
@pexels
Door NNIP
Landen die grondstoffen exporteren, kennen meestal een lagere inflatie wanneer de grondstoffenprijzen en de wereldwijde inflatiedruk toenemen. De onderstaande grafiek toont aan dat landen zoals Rusland en Indonesië neigen naar een lagere binnenlandse inflatie wanneer de grondstoffenprijzen en de globale inflatie stijgen.
Grondstoffenexporteurs zijn minder gevoelig voor de wereldwijde inflatie
Bron: Bloomberg, NN Investment Partners
Genuanceerde effecten
Sommige onderzoeken suggereren dat landen zoals Brazilië, Colombia, Chili en Peru in dergelijke scenario’s ook de neiging vertonen om onder nationale deflatiedruk te komen staan. Door de stijging van de grondstoffenprijzen kan de munt van het exportland immers in waarde toenemen. Voor deze landen blijkt dit echter niet te kloppen.
De lokale rentevoeten in het Midden-Oosten en Afrika deden het dit jaar daarentegen beter dan de andere groeimarktregio’s. Landen zoals Hongarije en Polen zijn het gevoeligst gebleken voor de wereldwijde inflatie. In de huidige markt heeft dit een neerwaarts effect op hun respectieve staatsobligaties.
Muntschommelingen
Een van de grootste risico’s voor groeimarkten is de impact van ongunstige muntschommelingen op de opkomende economieën. Omdat deze landen meestal kleinere en meer open economieën hebben, komt dit vaak tot uiting in de wisselkoers. Door hun importafhankelijkheid zijn ze gevoeliger voor wereldwijde macro-economische factoren, waardoor de nationale inflatie sterk wordt beïnvloed door de wereldwijde inflatie. Dit maakt van de wisselkoers een belangrijk instrument voor de centrale banken van de groeilanden om de nationale inflatie te controleren. Aangezien de voedingskosten in de meeste ontwikkelingslanden een groot deel van de individuele uitgaven uitmaken, is de controle van de binnenlandse inflatie cruciaal voor de stabiliteit.