Wat is de SFDR?

@Pexels

Door Ophélie Mortier, DPAM

 

Wat is de Verordening inzake informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector, beter bekend onder de afkorting SFDR (Sustainable Finance Disclosure Regulation)?

Om de impact van deze verordening ten volle te begrijpen, moeten we teruggaan naar 2016, toen de Europese Commissie een comité van deskundigen op hoog niveau oprichtte om haar te helpen om haar actieplan voor duurzamere financiering vorm te geven. Dat actieplan berust op drie belangrijke doelstellingen:

 

 

  • Kapitaalstromen kanaliseren naar de reële economie, met name naar meer duurzame en inclusieve groei;
  • Van het duurzaamheidsrisico, en meer bepaald het klimaatrisico, een systemisch en significant risico maken waarmee alle beleggers rekening moeten houden;
  • De strijd aanbinden tegen greenwashing en kortetermijndenken.

 

In die drievoudige doelstelling moeten we de SFDR-verordening kaderen. Enerzijds wil zij kapitaalstromen kanaliseren naar de reële economie door alle financiële producten verplicht te classificeren aan de hand van een typologie die de Europese Commissie heeft vastgesteld op basis van hun duurzame karakter. Anderzijds wil zij de integratie van duurzaamheidsrisico’s verplicht openbaar maken, en ook de manier waarop er rekening wordt gehouden met negatieve duurzaamheidseffecten. Ten slotte zijn er, afhankelijk van de classificatie van het financiële product, bepaalde openbaarmakingsverplichtingen vereist om greenwashing tegen te gaan.

Merk op dat het hier gaat om een Europese verordening, en niet om een richtlijn. Zij is daarom onmiddellijk van toepassing in alle lidstaten zonder dat er nationale regelgeving nodig is om ze uit te voeren.

 

De typologie van de Europese Commissie: duurzame belegging, of net niet?

 

Zoals gezegd is een van de directe verplichtingen van de verordening dat elk financieel product (beleggingsfonds, mandaat, verzekeringsproduct, enz.) wordt geclassificeerd aan de hand van de mate waarin het ecologische, sociale en governancecriteria (ESG) en/of duurzaamheidskenmerken integreert.

Die classificatie maakt een onderscheid tussen verschillende producten:

  • ‘Overige’ die sommige ten onrechte de ‘artikel 6’ producten noemen[1]. Dat zijn de financiële producten die niet voldoen aan de voorwaarden van de ‘artikel 8’- of ‘artikel 9’-producten.
  • ‘Artikel 8’. Dit zijn producten die ecologische en/of sociale kenmerken
  • ‘Artikel 9’. Dit zijn producten die ecologische en/of sociale doelstellingen

 

Alleen in artikel 9 van de verordening wordt verwezen naar de benaming “duurzaam” (sustainable). Dat trekt dus de grens tussen wat als een duurzame belegging kan worden beschouwd en wat niet.

 

Gebrek aan duidelijkheid en snelheid

 

Het verschil tussen E/S kenmerken en E/S doelstellingen werd echter niet duidelijk vastgelegd in de tekst. Bij de publicatie ervan was de verwijzing naar bijlage 1 en bijlage 2 bedoeld om een onderscheid te maken tussen de twee begrippen. Jammer genoeg bevatten deze twee bijlagen op dat moment echter nog geen beschikbare informatie, in afwachting van de befaamde RTS (technische teksten) die de interpretatie en de tenuitvoerlegging van de verordening mogelijk maken. Vergeet niet dat de Europese Commissie ondanks de vertraging bij de publicatie van de technische teksten – die in februari zijn gepubliceerd en nog niet formeel definitief zijn – geen extra tijd heeft gegund om tegen de oorspronkelijke datum van 10 maart 2021 aan de verordening te voldoen. De verschillende financiële spelers moeten dus voldoen aan de wettekst, maar de teksten zijn erg complex en alles errond is vrij vaag.

 

Wat zijn de gevolgen voor de verschillende producten?

 

De SFDR-verordening betreft zowel de gereglementeerde informatie vóór de belegging als tijdens de volledige looptijd ervan. Ze heeft dus zowel betrekking op de informatie in het prospectus van beleggingsfondsen en in de MiFID-brochure voor portefeuilles in directe lijnen, als op de informatie die op de website beschikbaar is. Ten tweede vereist de verordening dat er heel wat informatie wordt opgenomen in het jaarverslag van het beleggingsfonds of in het beheerverslag van portefeuilles in directe lijnen.

Voor zogenaamde “artikel 8”-producten moet daarom worden vastgesteld welke E/S-kenmerken het product bevordert en hoe deze gedurende de volledige looptijd van de belegging worden gemeten en gecontroleerd. Deze informatie, die in het prospectus en het KIID wordt opgenomen en op de website wordt gepubliceerd, zal het mogelijk maken om jaarlijks te rapporteren of er aan deze welomschreven en meetbare kenmerken werd voldaan.

Voor zogenoemde “artikel 9”-producten moeten daarom de E/S-doelstellingen van het product worden gedefinieerd en moet worden bepaald hoe deze gedurende de volledige looptijd van de belegging worden gemeten en gecontroleerd. Op die manier kan de aanbieder van het product jaarlijks rapporteren over de wijze waarop deze vastgestelde doelstellingen tijdens het beleggingsjaar werden bereikt. Daarnaast zal in de informatie vóór de belegging (prospectus/MiFID-brochure) moeten worden aangegeven op welke manier er ook rekening wordt gehouden met negatieve duurzaamheidseffecten en hoe deze worden geïntegreerd en beperkt in de informatie volgend op de belegging (jaarverslag/beheerverslag). Die negatieve duurzaamheidseffecten worden gedefinieerd als een gebeurtenis of situatie op ecologisch, sociaal of governancegebied die, indien hij zich voordoet, een significant nefast effect zou kunnen hebben op de waarde van de belegging.

‘Overige’ producten zijn niet onderworpen aan pre- of postcontractuele verplichtingen. Overeenkomstig het beginsel van niet-misleidende marketing mogen deze producten echter niet de naam “duurzaam” gebruiken in hun beleggingsfilosofie of -proces, aangezien zij niet voldoen aan de vereiste kenmerken van een zogenaamd “artikel 9”-product.

 

Als ik een duurzame belegging wil, moet ik dus een artikel 9 product hebben?

 

Ten eerste heeft de verordening een hybride product in het leven geroepen, als gevolg van de vereiste dat artikel 8- en artikel 9-producten moeten vermelden welk deel van hun beleggingen overeenstemt met de bevordering van E/S-kenmerken, het deel van hun beleggingen dat eventueel aansluit bij de bevordering van E/S-doelstellingen, en de rest van de beleggingen.

Bijgevolg heeft de marktpraktijk aanleiding gegeven tot een categorie die op papier niet bestaat, maar in werkelijkheid wel. Het gaat om de zogenaamde artikel 8 bis of artikel 8+ producten. Dat zijn producten die niet overwegend aan artikel 9 beantwoorden, maar die naast hun E/G-kenmerken wel andere ecologische en sociale doelstellingen hebben. Voor deze producten ziet het ernaar uit dat zij volgens de verordening vandaag de benaming “duurzaam” of een gelijkaardige stempel mogen behouden, maar zij zullen in hun prospectus en jaarverslag – voor beleggingsfondsen – duidelijk moeten vermelden dat zij E/S-kenmerken bevorderen en ook voor een deel een E/S-doelstelling hebben. Die aanduiding “duurzaam” in de naam van een beleggingsfonds zou in de toekomst strenger kunnen worden bekeken.

Ten tweede mogen we niet uit het oog verliezen dat de lidstaten rechtstreeks de verordening toepassen, zonder een nationale wet door te voeren, maar de controle erop ligt bij de nationale toezichthouder. We moeten echter vaststellen dat de toezichthouders niet allemaal dezelfde interpretatie of hetzelfde implementatieproces hebben.

 

Nationale variëteiten

 

Terwijl de Nederlandse toezichthouder vóór het uitvoeringsproces een gids ten behoeve van de financiëledienstverleners publiceerde om hen te helpen om de complexe en eerder vage tekst beter te begrijpen, hebben de Luxemburgse autoriteiten een zogenaamd “fast track”-proces goedgekeurd waardoor promotoren van beleggingsfondsen de classificatie van al hun producten snel en eenvoudig kunnen laten goedkeuren vóór de uiterste termijn van 10 maart 2021. In Frankrijk moest de Europese classificatie in overeenstemming worden gebracht met een AMF-classificatie voor de promotie van producten naargelang ESG-informatie al dan niet essentieel is. In België heeft de FSMA haar uitvoeringsgids gepubliceerd op 9 maart 2021, 24 uur vóór de uiterste datum voor naleving.

Uit die verschillende benaderingen vloeit ook voort dat de striktheid waarmee de verschillende producten worden geclassificeerd, uiteenlopend is. Dit is niet meteen bevorderlijk voor het “gelijke speelveld” dat de Europese Commissie oorspronkelijk voor ogen had. Voor sommige toezichthouders vallen gemengde beleggingsfondsen (aandelen, overheids- en bedrijfsobligaties) onder artikel 9 omdat zij verschillende duurzaamheidsbenaderingen toepassen, zoals best-in-class en uitsluiting, zonder een specifieke duurzaamheidsdoelstelling na te streven, terwijl voor andere toezichthouders alleen thematische – of zelfs monothematische – fondsen kunnen beweren dat zij een duurzaamheidsdoelstelling nastreven, zoals de vermindering van plastic, gezonder en duurzamer voedsel of het promoten van genderdiversiteit. Het valt nog te bezien of de toezichthouders, met de aanneming van de definitieve technische teksten en de eerste informatieverslagen, hun oordeel zullen moeten herzien, zodat de beleggers meer houvast krijgen en de producten beter kunnen vergelijken.

 

Bezoek ook de corner voor Duurzame Beleggingen

[1] Artikel 6 van de verordening is niet beperkt tot een type financieel product, maar heeft ook betrekking op de entiteit;

Dit bericht is geplaatst in Duurzame beleggingen met de tags , , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *