale ambities 

  

In Europa wordt met het nieuwe programma RePowerEU, dat op 210 miljard euro wordt geraamd, gestreefd naar 45% van de ENR(3)  bevoorrading tegen 2030, maar ook naar 13% energiebesparing (tegenover de huidige 9%). Het werd onlangs versterkt door een koolstoftaks aan de grens in de Europese Unie.  In de Verenigde Staten beoogt de in juni jongstleden aangenomen Inflation Reduction Act van 2022 (bijna 400 miljard dollar over 10 jaar) de doelstelling te ondersteunen om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2030 met 50% tot 52% te verminderen ten opzichte van 2005, en is vooral gebaseerd op belastingkredieten om de productie van hernieuwbare energie “made in the USA” aan te moedigen.  

 

Deze verklaarde wens om zich van China te emanciperen door ultra-protectionistische maatregelen is niettemin een bron van spanning voor zijn Europese partners, die opnieuw collaterale schade worden in een handelsoorlog die ondanks het einde van het mandaat van Donald Trump voortduurt. In China beoogt de partij een vermindering van de koolstofintensiteit met meer dan 65% ten opzichte van 2005 en een verhoging van het aandeel van niet-fossiele brandstoffen tot 25% van het energieverbruik (tegen 2019 15,3%). Hoewel de vraag naar de timing rijst, blijkt uit deze aankondigingen duidelijk de ambitie van een staat die zich wil positioneren als leider op het gebied van hernieuwbare energie en die zichzelf over het algemeen de middelen weet te verschaffen om zijn doelstellingen te bereiken. 

  

De energietransitie en de economische en maatschappelijke uitdagingen 

  

Ondanks de bereidwilligheid van de staten blijkt uit de huidige situatie dat een plotselinge verandering van energiestrategie niet haalbaar is. Dit proces houdt in dat rekening wordt gehouden met de maatschappelijke gevolgen (omscholing, steun- en begeleidingsmaatregelen, opleiding, enz.) of de gevolgen voor de grondgebieden (delokalisatie, overconcentratie, enz.). Om duurzaam te zijn, mag het nieuwe model de onevenwichtigheden die inherent zijn aan eerdere modellen niet herstellen of vergroten. Voorts is de noodzaak om de Europese energiemix te diversifiëren, met name door stimulerend overheidsbeleid, een reeds lang bestaande uitdaging, maar een gebrek aan organisatie bij de uitvoering ervan dreigt grote gevolgen te hebben voor de prijsstabiliteit en uiteindelijk voor de bevolking. Volgens modellen van de ECB zal een ordentelijke overgang in Europa leiden tot een stijging van de energieprijzen met ongeveer 3,5% per jaar, vergeleken met een basisscenario. Dit scenario zou leiden tot een inflatie van gemiddeld 0,10% per jaar en heeft op korte termijn een licht negatief effect op het bbp van de eurozone. Anderzijds zou een ongeordende klimaattransitie gepaard gaan met een stijging van de energieprijzen met gemiddeld 13,5% per jaar en inflatoir (gemiddeld +0,5% per jaar ten opzichte van het standaardscenario) en negatief zijn voor de groei op korte en middellange termijn(4). Bovendien worden deze scenario’s nu getoetst aan de huidige crisis, die de inflatoire effecten van de energiecomponent doorgaans versterkt.  

  

Een inflatoire context die de transitie in het gedrang brengt? 

  

De inflatie, die al werd aangewakkerd door de wereldwijde gezondheidscrisis, is in vele regio’s van de wereld sterk gestegen door een combinatie van de energiecrisis en de grondstoffentekorten. In het licht van deze situatie zijn de belangrijkste centrale banken begonnen met de strafste renteverhogingen in tien jaar.  

 

Is het, gezien de wereldwijde schuldenberg die verder oploopt, dan ook realistisch om te verwachten dat bedrijven zich engageren voor transitie-investeringsplannen? De nieuwe situatie op de obligatiemarkten doet niet noodzakelijkerwijs afbreuk aan hun vermogen om te investeren. Dankzij het zeer gunstige renteklimaat van de afgelopen tien jaar hebben de meeste van hen, vooral de energiebedrijven, gezonde balansen kunnen voorleggen. Bovendien hebben evoluties in de regelgeving doorgaans tot gevolg gehad dat investeringen in duurzame oplossingen worden aangemoedigd. Vanuit financieel oogpunt kunnen duurzaamheidscriteria ook de risicopremies beïnvloeden vanwege de extra garanties die zij beleggers bieden. Transparante en heldere investeringen zullen daarom van cruciaal belang zijn voor bedrijven die bereid zijn hun transitie te financieren. Hierdoor worden ze meer waard. De rol van de belegger zal erin bestaan de bedrijven te selecteren die het best gepositioneerd zijn om te profiteren van deze potentiële waardevermeerdering. 

  

Is Net Zero een utopie? 

  

Meer dan 80% van de wereldeconomie heeft zich er momenteel toe verbonden Net Zero te worden(5). Hoewel we ons vragen kunnen stellen over het tempo, is het momentum er toch. De geloofwaardigheid van deze engagementen zal echter afhangen van de vaststelling van doelstellingen over verschillende tijdshorizons, en georganiseerde transitieplannen met duidelijk omschreven middelen. Het bereiken van een standaardisatie van de engagementen (geïntegreerd in de strategie van het bedrijf, de toewijzing van kapitaal en het toezicht op het CO2-budget) is essentieel, evenals het in aanmerking nemen van scope 3(6)), ondanks de inherente complexiteit van deze gegevens. 

 

Daarom zal de oprichting van een toezichthoudende autoriteit die transparantie aanmoedigt en greenwashing beperkt sowieso bijdragen tot de toepassing van beste praktijken en marktnormen. De regelgeving gaat in die richting en beleggers en ondernemingen zijn over het algemeen voorstander van de uitvoering van initiatieven zoals de taxonomie, die een juridisch en uniform kader bieden. Bovendien zullen naast fossiele brandstoffen en hun alternatieven (waterstof, kernfusie, enz.) de kwesties van energie-efficiëntie en technologische innovatie de komende jaren van cruciaal belang zijn. Naast de energiebedrijven zullen de sectoren die het meeste uitstoten (industrie, nutsbedrijven, grondstoffen, chemie, enz.) dus een fundamentele rol spelen om de transitie te stimuleren. 

  

Zie ook de Corner Kronieken van experts 

 

(1) IEA, Coal 2022 – Analysis and forecast to 2025, december 2022..(2) International Energy Agency : Internationaal Energie Agentschap.(3) Hernieuwbare energie.(4) Bron: ECB, 2020. 

(5) Universiteit van Oxford, november 2021.(6) Indirecte koolstofemissies in verband met de verschillende stadia van de levenscyclus van een product. 

 

 

Dit bericht is geplaatst in Actualiteit met de tags , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *