Welke zijn de wijzigingen aan het Belgisch huwelijksvermogensrecht in 2018?

@Pexels

Door Martin Desimpel, Senior Wealth Planner bij Puilaetco Dewaay Private Bankers

Op 1 september 2018 trad de wet in werking, ter wijziging van de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek betreffende de huwelijksvermogensstelsels. Met andere woorden, de regels die de verhoudingen tussen de echtgenoten vastleggen voor wat hun eigendommen betreft.

De nieuwe wet streeft naar :

  • een verduidelijking van het statuut van bepaalde eigendommen in het stelsel van gemeenschap;
  • een betere regulering van het stelsel van scheiding van goederen;
  • een aanpassing van het erfrecht van de langstlevende echtgenoot.

Hierna gaan wij dieper in op enkele wijzigingen

Verduidelijking van het statuut van bepaalde goederen in het stelsel van gemeenschap :

Het gewijzigde Burgerlijk Wetboek herdefinieert het statuut van bepaalde eigendommen in het stelsel van gemeenschap.

Hierbij gaat het onder meer over beroepsgoederen die uitsluitend gebruikt worden door één van de echtgenoten, rechten van deelneming of aandelen in een vennootschap waarin één van de echtgenoten actief is als bestuurder of zaakvoerder of waarin deze rechten van deelneming of aandelen onderworpen zijn aan beperkingen inzake hun overdracht, en over het klantenbestand dat werd opgebouwd door één van de echtgenoten in het kader van zijn beroep.

Om de vrijheid, de onafhankelijkheid en de beroepsactiviteit van beide echtgenoten te waarborgen zonder echter de rechten van de gemeenschap te schaden, wordt er een onderscheid gemaakt tussen het «recht» en de «waarde».

Zodoende komt de desbetreffende echtgenoot het recht op beroepsgoederen, rechten van deelneming of aandelen en klanten toe, alsook het recht om als eigenaar van deze goederen op te treden, terwijl hun vermogenswaarde gemeenschappelijk is.

Daarnaast heeft de wetgever van de gelegenheid gebruik gemaakt om een einde te maken aan het debat over individuele levensverzekeringen die worden onderschreven door een persoon die getrouwd is onder het gemeenschapsstelsel.

Voortaan is het moment waarop de individuele levensverzekering wordt uitgekeerd of kan worden opgeëist bepalend voor het huwelijksstatuut:

  • Als de storting plaatsvindt tijdens het huwelijk, zal de prestatie gemeenschappelijk zijn indien de premies tenminste voor de helft betaald zijn met gemeenschappelijke fondsen;
  • De prestatie die niet opeisbaar wordt aan het einde van het huwelijksstelsel is een eigen goed van de begunstigde, die een «vergoeding» betaalt voor de gemeenschap.
  • De prestatie die opeisbaar geworden is bij de ontbinding van het huwelijk ten gevolge van het overlijden van de echtgenoot, is een eigen goed van de begunstigde in ruil voor een vergoeding indien de verzekering werd afgesloten door de langstlevende echtgenoot in diens voordeel, en zonder vergoeding indien zij werd afgesloten door de overleden echtgenoot in het voordeel van de langstlevende echtgenoot.

Een betere regulering van het stelsel van scheiding van goederen

In de wet wordt de mogelijkheid voorzien om in een huwelijkscontract met scheiding van goederen clausules in te voegen die de solidariteit tussen de echtgenoten versterken, zoals de toevoeging van een intern gemeenschappelijk vermogen of een clausule van deelname in de aanwinsten.

In het Burgerlijk Wetboek wordt zelfs een model voorgesteld voor de clausule van deelname in de aanwinsten, waardoor een echtgenoot kan deelnemen aan de verrijking van zijn echtgenoot op het moment van de ontbinding van het huwelijksstelsel.

De wet bestendigt bovendien dat de voordelen die de echtgenoten via deze clausule verwerven, zogenaamde «huwelijksvoordelen» zijn. Binnen bepaalde grenzen worden huwelijksvoordelen niet beschouwd als schenkingen en ze zijn daardoor dus niet onderworpen aan de regels die de reservataire erfgenamen beschermen.

Nieuw is ook dat voortaan de toekomstige echtgenoten in hun huwelijkscontract met scheiding van goederen zullen moeten aangeven of zij al dan niet aan de benadeelde echtgenoot het recht toekennen om een schadeloosstelling te vragen aan zijn echtgenoot wanneer een scheiding wegens duurzame ontwrichting ten gevolge van onvoorziene omstandigheden tot een manifeste ongelijkheid leidt.

Een aanpassing van het erfrecht van de langstlevende echtgenoot

De standaard-erfrechten van de langstlevende echtgenoot wanneer de vooroverleden echtgenoot geen nakomelingen nalaat, werden gevoelig gewijzigd. Als de erflater geen testament opgesteld heeft, dan erven zijn ooms, tantes, neven en nichten niet meer indien hij een langstlevende echtgenoot achterlaat. Bovendien wordt in het Burgerlijk Wetboek bepaald dat bij het ontbreken van een testament, wanneer hij broers, zussen, neven of nichten achterlaat, de langstlevende echtgenoot de volle eigendom van de gemeenschappelijke goederen verwerft indien hij getrouwd was onder het gemeenschapsstelsel. Voortaan zullen de goederen die de erflater en zijn echtgenoot in onverdeeldheid aanhielden – hetgeen zich vaak voordoet in het stelsel van scheiding van goederen – de volle eigendom worden van de langstlevende echtgenoot.

Ten slotte staat de wet de echtgenoten toe, wanneer een van hen kinderen uit een vorig huwelijk heeft, om hun erfopvolging naar eigen goeddunken te regelen (door middel van wat gewoonlijk een “Valkeniersbeding” wordt genoemd) in zoverre dat zij zelfs kunnen bepalen dat de langstlevende geen recht heeft op de nalatenschap van de eerststervende, wat niet was toegelaten door het Burgerlijk Wetboek vóór 1 september 2018.

Lees ook corner overdracht

Dit bericht is geplaatst in Overdracht met de tags , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *