
@Pexels
Door DPAM
Sinds de crisis van 2008 is er in de financiële sector heel wat regelgeving ingevoerd. Aangezien het aantal duurzame en verantwoorde beleggingen fors is toegenomen, stond het in de sterren geschreven dat de financiële toezichthouders zich ook over dit onderwerp zouden buigen. De jongste jaren hebben we een echte stroomversnelling gezien van het regelgevend kader op het vlak van duurzaamheid en de verantwoordelijkheid van zowel niet-financiële als financiële bedrijven.
Drie doelstellingen
Om de wildgroei aan regelgeving van de afgelopen maanden te begrijpen, moeten we de drie belangrijkste doelstellingen van het Actieplan 2018 voor duurzame financiën van de Europese Commissie in het achterhoofd houden.
- Kapitalen doen stromen naar de reële economie, om duurzame en inclusieve groei te bewerkstelligen;
- Het milieurisico, en in het bijzonder het klimaatrisico, officieel erkennen als een systemisch risico. Dat risico moet bijgevolg worden geïdentificeerd, gemeten, beheerd en gecontroleerd.
- Transparantie en beleggingen op lange termijn stimuleren.
Dat laat ons toe om de huidige belangrijkste verordeningen misschien beter te begrijpen.
In dit artikel zullen we stilstaan bij de eerste twee doelstellingen.
Kapitalen doen stromen naar de reële economie
Het Groene Pact (Green Deal) van de Europese Commissie scherpt de ecologische ambities van de Europese Unie aan, en wil tegen 2050 zorgen voor CO2-neutraliteit. De klimaatambities van de Europese Unie schakelen zo een versnelling hoger. Dit pact steunt hoofdzakelijk op vijf thema’s (die al werden aangehaald in een vorig artikel). Het gaat om veilige, schone en betaalbare energie, biodiversiteit, geen vervuiling, de circulaire economie en duurzame voedselproductie. Door zich te richten op deze vijf thema’s, wil de Europese Commissie haar eerste doelstelling realiseren.
Hetzelfde geldt voor de Europese taxonomie die vandaag de eerste twee van de zes milieudoelstellingen van de Commissie in detail vastlegt: klimaatmitigatie en -adaptatie. In tweede instantie zal ze ook dieper ingaan op de preventie van vervuiling en afvalbeheer (gedelegeerde handeling voorzien medio 2021) en het evenwicht van de ecosystemen en de bescherming van het water (gedelegeerde handeling voorzien medio 2022).
Aangezien het vanaf 2022 verplicht wordt om voor elke belegging in de portefeuille na te gaan of deze aansluit bij de sectoren die werden geïdentificeerd door de Taxonomie, en om te berekenen in hoeverre deze hiermee compliant is, gaat de verordening rechtstreeks of onrechtstreeks beleggingen in groene activiteiten aanmoedigen. Vandaag is het immers theoretisch mogelijk dat een beleggingsfonds dat zich uitsluitend richt op sociale doelstellingen helemaal niet aansluit bij de vereisten van de Taxonomie. Van een fonds dat echter meer algemeen ecologische doelstellingen uitdraagt, zal worden verwacht dat dit fonds in voldoende hoge mate aansluit bij de Taxonomie, zodat de doelstellingen van het fonds geloofwaardig zijn.
De meest recente regelgeving inzake lagekoolstofindices moeten we zien in dezelfde logica, namelijk de strijd tegen greenwashing en het promoten van producten met ecologische en klimaatdoelstellingen. De twee categorieën van indices die de Europese Commissie heeft geïdentificeerd – de klimaattransitie-index en de index die aansluit bij het Parijse Klimaatakkoord – willen zorgen voor een betere transparantie van de criteria die indexleveranciers hebben weerhouden, en ook over de minimale informatie betreffende de methodologische vereisten.
Tot slot bestrijden ook de nieuwe normen voor groene obligaties van de Europese Commissie greenwashing. Zij beogen ook meer transparantie en een welomschreven kader van minimumnormen om de benaming ‘groene obligatie’ te verkrijgen. Op die manier kan men zien of deze obligaties officieel erkend werden als instrumenten die bijdragen tot de energietransitie en een duurzamere financiële sector.
Het milieurisico officieel erkennen
Aansluitend bij wat de voormalige gouverneur van de Bank of England enkele jaren geleden zei, werd het ESG- en milieurisico in het bijzonder officieel erkend als een materieel en financieel risico. Het moet daarom worden geanalyseerd, beheerd en opgevolgd net zoals alle andere financiële risico’s. Dat is immers een fiduciaire verantwoordelijkheid van elke portefeuillebeheerder.
Dit is althans de doelstelling van de Verordening betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector (Sustainability Disclosure Regulation – SDR), die eveneens de transparantie wil verbeteren.
Deze verordening wil:
- De fundamenten van duurzame beleggingen versterken. Ze wil duurzame beleggingen voorzien van een positief kader, met de nodige tools en structureren, zodat ze zich op een gezonde manier kunnen ontwikkelen.
- Zorgen voor meer mogelijkheden om een positieve impact te creëren, met name groene financieringen.
- Klimaat- en milieurisico’s opnemen in het financiële ecosysteem.
Deze verordening heeft betrekking op publicatieverplichtingen, de integratie van duurzaamheidsrisico’s, de analyse van ESG-voorkeuren en de afstemming van het beleggingsprofiel op de identificatie van de doelmarkt voor financiële professionals. Daarom heeft zij een invloed op de volledige organisatie van de financiële instellingen, gaande van hun ondersteunende functies – het beleid en de maatregelen die moeten worden ingevoerd – tot hun operationele functies – processen, producten, IT en dataopslag en contracten.
Deze integratie van het ESG-risico in beleggingsbeslissingen wordt steeds meer geformaliseerd en gedetailleerd in de amendementen van richtlijnen en andere verordeningen van de Europese Commissie. De integratie van ESG-criteria in de Richtlijn met betrekking tot de activiteiten van en het toezicht op professionele pensioeninstellingen (genaamd IRP-Richtlijn) is niet nieuw. Dat neemt niet weg dat zij in de toekomst verder zal worden versterkt door de herziening van richtlijnen en verordeningen die de sector regelen. Hetzelfde geldt voor de verzekeringssector, met de verwachte herziening van de verzekeringsdistributierichtlijn en tot slot de sector van privébeleggingen met de voorziene amendementen van MIFID.
Een aanzienlijke uitdaging
Transparantie en vooral de strijd tegen greenwashing zijn de rode draad die doorheen de verschillende aangenomen teksten loopt. De SDR-verordening is gericht op deze doelstelling, maar het zou een vergissing zijn om te denken dat dit enkel een verordening betreft aangaande gegevenspublicatie. De verordening vereist immers ook dat financiële producten (mandaten en beleggingsfondsen) worden opgenomen in één van de drie vastgelegde categorieën die de Commissie heeft erkend: de zogenaamde ‘duurzame’ producten en die gericht zijn op ecologische en/of sociale doelstellingen, de producten die gericht zijn op ecologische of sociale eigenschappen en de overige producten. De grens tussen de eerste twee categorieën blijft voor de meeste spelers op het terrein vrij vaag. Jammer genoeg zijn de technische teksten die meer duidelijkheid over de situatie moeten bieden nog niet beschikbaar, en dat zal pas gebeuren nadat de financiële actoren in regel zijn met de verordening (maart 2021).
De Europese Commissie heeft dus een aanzienlijke uitdaging in het vinden van een moeilijk evenwicht tussen enerzijds de sterke behoefte aan standaardisering van een sector die is geëvolueerd van een nichebelegging naar een sector die antwoorden moet bieden op ecologische vraagstukken en anderzijds de ongewenste gevolgen van een te gesloten regelgeving die ook weinig flexibel is en leidt tot een systeem van procedures, administratieve lasten en buitensporige reporting die mogelijk contraproductief is. Ter herinnering; men moet bijna 180 miljard euro vinden om het Europese programma voor duurzame ontwikkeling tegen 2030 te realiseren!
Lees ook corner Duurzame beleggingen