
@Pexels
Door NNIP
Waardebeleggingen hebben in het turbulente afgelopen decennium aanzienlijk slechter gepresteerd. Maar kunnen aandelenportefeuilles met een waardeaanpak nog altijd beter presteren door een adaptieve benadering. Er zijn drie pijlers van aanpassingsvermogen: aanpassen van vermogensbeheerders van hun eigen voorkeuren, onbedoelde risico’s beheersen en ESG-factoren consequent integreren.
Een verloren decennium
De waardeaanpak van aandelenbeleggingen heeft het afgelopen decennium te maken gehad met ernstige structurele tegenwind. Deze seculaire onderprestatie vloeit voort uit verschillende factoren: de onconventionele tools die door centrale banken over de hele wereld worden gebruikt, de technologische verstoring waarmee traditionele waardesectoren worden geconfronteerd en het lage renteniveau en het ontbreken van inflatiedruk. Zelfs bij tegenwind kunnen waardegebaseerde portefeuilles de markt verslaan door zich aan te passen aan de veranderende wereld rondom ons.
Value traps
Aandelenbeheerders met een waardeaanpak hebben nog maar weinig tools over om de turbulentie van het afgelopen decennium op te vangen. Sommigen kozen ervoor om zich te houden aan de traditionele benadering die succesvol was vóór 2007 en die steunde op een ‘buy-and-hold’ filosofie. Vaak betekende dit dat er moest worden gewacht op een ‘mean-reversion’, met het risico op het aanhouden van zogenaamde ‘value traps’. ‘Value trap’ zijn. bedrijven die om een goede reden goedkoop zijn en die door een mank lopend bedrijfsmodel of door ineffectief management slechter dan de markt zullen blijven presteren.
Adaptieve aanpak
Anderen hebben nieuwe tools geïntegreerd in het beleggingsproces, die geldopnames verminderen en tegelijkertijd ’true to style’ portefeuilles met belangrijke waardekenmerken aanhouden. De tweede optie heeft vrij welsprekende resultaten opgeleverd. En doorheen de tijd hebben de betrokken strategieën relatief beter gepresteerd, zelfs met de aanzienlijke tegenwind die de waardebeleggingsaanpak te verduren kreeg. Dit toont aan dat waardegerichte beleggers met een aanpasbare aanpak de markt nog steeds kunnen verslaan. Om deze outperformance ten opzichte van de bredere markt te realiseren, moeten drie belangrijke pijlers van aanpassingsvermogen in het investeringsproces worden geïntegreerd.
Drie pijlers
De eerste pijler is: de aanpassen aan de eigen voorkeuren van vermogensbeheerders. Elke portefeuillebeheerder heeft gedragsgebonden voorkeuren, wat geen probleem is zolang hij of zij dit beseft en deze dan ook op passende wijze compenseert. Uit de analyse van meer dan 10 jaar ervaring met portefeuilleverhandeling is het mogelijk om de gedragsgebonden voorkeuren te distilleren die de prestaties negatief beïnvloeden en ook de gebieden waarin die voorkeuren in de voordeel werken..
De tweede pijler is het beheren van onbedoelde macrorisico’s. De portefeuillebeheerders kennen allemaal het absolute risiconiveau in hun portefeuille. Sommigen beseffen echter niet hoe onderliggende elementen bijdragen tot dit risico. Ze slagen er dus niet om het actief te beheren. Door de risicobronnen te analyseren, potentieel onbedoelde macro-economische risico’s te vermijden en het grootste deel van de risicobudget toe te wijzen aan de idiosyncratische (aandelenspecifieke) component, is het mogelijk om de gevoeligheid van de portefeuilles voor onverwachte externe schokken aanzienlijk te verminderd. Deze aanpak belette niet dat de strategieën ’true to style’ bleven omdat ze hun positieve blootstelling aan de waarde- en dividendfactoren behielden, maar op een manier die het macro-economische risico beheerst.
De derde pijler is het gebruik van milieu-, sociale en bestuursfactoren (ESG) om de risico/rendementsverhoudingen te verbeteren. Beheerders van waardeportefeuilles kunnen in hun beleggingsuniversum op zoek gaan naar de aantrekkelijkst gewaardeerde namen. Door alleen elementaire waarderingsscreens uit te voeren, verhoogt evenwel het risico op het binnenhalen van ‘value traps’. Portefeuillebeheerders moeten niet alleen de waardering screenen, maar ook elk bedrijf onderwerpen aan een grondige kwalitatieve beoordeling.
Door het consequent en strikt integreren van ESG-factoren in de beleggingsproces en door het actief verminderen van de blootstelling aan bedrijven met een hoog ESG-risico, is het mogelijk om een betere risico/rendementsverhouding te kunnen bieden. De op normen gebaseerde aanpak voor uitsluiting, betrokkenheid en stemming, in combinatie met de kwalitatieve beoordeling van de relevante ESG-risico’s van een bedrijf en hun potentiële financiële impact, vermindert het opnamerisico voor de Europese en eurozonedividendstrategieën. Het monitoren van ESG-risico’s op portefeuilleniveau biedt een andere risicobeheerslaag die onbedoelde ESG-risico’s beperkt.
De rode draad bij deze drie pijlers is de volgende: door de veranderingen in de beleggingsomgeving te omarmen, kunnen waardeportefeuillebeheerders hun risicogewogen rendementen versterken en tegelijkertijd trouw blijven aan hun stijl. In plaats van vast te houden aan de Waarde 1.0-aanpak die uitstekend werkte vóór de Grote Financiële Crisis, maar die sindsdien een zeer slecht risicogewogen rendement vertoonde, is het heel goed mogelijk om investeringsprocessen aan te passen aan de nieuwe realiteit. Waarde 1.0 is dood; lang leve Waarde 2.0.