Vaak horen we in de pers praten over economische denkstromen zoals het keynesianisme en het monetarisme. De crisis heeft deze twee denkstromen opnieuw onder de aandacht gebracht. Maar wat betekenen deze termen? Korte opfrissing van de bronnen van de macro-economie.

Bron: Wikipedia
Keynesianisme
Het keynesianisme is een economische school die gebaseerd is op de ideeën van John Maynard Keynes (1883-1946). Volgens de economen van deze stroom, leiden de markten niet uit zichzelf tot een economische optimalisering. De overheid moet dus tussenkomen in de economie door, bijvoorbeeld, een herstelbeleid te organiseren. De keynesianen verkiezen een beleid dat gericht is op het behoud van arbeid, eerder dan een beleid dat probeert de inflatie te bedwingen. Aangezien de markt er niet in slaagt economisch optimaal te worden, moet de Staat optreden op de markt zodat deze tot bepaalde evenwichten kan komen (zoals volledige tewerkstelling, bijvoorbeeld). Voor deze econoom bepaalt de vraag het productieniveau en dus ook het arbeidsniveau. De keynesianen betwijfelen sterk dat de markten zelfregulerend zijn.
Professor P. Mandy (UCL) geeft volgende verduidelijking: “Sta me toe te verduidelijken dat het niet de globale vraag (die een functie is) is, maar wel de effectieve vraag die de verwachte productie bepaalt en dus ook de verwachte arbeid. Of zoals Keynes zelf stelt: “Effectieve vraag is het niveau van het verwachte “product/inkomen” D waar de curve van de globale vraag en die van het globale aanbod elkaar snijden. Dit vormt de kern van de Algemene Theorie van Werkgelegenheid…” De effectieve vraag is dus een evenwichtspunt, maar over het algemeen een evenwicht in ondertewerkstelling, want volledige tewerkstelling is, volgens Keynes, enkel een bijzonder geval dat naar voren wordt geschoven door de klassieke theorie. Hij wou dus een algemene theorie uitdenken die alle evoluties in het tewerkstellingsniveau omvat“.

Bron: Wikipedia
Monetarisme
Het monetarisme is een economische denkstroom die hoofdzakelijk ondersteund wordt door de econoom Milton Friedman (1912-2006), hoofd van de school van Chicago. Deze stroom plaatst de kwantitatieve theorie van geld weer op de voorgrond. In het kader van deze theorie is het monetaire beleid (toename of inkrimping van de geldhoeveelheid) een essentieel en belangrijk onderdeel van het economische beleid. Door de geldhoeveelheid te controleren, kan men ook de inflatie controleren. De geldhoeveelheid moet stijgen op hetzelfde ritme als de productie en het monetaire beleid mag niet worden gebruikt om de groei aan te wakkeren.
Enkele van de beginselen die door deze theorie verdedigd worden, zijn:
– Het aanbod van geld wordt bepaald door de centrale bank (het hangt dus niet af van het economische systeem). De centrale banken moeten dus los blijven staan van de staat.
– De vraag naar geld is stabiel.
– Inflatie is steeds een monetair verschijnsel. Dit betekent dat een te snelle stijging van de geldhoeveelheid de in omloop gebrachte betaalmiddelen verhoogt en dus een stijging van de prijzen ondersteunt, de inflatie. De strijd tegen inflatie moet voorrang krijgen op de bestrijding van de werkloosheid.
– Er is een werkloosheidscijfer waaronder men niet mag dalen.
– Voor deze econoom is een conjunctureel herstel- of bezuinigingsbeleid nutteloos en hij is voorstander van een vaste groei van de geldhoeveelheid. Hij gaat ervan uit dat de economische agenten zich aanpassen aan de situaties.
Deze stroom wordt vaak tegenover het keynesianisme geplaatst.
Lees ook:
Welke zijn de theorieën van Adam Smith?
Welke zijn de theorieën van David Ricardo?
Welke zijn de theorieën van Thomas Malthus?
Welke zijn de theorieën van John Maynard Keynes?
Welke zijn de theorieên van Milton Friedman en de monetaristen?
De theorieën volgen de crashes en proberen een uitleg te geven aan wat er gebeurd is, maar de tijden veranderen en de factoren die een rol spelen in de economie veranderen ook. De theorieën gebruiken om de toekomst te beheren is zoals met den auto rijden al kijkend in de achteruitkijk spiegel.
Heeft men een andere keuze? neen!
Theorieën zijn theorieën maar hebben het voordeel dat zij bestaan. Zij evolueren altijd naar complexiteit tot op een niveau dat niemand ze nog begrijpt en men verplicht is ze te laten vallen. Dit is een soort wet van “Peter”.