Investeringen

Schroders

Aan de rage van virale aandelen in Azië zal wellicht een einde komen

Door Robin Parbrook, Co-Head of Asian Equity Alternative Investment bij Schroders

20/9/2023

In sommige sectoren in Azië zijn bubbels ontstaan, met name in Taiwan en Zuid-Korea. Net als bij de meme-aandelenrage in de VS, zal voor veel overenthousiaste particuliere beleggers aan deze hype wellicht een einde komen.

Kunstmatige intelligentie in T-AI-wan

In Taiwan is alles wat als een kunstmatige intelligentie (AI) investering wordt beschouwd, in de afgelopen tijd snel gestegen dankzij particuliere beleggers. In het bijzonder zijn basisbedrijven voor de assemblage van apparaten en contractfabrikanten zoals Quanta, Wistron en Inventec alleen al in juli met 50% gestegen, volgens Factset. Hun aandelenkoersen zijn dit jaar al meer dan verdubbeld. In het geval van Wistron is de koers zelfs meer dan verviervoudigd. Alle drie de bedrijven assembleren onder andere AI-servers.

Aziatische particuliere beleggers lijken nu te geloven dat dit hun bedrijven ingrijpend zal veranderen. Dit is nochtans onwaarschijnlijk. Het assembleren van een AI-server zal niet zo verschillend zijn van het assembleren van een traditionele server. En aangezien AI-servers veel krachtiger zijn, meent hij dat het totale aantal te assembleren servers eigenlijk wel kan dalen. Alle drie de bedrijven hebben consistent zeer lage operationele marges gehad op hun assemblageactiviteiten, namelijk 1-2%, wat de geringe toegevoegde waarde van wat ze eigenlijk doen weerspiegelt.

Het lijdt geen twijfel dat AI een potentieel baanbrekende technologie is, maar

de technologie staat nog in de kinderschoenen en de toepassingen moeten nog worden vormgegeven. Wetenschapper en futurist Roy Amara stelde dat “we vaak het effect van een technologie overschatten op korte termijn en onderschatten op lange termijn.” Dit staat bekend als de wet van Amara. Met dit in gedachten zitten we momenteel dicht bij het hoogtepunt van opgeblazen verwachtingen voor zover het gaat over zogenaamde AI-aandelen in Taiwan.

‘Mr. Batt-Man’ en elektrische voertuigen

In Korea lijkt het enthousiasme van particuliere beleggers nog irrationeler en lijkt het meer op de meme-aandelenrage zoals eerder in de VS (meme-aandelen zijn aandelen die online viraal gaan door een hype op social media of andere online platforms). De Koreaanse particuliere belegger is geobsedeerd geraakt door vermeende investeringen in EV-batterijen.

Dit alles is gebaseerd op Amerikaanse regelgeving onder de Inflation Reduction Act om binnenlandse investeringen in de sector aan te moedigen en ook om Chinese batterijaandelen uit de Amerikaanse markt te weren. Dit heeft geleid tot een koopgolf van Koreaanse particuliere beleggers in die sector, aangemoedigd door een twijfelachtige online ‘hot stocks’-tipgever die zichzelf ‘Mr. Batt-Man’ – of ‘Meneer Batterij’ – noemt en die een grote aanhang heeft onder particuliere beleggers. Dit heeft geleid tot nogal buitengewone bewegingen in specifieke aandelen in Korea, waarbij thematische namen zoals Ecopro, Posco Future M, Ecopro BM en Posco (ondanks dat het voor 80% een staalbedrijf is) sinds eind maart zijn verdubbeld en alleen al in juli met 60-70% zijn gestegen.

Deze rage zal ongetwijfeld eindigen in een groot drama. Het omzetvolume op de Koreaanse markt was op verschillende dagen in juli bijna het hoogste in de geschiedenis waarbij 40-50% van het omzetvolume geconcentreerd was in slechts vier of vijf batterijaandelen. Intraday bewegingen in deze aandelen zijn ook wild en volatiel geweest.

Hoewel men het enthousiasme van particuliere beleggers in AI-aandelen kan begrijpen gezien de wereldwijde hype rond AI, lijkt deze rage in EV-batterijaandelen uitsluitend Koreaans te zijn. Elders in de regio presteren batterijaandelen juist zwak omdat de beleggers zich zorgen maken over de vertraging van de EV-vraag in China en de overcapaciteit in de batterijproductie, vooral op het gebied van kathodes, anodes en separators (de aandelen die worden geprezen door Mr. Batt-Man). De potentiële overcapaciteit in de sector is zeer groot en de recente prestaties van Chinese batterijaandelen lijken beter de realiteit te weerspiegelen.

Lees ook The new meme stock craze likely to end in tears in Asia, door Robin Parbrook, Co-Head of Asian Equity Alternative Investment, bij Schroders.


VS – Wat kiezen, bedrijfsobligaties of aandelen?

Door Tina Fong, strateeg bij Schroders

17/6/2023

 

Niet eerder is een Amerikaanse recessie meer verwacht dan in deze conjunctuurcyclus. Terwijl de Federal Reserve (Fed) alles uit de kast haalt om de inflatie af te koelen, heeft de Amerikaanse economie de verwachtingen overtroffen en veerkrachtig gepresteerd. Desondanks gaat dit jaar de Amerikaanse economie in recessie. Dit roept de vraag op wat de gevolgen hiervan zullen zijn voor de belangrijkste risicovolle activa: bedrijfsobligaties en aandelen?

Risicovolle activa verdisconteren een recessie niet

Naarmate de economische groei vertraagt, maken beleggers zich meer zorgen over het risico van wanbetalingen van bedrijven. Om dit extra risico te nemen, eisen ze hogere rendementen op bedrijfsobligaties, waardoor de spreads groter worden ten opzichte van staatsobligaties. De gevolgen van wanbetaling zijn met name relevant voor bedrijfsobligaties, die over het algemeen minder liquide zijn dan aandelen en moeilijker te verkopen zijn tijdens perioden van onrust op de markten.

Op dit moment signaleren zowel de aandelen- als de obligatiemarkt een lage kans op een recessie, op basis van high-yield obligatiespreads of de Amerikaanse aandelenrisicopremie, of het totale rendement voor deze markten. Dit is een verbetering ten opzichte van vorig jaar, toen de uitverkoop op de aandelen- en obligatiemarkten betekende dat de kansen stegen tot niveaus die wijzen op een recessie.

Obligaties bewegen eerder dan aandelen tijdens recessies

Historisch gezien hebben obligaties in vergelijking met aandelen de neiging om eerder in de uitverkoop te gaan in de aanloop naar een recessie. Hierdoor zullen obligatiemarkten ook eerder uitbodemen en herstellen. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat obligatiemarkten over het algemeen gevoeliger zijn voor verschuivingen in de economische cyclus en het potentieel voor bedrijfsfaillissementen. Obligaties zijn doorgaans ook minder liquide dan aandelenmarkten, wat kan betekenen dat beleggers sneller hun obligatieposities afwikkelen dan hun aandelenbeleggingen.

Bedrijfsbalansen bevinden zich in een sterke positie

Ondanks de recente onrust in het bankwezen, de krappere financiële omstandigheden en de verslechtering van het groeibeeld dit jaar, zijn de credit spreads nauwelijks toegenomen. Dit kan worden toegeschreven aan een aantal factoren.

  • Ten eerste moet een relatief klein deel van de bedrijfsobligaties in de komende jaren worden terugbetaald of geherfinancierd.
  • Ten tweede komen de balansen van bedrijven uit een sterke positie met gezonde cash/asset en schuldratio’s. Hoewel het vermogen van bedrijven om aan hun schuldverplichtingen te voldoen, bekend als de rentedekkingsgraad, onlangs is gedaald, hebben bedrijven nog steeds voldoende ruimte om hun rentebetalingen te dekken. Met name de rentedekkingsgraad van niet-financiële bedrijven ligt dicht bij recordhoogtes.

Maar de agressieve renteverhoging door de Fed heeft geleid tot scheuren. De groei van de rentelasten is zodanig gestegen dat deze nu op het hoogste niveau sinds de GFC ligt. Dit zal naar verwachting druk uitoefenen op de rentedekking van bedrijven, omdat hogere rentebetalingen waarschijnlijk samenvallen met de krimp van de inkomsten uit een recessie.

Er is nu al winstgroei en de bedrijfsmarges nemen af vanaf de piekniveaus.

Dus, als de Amerikaanse economie later dit jaar in een recessie terechtkomt, is er een mogelijkheid van spreadverbreding als gevolg van een verslechtering van de fundamentals. Maar het sterke uitgangspunt voor bedrijfsobligaties kan resulteren in een minder ernstige impact op de markt in vergelijking met eerdere cycli. Of de obligatiemarkten tijdens de recessie zullen bodemen en herstellen voordat aandelen zich zullen herstellen, valt nog te bezien, maar zal waarschijnlijk afhankelijk zijn van het verloop van de rente.

Conclusie

Elke recessie is anders en het is moeilijk om recessies te timen, maar men kan verwachten dat een Amerikaanse recessie zich zal voordoen in het vierde kwartaal van dit jaar en het eerste kwartaal van volgend jaar. Naast een relatief korte recessie wordt aangenomen dat de krimp van de economische groei bescheiden is in vergelijking met eerdere recessies. Aangezien de Fed naar verwachting in december van dit jaar de rente zal verlagen, een paar maanden voor het einde van de recessie, kan dit betekenen dat er minder tijdsverschil is in de bodem en het herstel van zowel de obligatie- als de aandelenmarkten.

In het algemeen kan het recessiedraaiboek van bedrijfsobligaties versus aandelen deze keer anders zijn. Beleggers geven misschien niet noodzakelijkerwijs prioriteit aan bedrijfsobligaties als een middel om risico’s aan hun portefeuille toe te voegen, zoals in eerdere cycli het geval was.

Lees ook Has the credit versus equities recession playbook changed? door Tina Fong, strateeg bij Schroders.


Grondstoffen, een structurele allocatie voor het komende decennium?

13/6/2023

 

Grondstoffen waren een van de zeldzame ‘winners’ in 2022, toen de meeste beleggingscategorieën juist te maken kregen met forse verliezen. Het is dan ook logisch dat grondstoffen in de afgelopen maanden weer volop in de belangstelling van beleggers staan. Uit een uitgebreide meerjarige analyse van Schroders blijkt dat grondstoffen zelfs een betere hedge vormen dan obligaties wanneer de inflatie toeslaat. Multi-assetbeleggers zouden daarom moeten overwegen grondstoffen een strategische plek in hun beleggingsportefeuilles toe te bedelen.

Met grondstoffen portefeuille diversifiëren

Voordat een belegger een nieuwe beleggingsklasse toevoegt aan zijn strategische beleggingsallocatie, moet hij eerst nagaan of het voor risico gecorrigeerde rendement van de portefeuille ermee kan worden verbeterd. Beleggers moeten rekening houden met de algemene beleggingsdoelstellingen en beperkingen van de beleggingsspreiding, waaronder diversificatie of correlaties met andere beleggingscategorieën. Grondstoffen gedragen zich beslist meer als aandelen dan obligaties, maar hoe zien de correlaties eruit?

Grondstoffen betere diversificatie dan obligaties?

Omdat aandelen de belangrijkste motor van het portefeuillerendement zijn, is het voor beleggers belangrijk om in een portefeuille te zorgen voor spreiding die de volatiliteit van aandelen wegneemt. Daarom functioneerde de afgelopen twee decennia een 60/40 portefeuille bestaande uit aandelen en obligaties. Obligaties hielpen verliezen te compenseren wanneer aandelen ondermaats presteerden. Nu de rol van obligaties in een portefeuille in twijfel wordt getrokken na het beleggingsrampjaar 2022, wenden beleggers zich tot andere beleggingen om te diversifiëren.

Schroders’ analyse van eerdere inflatieperiodes tussen 1972 en 1994 suggereert dat grondstoffen hiertoe in staat zijn. Uit de onderstaande figuur blijkt dat in verschillende inflatoire omgevingen de verhouding tussen beleggingscategorieën verschuift. In een beleggingsklimaat met een inflatie van meer dan 3%, ongeacht of de inflatie stijgt of daalt, hebben aandelen doorgaans een negatievere correlatie met grondstoffen dan obligaties.

Grondstoffen verbeteren diversificatie in een aandelen-obligaties portfolio.

Opname grondstoffen in strategische allocaties

Sinds de invoering van de moderne portefeuilletheorie hebben portfoliomanagers zich altijd beziggehouden met het maximaliseren van het verwachte rendement voor een gegeven en aanvaardbaar risiconiveau. Hieruit blijkt dat voor beleggers met een lagere risicotolerantie (<6% p.a. volatiliteit) een allocatie aan grondstoffen diversificatievoordelen oplevert die het verwachte rendement doen stijgen.

Grondstoffen zouden in perioden van hoge inflatie een betere diversificatie moeten bieden dan obligaties. Dit is een belangrijk punt – grondstoffen zijn uit de gratie geraakt in multi-asset portefeuilles, omdat de inflatie al meer dan 15 jaar geen probleem meer is. Als beleggers zich beseffen dat zij zich in een nieuw tijdperk bevinden waarin de inflatie op zijn minst weer een bedreiging vormt voor het beleggingsrendement, dan kunnen de voorafgaande 15 jaar van aanhoudend lage inflatie als een anomalie worden beschouwd en is een structurele allocatie aan grondstoffen weer zinvol.

Ter ondersteuning van de theorie, is het onderzochte tijdvak opgedeeld in periodes waarin de markt grotere schommelingen in inflatie dan groei ondervond, en vice versa, om zo te bepalen welke van de twee – inflatie of groei – de markt aanstuurt. Vervolgens zijn de correlaties voor elk scenario berekend. Het blijkt dat wanneer de markt gericht is op inflatie in plaats van op groei, de correlaties tussen aandelen en grondstoffen negatief zijn, terwijl aandelen en obligaties sterk positief gecorreleerd lijken te zijn. Nu de inflatie terugkeert als een belangrijke bedreiging, in combinatie met de focus van de Fed op het terugbrengen van de inflatie naar de doelstelling van 2%, wordt het argument steeds sterker om grondstoffen in de portefeuille op te nemen.

Grondstoffen bieden meer diversificatie als de markt focust op inflatie

Conclusie

Grondstoffen waren irrelevant na bijna 15 jaar geen rol van betekenis te hebben gespeeld in het samenstellen van multi-asset portefeuilles, aangezien de inflatie in die periode goed onder controle bleef. Maar het afgelopen beleggingsjaar laat zien dat inflatie wel een probleem kan zijn en hoogstwaarschijnlijk zal blijven. Grondstoffen vormen een betere afdekking dan obligaties in een inflatoir beleggingsklimaat. Multi-assetbeleggers zouden daarom opnieuw moeten overwegen grondstoffen een strategische plek in de beleggingsportefeuilles toe te bedelen.

Lees ook : Commodities: a structural allocation for the next decade? door Oliver Taylor, CFA Multi-Asset Fund Manager en Joven Lee, Multi-asset Strategist bij Schroders.


Beleggen in groenere scheepvaart – kansen en risico’s

Door Samuel Thomas, Sustainable Investment Analist bij Schroders

8/5/2023

De wereldwijde scheepvaart draagt meer bij aan CO2-uitstoot dan dat de meeste mensen weten. Daarom zijn duurzame oplossingen ook van groot belang.

De totale CO2-uitstoot van de scheepvaart is enorm. Als je de scheepvaart zou zien als een land, zou het de zesde plaats innemen op de ranglijst van landen met de meeste uitstoot. Er zijn risico’s en kansen voor beleggers : van een nieuwe regelgeving tot de voordelen van groenere brandstoffen en zelfs van een terugkeer naar door wind aangedreven vrachtscheepvaart.

Evolutie en vooruitzichten

Heel wat nieuwe ontwikkelingen zullen in de komende 24 maanden van invloed zijn op de scheepvaartsector. O.a. de invoering van striktere regulering door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) en het Europese emissiehandelssysteem (EU-ETS) dat vanaf 2024 ook voor de scheepvaart gaat gelden.

Het emissiehandelssysteem is een belangrijke drijfveer voor de CO2-reductie van de energieproductie en de industrie. Bedrijven worden beboet als ze meer CO2 uitstoten dan ze aan emissierechten hebben. De IMO zal naar verwachting dit jaar een ambitieuzere klimaatdoelstelling invoeren om de absolute emissies van de scheepvaart tegen 2050 te halveren. Aangezien de internationale vrachtscheepvaart 80-90% van de wereldhandel vervoert, moet de sector drastisch werken aan de CO2-reductie. Hoewel de scheepvaart de meest CO2-efficiënte vorm van vervoer is (op basis van CO2 per tonkilometer), is zij nog steeds goed voor zo’n 3% van de jaarlijkse wereldwijde uitstoot van broeikasgassen.

Volgens de OESO kan het volume van de maritieme handel tegen 2050 verdrievoudigen. Bedrijven die niets doen om de uitstoot te verminderen, zouden een driedubbele klap kunnen krijgen in de vorm van financiële sancties, hogere CO2-belastingen en een verminderde consumentenvraag. Tegelijkertijd is er ruimte voor beleggers om te profiteren van innovaties. Om de huidige emissiedoelstellingen van de IMO voor 2050 te halen is naar schatting tot 1,9 biljoen dollar aan investeringen nodig.

Drie belangrijke factoren

Drie belangrijke factoren spelen een rol in de scheepvaartsector.

  1. Milieuregelgeving

De scheepvaartsector wordt de komende 24 maanden en daarna geconfronteerd met een golf van nieuwe milieuvoorschriften. Scheepvaartmaatschappijen die niets doen om de uitstoot te verminderen, kunnen te maken krijgen met financiële sancties, hogere heffingen en een verminderde vraag van de consument.

  1. Routes naar decarbonisatie

Voor de korte termijn rekent men op een verbetering van de energie-efficiëntie bij de exploitatie en het ontwerp van schepen. Op de middellange termijn ligt de focus op geavanceerde biobrandstoffen en groene waterstof. Oplossingen voor de lange termijn liggen in de toepassing van E-methanol en groene ammoniak.

  1. Groene scheepvaart : een kans van 1,9 biljoen dollar

De doelstelling van de IMO om de absolute emissies tegen 2050 met minstens 50% te verminderen vergt een investering van 1 tot 1,4 biljoen dollar in de hele scheepvaartsector en zijn waardeketen – of 50 tot 70 miljard dollar per jaar tussen 2030 en 2050. Om de sector volledig koolstofvrij te maken, zal tussen 2030 en 2050 een cumulatieve investering van 1,4-1,9 biljoen dollar nodig zijn.

Deze ramingen zijn gebaseerd op een scenario waarin ammoniak de belangrijkste koolstofvrije brandstof wordt. Maar zelfs als andere brandstoffen zoals waterstof of e-methanol dominanter worden, verandert de omvang van de vereiste investeringen niet wezenlijk. Het overgrote deel van de decarbonisatie zal afkomstig zijn van de brandstoffen en het is dan ook niet verwonderlijk dat daar de meeste investeringen nodig zijn.

Beleggingsmogelijkheden

De beleggingsmogelijkheden situeren zich grosso modo in twee domeinen :

  • De investeringen om de schepen zelf te verbeteren (energie-efficiëntie en motoren), goed voor 13% van de totale vereiste investeringen.
  • De investeringen in opslag- en bunkerinfrastructuur aan land die nodig zijn voor de synthese van ammoniak en waterstof (87% van de vereiste investeringen).

Hoe kunnen beleggers toegang krijgen tot deze opportuniteit ? Door een mandje samen te stellen van bedrijven die goed gepositioneerd zijn om de vergroening van de scheepvaartindustrie te vergemakkelijken.  Schroders selecteert deze bedrijven op basis van drie criteria :

  • Bedrijven waarvan het merendeel van de inkomsten afkomstig is uit de verkoop van technologie, apparatuur of diensten die verband houden met het CO2-vrij maken van de scheepvaart.
  • Bedrijven die substantiële investeringen gedaan hebben, doorgaans een het grootste deel van het onderzoeks- en ontwikkelingsbudget, in technologieën, apparatuur of diensten voor het CO2-vrij maken van de scheepvaart. Met inbegrip van de ontwikkeling, distributie of het verbruik van brandstoffen met een lager CO2-gehalte.
  • Of bedrijven die betrokken zijn bij een door het Global Maritime Forum erkend demonstratieproject voor het koolstofarm maken van de scheepvaart.

Lees ook : Green shipping: a 1,9tn dollar investment opportunity?, door Samuel Thomas, Sustainable Investment Analist bij Schroders.


Hoe een portefeuille koolstofvrij maken?

Door Willem Schramade, Head of Sustainability Client Advisory bij Schroders

12/4/2023

Veel institutionele beleggers stellen netto nuldoelstellingen of andere decarbonisatiedoelen, maar ze hebben de neiging te worstelen met de vraag hoe ze dit in de praktijk moeten uitvoeren. Want wat betekent netto nul eigenlijk? Hoe hou je de voortgang bij? En hoe moet je actie ondernemen ten aanzien van concrete beleggingsbeslissingen?

 

Decarbonisatie is in veel opzichten een uitdaging.

 

Ten eerste is er de kwestie van nu versus later. Op welke termijn willen institutionele beleggers de decarbonisatie bereiken? En wat is het uitgangspunt? De huidige CO2-uitstoot is het voor de hand liggende startpunt (en het gemakkelijkst te meten), maar het doel is om veel lagere toekomstige emissies te bereiken, die moeten worden beoordeeld en gevolgd. Dit vereist een visie op de emissiedoelstellingen en -trajecten van bedrijven waarin wordt belegd – en een visie op hoe geloofwaardig ze zijn? Investeren ze voldoende? Dit vereist op zijn beurt aannames en aggregatie naar portefeuilleniveau met hulpmiddelen zoals impliciete temperatuurstijging, koolstofwaarde en analyse van risico scenarios, bijvoorbeeld. Misschien wel het belangrijkste is de vraag hoe decarbonisatiedoelen het beste kunnen worden bereikt, terwijl tegelijkertijd ook de rendementsdoelen worden gehandhaafd – en bij voorkeur verbeterd.

 

Welk verband met de wereldeconomie ?

 

Ten tweede is er de portefeuille versus de wereldeconomie. Het koolstofvrij maken van een portefeuille betekent niet dat de wereldeconomie CO2-vrij wordt. Tot nu toe is de wereldwijde CO2-uitstoot nog steeds vrij hoog. En de cynicus zou kunnen zeggen dat decarbonisatie van de portefeuille slechts deugpronken is, vooral als het simplistisch wordt gedaan.

 

Je kunt stellen dat pensioenfondsen en verzekeraars zo verbonden zijn met kapitaalmarkten dat ze niet eens kunnen desinvesteren. Ze hebben geen andere keuze dan de verantwoordelijkheid te nemen voor het begeleiden van hun houdstermaatschappijen om met succes door transities te navigeren, inclusief de overgang naar netto nul. Het koolstofvrij maken van de grootste CO2-uitstoters is de belangrijkste uitdaging en biedt ook de grootste kans om de wereldwijde uitstoot naar beneden te brengen. Dus geen simpele exits, maar diepe en geëngageerde betrokkenheid is essentieel.

 

Welke financiële risico’s

 

Ten derde, wat betekent decarbonisatie voor financiële risico-rendementsprofielen? Te snel of te langzaam bewegen kan aanzienlijke financiële risicos met zich meebrengen. Te langzaam bewegen kan leiden tot zware verliezen op stranded assets of op bedrijven die niet bereid zijn om te veranderen. En te snel gaan, kan leiden tot kostbaar verlies van business of gemiste kansen.

 

Dashboard

 

Dus hoe te navigeren en hoe de voortgang bij te houden? Alle drie de uitdagingen impliceren dat een uitvoerig datadashboard nodig is, met een uitgebreide toolbox die aannames doet, niet alleen over het decarbonisatietraject van de portefeuille, maar ook over de financiële implicaties ervan (uitdaging 3) en over de effecten van de decarbonisatie van de portefeuille in de context van de wereldeconomie (uitdaging 2). Dat dashboard moet zowel de voortgang van ondernemingen waarin is belegd in de loop van de tijd, als over de tijdshorizon volgen; maar ook de voortgang van de belegger, in termen van beleggingsbeslissingen en betrokkenheidsresultaten.

 

De weg naar actie begint met het opzetten van een juist bestuursmodel:

  • het stellen van doelen
  • het ondernemen van duurzame actie
  • het bouwen van het dashboard
  • en ga er dan op sturen.

 

De actie zelf kan grofweg twee vormen aannemen: het verschuiven van activa naar activa die decarboniseren en omgaan met de meest uitdagende beleggingen.

 

In de praktijk zijn er verschillende manieren om dit te doen. Enkele voorbeelden. Een Zwitsers pensioenfonds vertelde me dat ze de slechtste CO2-uitstoters uit hun portefeuille desinvesteren; engagement zoeken met de resterende hoge uitstoters; en investeringen verschuiven van publiek naar privaat, aangezien de laatste de neiging hebben om veel lagere CO2-uitstoot te hebben door uiteenlopende blootstellingen (bijvoorbeeld meer gezondheidszorg, technologie en diensten).

 

Een ander voorbeeld is het gigantische Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW), dat van zijn olie- en gasdeelnemingen een geloofwaardig transitieplan eist. PFZW heeft tot nu toe 192 bedrijven afgestoten, terwijl het nog met 12 bedrijven in gesprek is en de rest nog in beraad heeft. Uiteindelijk verwacht PFZW slechts enkele tientallen in plaats van de eerdere 400 olie- en gasbedrijven over te houden. Dus, tenzij het zijn blootstelling aan de sector drastisch wil verminderen, zal PFZW zijn belangen moeten vergroten en actief in plaats van passief moeten worden.

 


De impact op activa-allocatie ten gevolge van de regimeverandering

Door Lesley-Ann Morgan en Patrick Brenner, multi-asset specialisten bij Schroders

29/3/2023

 

In 2022 daalden zowel aandelen als obligaties synchroon, wat vragen opriep over de functie van deze beleggingen binnen portefeuilles en hun correlatie. Moeten we de historische constructie van een beleggingsportefeuille heroverwegen ?.

Het hoge rendement op zowel aandelen als obligaties heeft het totale beleggingsrendement sinds de wereldwijde financiële crisis in 2009 stevig gestimuleerd. Maar in 2022 presteerden aandelen en obligaties beide bedroevend als gevolg van de inflatie- en groeizorgen. Voor een standaard “60/40”-portefeuille (60% wereldwijde aandelen en 40% obligaties) was 2022 het slechtste jaar (-14,4%) van de afgelopen 50 jaar, afgezien van de wereldwijde financiële crisis.

 

Regimeverandering

 

Vermogensbezitters en beleggers zien zich geconfronteerd met een nieuw regime waarin obligaties de beleggingsportefeuilles niet langer bescherming bieden tegen een koersdaling van aandelen. Verschillende belangrijke trends zullen de beleggingsvooruitzichten op de middellange termijn bepalen. Dit noemt men een ‘regimeverandering’.

 

  • De centrale banken zullen prioriteit geven aan het beheersen van de inflatie boven groei.
  • De overheden zullen reageren met een actiever begrotingsbeleid.
  • Er komen nog meer uitdagingen voor de globalisering.
  • Bedrijven zullen inspelen op hogere kosten door te investeren in technologie.
  • De reactie op klimaatverandering zal versnellen.

 

Beleggingsimplicaties van deze regimeverandering

 

Wat zijn de beleggingsimplicaties van de regimeverandering voor liquide beleggingen ? Wat is de impact op correlaties ? Hoe moeten beleggers rekening houden met de beschreven thema’s ? Voor portfoliobeheerders was het een onrustige tijd in een nieuw regime van hoge inflatie en hoge rente en positief gecorreleerde aandelen- en obligatiemarkten. Als gevolg van het nieuwe regime zullen op middellange termijn onderstaande verschuivingen zich voordoen op het vlak van activa-allocatie.

 

  1. Correlaties

 

Beleggers die menen dat de correlaties positief blijven, kunnen het opnemen van grondstoffen en andere alternatieve risicopremies als onderdeel van een kernallocatie overwegen. Voor beleggers die ervan uit gaan dat de correlaties terug negatief zullen worden, blijft diversificatie belangrijk. Maar er zal minder nood zijn aan beleggingsklassen die niet worden aangedreven door macrofactoren. In een context van te verwachten lagere rendementen zullen de beleggers beter hun best moeten doen om rendement te genereren. Dat impliceert zowel een meer gediversifieerde benadering om rendement te genereren als ook meer focus op alfa.

 

  1. Obligaties

 

Obligaties zullen nog steeds een strategische allocatie rechtvaardigen, maar bieden mogelijk niet meer de diversificatie van voorheen. Het rendement van de rentecyclus suggereert dat de prestaties van obligaties gedurende de cyclus meer varieert en dat blootstellingen rond de benchmark actiever moeten worden beheerd.

 

  1. Cash

 

Hogere rentetarieven, een beperkte duratie en tegenpartijrisico’s zullen cash in staat stellen een grotere rol te spelen in beleggingsportefeuilles. Maar hoogstwaarschijnlijk alleen tactisch in plaats van strategisch.

 

  1. Aandelen

 

Een aantal factoren van het nieuwe regime zullen waarschijnlijk van invloed zijn op aandelen. De beleggers zullen selectiever moeten zijn inzake de regio’s en bedrijven die zullen profiteren van technologie, energietransitie en deglobalisering.

 

  1. Grondstoffen

 

Een minder stabiele correlatie tussen aandelen en obligaties, de aanhoudende inflatie, geopolitieke spanningen en de overgang naar netto nul CO2-uitstoot zijn op middellange termijn  gunstig uit voor grondstoffenbeleggingen. De beleggers moeten overwegen grondstoffen op te nemen in hun strategische activa-allocatie.

 

  1. Valuta

 

Afwijkingen in het monetaire, budgettaire en energietransitiebeleid zullen meer regionale divergentie in valuta veroorzaken en dit kan tactisch benut worden.

 

  1. Waarderingen

 

Waarderingen spelen een belangrijke rol in de vraag of een beleggingsklasse op de kortere termijn en vanuit een tactisch perspectief over/onderwogen moet zijn.

 

  1. Portfolioconstructie

 

Bij de constructie van een portefeuille is het essentieel om goed te begrijpen hoe verschillende beleggingsklassen op elkaar inwerken. Gezien de huidige aandelen-obligatiecorrelaties zal men de constructie van een portefeuille moeten herbekijken. Dit kan betekenen dat men ‘wat als’-scenario’s op portefeuilles moet uitvoeren die een toekomstgerichte aanname van positieve correlaties tussen aandelen en obligaties bevatten, in plaats van alleen te vertrouwen op een afgevlakte gemiddelde correlatie uit het verleden. Het betekent ook dat beleggers hun activa-allocatie dynamisch moeten beheren ten opzichte van hun strategische benchmark als de correlaties instabiel zijn.

 

Lees ook Regime shift: what it means for strategic asset allocation, door Lesley-Ann Morgan en Patrick Brenner, multi-asset specialisten bij Schroders.

 


Hoe lang duurt het om uw geld te verdubbelen? De “regel van 72”

Door Duncan Lamont, CFA, Head of Strategic Research bij Schroders

De regel van 72 is een vuistregel om te berekenen hoe lang het ongeveer kan duren om uw geld te verdubbelen.

 

De regel “bij benadering”

 

De regel ziet er als volgt uit :

 

Aantal jaren om uw belegging te verdubbelen = 72 ÷ door rentevoet (rendement).

 

Dit is slechts een benadering, maar nog steeds nuttig als een snelle en gemakkelijke manier om een idee te krijgen van wat de regel inhoudt.

 

Voorbeelden

 

Als de rente op het absolute dieptepunt van 0,1% van vorig jaar was gebleven, zou het ongeveer 72 / 0,1 = 720 jaar duren om uw spaargeld te verdubbelen!

Bij een rente van 4% zou het ongeveer 72 / 4 = 18 jaar duren.

 

Deze cijfers houden geen rekening met eventuele extra spaartegoeden van een persoon, noch met het effect van de inflatie.

 

In de VS heeft de Federal Reserve de federale rente verhoogd tot 4,25-4,5%, terwijl de bankrente van de Bank of England 3,5% bedraagt. De depositorente van de Europese Centrale Bank bedraagt 2,0%. In de komende maanden worden verdere renteverhogingen verwacht.

 

Rendement en tijdsrisico

 

Voor beleggers die bereid zijn beleggingen te overwegen die risicovoller zijn, maar ook een hoger verwacht rendement bieden, wordt de verwachte tijd tot verdubbeling aanzienlijk korter. Bedrijfsobligaties leveren momenteel meer dan 5% op in de VS en het VK (en ongeveer 4% in Europa). Risicovollere hoogrentende obligaties en schuldpapier van opkomende markten leveren meer dan 8% op. Aandelen bieden doorgaans ook een aantrekkelijk verwacht langetermijnrendement.

 

Bij een verwacht rendement van 7% daalt de verdubbelingstijd tot tien jaar.

Dit zijn geen voorspellingen, maar de regel van 72 is een handige manier om een financiële maatstaf, zoals een rentepercentage, te vertalen naar iets wat voor veel mensen tastbaarder is.


Wat brengt het jaar van het konijn voor beleggers in China?

 

31 januari 2023

 

Wat heeft het Chinese Nieuwjaar, dat op 22 januari begon, in petto nu China zijn zero Covid-beleid loslaat?

 

Het Maannieuwjaar begint op 22 januari en staat in het teken van het konijn. Konijnen hebben de reputatie geluk te brengen. Maar zullen beleggers in China, na een moeilijk 2022 voor Chinese activa, gelukkiger zijn in 2023?

 

China’s economie zou in betere vorm moeten zijn

 

Naar verwachting zal de Chinese economie zich in 2023 herstellen. De basisprognose is dat de groei van het Chinese BBP zal stijgen van 3% tot 5% in 2022.

 

De snelle opheffing van de anti-Covid maatregelen zou spoedig het begin van een herstel moeten inluiden. Vooral de dienstensector zal naar verwachting profiteren, wat een snellere economische groei kan betekenen dan thans wordt voorspeld.

De infrastructuuruitgaven waren in 2022 hoog en zouden de groei nog enige tijd moeten ondersteunen, aangezien het beleid stimulerend blijft. De indicatoren voor de huizenmarkt hebben wellicht het dieptepunt bereikt en zouden zich in 2023 kunnen herstellen vanaf een zeer lage basis.

 

Tussen risico’s en hoop

 

Verdere coviduitbraken blijven echter een risico. Chinese aandelen zullen beïnvloed blijven door het wereldwijde macro-economische klimaat, d.w.z. de omvang van de renteverhogingen en de economische vertraging in de VS en Europa. De piek in de Amerikaanse rentecyclus en de verzwakkende Amerikaanse dollar zouden de liquiditeit van de opkomende markten moeten ondersteunen.

 

China heeft sneller dan verwacht alle belangrijke belemmeringen voor zijn heropening na Covid opgeheven. Dit zou het herstel van de consumptie-uitgaven en dus van de binnenlandse inkomsten in vele sectoren van de economie aanzienlijk moeten ondersteunen. Het verlaten van het zero Covid-beleid blijft echter een risico in de context van nieuwe uitbraken van het coronavirus. Bijgevolg zou de economische dynamiek volatiel kunnen zijn.

 

De regering heeft ook toegezegd om de vastgoedmarkt verder te ondersteunen. De vastgoedverkoop zal echter moeten verbeteren, wil de sector zich beter herstellen en, wat belangrijker is, willen beleggers inzien dat de systeemrisico’s afnemen.

 

Ondanks de recente opleving blijft de waardering van Chinese en Hongkongse aandelen stevig.

 

Stabielere betalingsbalans in China

 

Na het opgeven van het Chinese zero-Covid beleid zal de heropening van de grenzen chaotisch verlopen. Er is reden om optimistisch te zijn dat de langzame normalisering van het buitenlandse reisverkeer de verslechtering van de betalingsbalans zal beperken en de renminbi zal stabiliseren. Ter herinnering: de betalingsbalans is het verschil in totale waarde tussen de inkomende en uitgaande betalingen van een land gedurende een bepaalde periode.

 

Deze monetaire stabiliteit, in combinatie met de gematigde inflatiedruk en het bescheiden tempo van economisch herstel, zou een goed voorteken moeten zijn voor Chinese staatsobligaties, aangezien het monetaire beleid accommoderend kan blijven.

 

Het hoogtepunt van de vertraging is voorbij, maar de liquiditeit en kasstroom zijn essentieel

 

In heel Azië zijn de kredietwaarderingen aantrekkelijk, en Aziatisch investment grade-bedrijfsobligaties zijn populair. Dit segment biedt aantrekkelijke naar risico gewogen inkomsten.

Aziatische high-yield obligaties blijven echter kwetsbaar. De nadruk zal liggen op liquiditeit en kassituatie. Dit vereist een selectieve aanpak, vooral voor Chinees vastgoed.

 

Het hoogtepunt van de Chinese vertraging is waarschijnlijk voorbij. Hoewel het herstel van de groei volatiel kan blijken, liggen er kansen bij bepaalde te zwaar afgestrafte emittenten, zoals sommige technologie-, media- en telecomaandelen.

 


Vooruitzichten voor wereldwijde en thematische aandelen in 2023

Door Alex Tedder, hoofd en CIO Global & US Equities bij Schroders

14/12/2022

2022 is een jaar dat de meeste beleggers liever zouden vergeten. Om te beginnen leidde de Russische inval in Oekraïne tot enorme pieken in de energie- en voedselprijzen op een moment dat de knelpunten in de bevoorradingsketen na de pandemie de wereldprijzen al sterk onder druk zetten.

De centrale bankiers werden geconfronteerd met het vooruitzicht van een ongebreidelde kostprijsspiraal. De inflatie is in veel landen nog steeds hoog. De vrees is gerechtvaardigd dat de maatregelen van de centrale banken niet volstaan om de stijgende looneisen tegen te gaan. Er wordt gesproken over een terugkeer naar de stagflatie (stagnerende groei/hoge inflatie) van de jaren zeventig.

 

Het is echter opmerkelijk dat de onderliggende inflatie lijkt te matigen. Dit zal de komende maanden waarschijnlijk aanhouden naarmate onder meer de hogere financieringskosten, de gekrompen consumenteninkomens en de dalende huizenprijzen de wereldeconomie afkoelen en de vraag temperen. Tegen deze achtergrond is het denkbaar dat ook de looneisen zullen matigen en de arbeidsflexibiliteit zal verbeteren.

 

Vrees voor een diepe recessie kan ongegrond blijken

 

Een aanhoudende economische vertraging lijkt gezien het bovenstaande onvermijdelijk, maar de vrees voor een diepe recessie kan ongegrond blijken, althans in sommige landen. Dankzij de lage werkloosheid zijn consumenten beter in staat om de hogere kosten te dragen. Overheidsmaatregelen om de energierekening te ondersteunen dempen dat effect ook. Het is opmerkelijk dat de huishoudbalansen, die tijdens de Covid-19-pandemie hebben geprofiteerd van een aanzienlijke opbouw van spaargelden, een buffer vormen voor veel consumenten (hoewel duidelijk niet voldoende voor de armste inkomensgroepen). Het beeld is vergelijkbaar in het bedrijfsleven.

 

Winsten komen onder druk

 

Recessie of niet, de winstramingen moeten omlaag. Een van de interessante kenmerken van de huidige marktcyclus is dat terwijl de aandelenkoersen zijn ingestort, de winsten tot nu toe meestal opmerkelijk robuust zijn geweest. De reden hiervoor is de prijszetting.  De bedrijven hebben ongestraft prijsstijgingen doorgevoerd. De consument lijkt bereid meer te betalen voor kwaliteitsproducten. Voor veel bedrijven is het echter slechts een kwestie van tijd voordat de negatieve elasticiteit optreedt en de vraag begint te dalen. De eerste aanwijzingen van bedrijven als Amazon en Target in de VS en M&S, H&M en Primark in Europa duiden erop dat de consument zijn uitgaven nu al terugschroeft. Omzetten en marges (exclusief energiebedrijven) zullen in 2023 waarschijnlijk dalen, waardoor een echte cyclus van winstverlagingen ontstaat die nog niet volledig tot uiting komt.

 

Beer loopt op zijn laatste poten

 

De huidige berenmarkt is bijna ten einde. Zij het met het voorbehoud dat de volatiliteit waarschijnlijk nog enige tijd hoog zal blijven. De consensus voor de S&P 500-winst per aandeel van 225 en 235 dollar lijkt nog steeds wat hoog. Alex Tedder verwacht dat die de komende maanden gestaag naar beneden zal worden bijgesteld, met het dieptepunt in het derde kwartaal van 2023.

Maar aandelenmarkten kijken altijd vooruit en berekenen een winstdaling meestal zes tot negen maanden voor het eigenlijke dieptepunt. Dat wijst erop dat de recente opleving van de wereldwijde aandelenmarkten (de Dow-index had in oktober zijn beste maand sinds 1976) niet zonder logica was, hoewel men ervan uitgaat dat de recente rally een valse hoop geeft. Op zeer korte termijn kan er nog wat teleurstelling komen, nu de rendementsdruk duidelijker wordt.

 

Toeleveringszekerheid

 

Thema’s zoals nationale veiligheid, energiezekerheid, voedselzekerheid, cyberveiligheid (om er maar een paar te noemen) moeten nu veel hoger op de agenda van regeringen en bedrijven staan dan in het afgelopen decennium. Afhankelijkheid van een grillige partner op energiegebied kan rampzalig zijn, dat is nu wel duidelijk.

 

De overheden en bedrijven zetten in op het vergroten van de toeleveringszekerheid: investeringen in hernieuwbare energiebronnen, verplaatsing van productiefaciliteiten, ondersteuning van nieuwe voedselproductiemethoden of de bescherming van strategische sectoren zoals halfgeleiders, software of biotechnologie. Een polarisatie tussen het Westen en het Oosten lijkt op deze gebieden onvermijdelijk.

 

Men kan focussen op bedrijven die in een uitdagende omgeving kunnen floreren en dat met een redelijk risiconiveau. Veel van deze bedrijven bevinden zich in de hierboven geschetste sectoren, waar de structurele groeipercentages duidelijk hoger liggen dan voorheen.

Naarmate de berenmarkt volwassener wordt, worden verschillende gebieden die al enige tijd uit de gratie zijn, zoals Japan, aantrekkelijker. Dankzij de lage looninflatie en een zeer concurrerende munt, is het goedkoper om een software-ingenieur in Tokio in te huren dan in Bangalore.

 

Er zijn altijd mogelijkheden ergens in de wereld. Zelfs als de markten volatiel zouden blijven, schijnt er voor beleggers altijd licht aan het einde van de tunnel.

 

Lees ook Outlook 2023: Global and thematic equities, door Alex Tedder, hoofd en CIO Global & US Equities bij Schroders.


De impact van inflatie op toekomstgerichte beleggingsthema’s

8/11/2022

Wat is de impact van de terugkeer van de inflatie op grote beleggingsthema’s, zoals wereldwijde steden, digitale infrastructuur, energietransitie, voedsel & water en smart manufacturing ? Een analyse.

 

Inflatie hoger dan doelstelling centrale banken

 

Een jaar geleden betitelden veel centrale bankiers inflatie als van voorbijgaande aard. Maar daar zijn ze allang van teruggekomen, vooral nu de inflatie niet alleen goederen, maar ook diensten treft. Men voorspelt een wereldwijde inflatie van 7,2% dit jaar, tegen 3,4% in 2021. Men verwacht ook een matiging tot 4,3% in 2023, maar dit ligt nog steeds boven de doelstellingen van veel centrale banken en ruim boven het niveau dat de meeste grote economieën de afgelopen jaren hebben ervaren.

 

Wereldsteden en digitale infrastructuur

 

Vastgoed is een sector waar beleggers vaak kunnen profiteren van de stijgende inflatie. Dat komt deels doordat de stijgende kosten voor bouwmaterialen of arbeid nieuwbouw tegenhouden, waardoor bestaand vastgoed meer waard wordt. Maar veel soorten vastgoed hebben wel een direct verband met de inflatie.

 

Zo bevatten veel huurcontracten clausules voor huurverhogingen die gekoppeld zijn aan de inflatie. Die zorgen ervoor dat het  rendement voor beleggers boven de inflatie ligt. Niet alle vastgoedactiva zijn echter hetzelfde. Beleggers moeten goed letten op het specifieke type vastgoed waarin ze investeren. Sommige soorten vastgoed zijn essentieel. Andere profiteren van een sterke vraag en een beperkt aanbod. Maar andere segmenten zijn niet essentieel en kennen een zwakkere vraag.

 

De pandemie heeft een aantal trends versneld, zoals e-commerce en thuiswerken. Dit heeft het prijsstellingsvermogen voor eigenaren van bijvoorbeeld winkel- en kantoorvastgoed verzwakt. Bijgevolg is het vermogen om inflatiestijgingen door te berekenen aan huurders in deze gebouwen ernstig beperkt. Door zich te concentreren op locaties waar de economische groei consequent het sterkst is, kunnen beleggers de kans maximaliseren dat hogere kosten aan huurders wordt doorberekend.

 

Energietransitie

 

De energietransitie is een thema dat de afgelopen twee jaar een aanzienlijke impact van de inflatie onderging. Bedrijven zien hun winstgevendheid dalen vanwege de stijgende kosten. En vanuit waarderingsoogpunt hebben de hogere rentetarieven de waarde van de toekomstige cash flow verminderd. Bedrijven actief in bijvoorbeeld hernieuwbare energie, energieopslag en waterstof hebben de meeste pijn gevoeld. Dat komt omdat de waarde van hun inkomsten veel verder in de tijd ligt, en ze ook meer blootgesteld zijn aan schokken in de toeleveringsketen.

 

Het thema energietransitie blijft in de schijnwerpers staan vanwege de sterk gestegen

stroomprijzen in Europa als gevolg van de verminderde aanvoer van Russisch gas. Nu de energieprijzen een van de belangrijkste oorzaken zijn van de inflatie, die op haar beurt een recessie kan veroorzaken, is het absoluut noodzakelijk dat er meer energievoorziening komt. Er zal veel meer hernieuwbare energie, veel meer energieopslag en zelfs waterstof nodig zijn om de huidige energiecrisis op te lossen, met name in Europa.

 

Voedsel en water

 

De hogere voedselprijzen zijn dit jaar een belangrijke component van de hogere inflatie. Door de oorlog in Oekraïne zijn de prijzen van sommige landbouwproducten gestegen, vooral de tarweprijzen. Deze situatie kan aanhouden. Hogere landbouwgrondstoffenprijzen kunnen gunstig zijn voor boeren en investeerders in die grondstoffen, maar ze leiden tot voedselprijsinflatie in de hele keten van voedselproducenten, voor detailhandelaars en uiteindelijk voor consumenten.

 

Smart manufacturing

 

Het thema smart manufacturing gaat over innovatie om betere goederen te produceren en beter te fabriceren via digitalisering. Technologieën die de energie-efficiëntie helpen verbeteren, maken hier deel van uit. Het industriële energieverbruik bedraagt in Europa 26% van het totale Europese verbruik. In een tijd waarin de gasvoorziening precair is en de energie-inflatie hoog is, zal vermoedelijk de vraag toenemen naar technologieën die elektrificatie en energiebesparing mogelijk maken.

 

Maar sommige productietrends zijn ook een bron van inflatie, in plaats een oplossing te bieden. Re-shoring, de trend om de productie dichter bij de vraag te brengen, is daar een voorbeeld van. Re-shoring is inflatoir. Het kan bijvoorbeeld leiden tot hogere arbeidskosten of duurdere onderdelen, omdat bedrijven hun productie naar duurdere regio’s verplaatsen. Maar het voordeel is een veerkrachtigere toeleveringsketen, lagere logistieke kosten en minder CO2-uitstoot door transport.

 

Automatisering kan de kosten van re-shoring verlichten. De kosten van robots dalen als gevolg van schaalvoordelen en de toenemende toepassing van automatisering in tal van sectoren. Voor alle sectoren geldt dat automatisering kan leiden tot een hogere productiviteit, lagere arbeidskosten en een grotere energie-efficiëntie, allemaal buitengewoon aantrekkelijk in een tijd van stijgende inflatie.

 

Inflatie-effect is niet uniform

 

Het het effect van de inflatie op verschillende thema’s is zeer uiteenlopend. Zelfs binnen één thema worden de beleggingsmogelijkheden niet allemaal op dezelfde manier beïnvloed.

 

Lees ook How is inflation affecting the big investment themes of the future?, door diverse beleggingsspecialisten van Schroders.

 


Belgische beleggers worden steeds meer aangetrokken tot duurzame fondsen

28/9/2022

 

Belgische beleggers concentreren zich op fondsen die voldoen aan hun persoonlijke behoeften en principes, zoals blijkt uit de Schroders Global Investor Study 2022. Zij worden steeds meer aangetrokken tot duurzame fondsen, vooral vanwege het milieu. Maar als het gaat om het veranderen van het gedrag van bedrijven, willen Belgische beleggers ook invloed uitoefenen op sociale aspecten zoals de behandeling van personeel.

 

Waarden en principes

 

Het jaarlijkse onderzoek van Schroders[1] toont aan dat Belgische beleggers die zichzelf als “expert” beschouwen meer gericht zijn op de rol die hun principes en waarden kunnen spelen in hun beleggingsbeslissingen. Uit het onderzoek blijkt dat de helft van deze Belgische “expert” beleggers aangaf dat hun persoonlijke principes voor hen “zeer belangrijk” voor hun beleggingen.

Bovendien neemt het belang dat beleggers hechten aan waarden en principes in de leeftijd toe. Meer dan vier vijfde (86%) van de mensen in de leeftijd van 71+ is meer geneigd prioriteit te geven aan deze aspecten, wat wellicht aangeeft dat oudere beleggers meer vertrouwen hebben in hun visie.

Daarnaast blijkt uit de resultaten dat mensen het overweldigend gevoel hebben dat zij als aandeelhouders de mogelijkheid moeten hebben om de bedrijven waarin zij beleggen, te beïnvloeden.

Op de vraag op welke terreinen het voor beleggers het meest belangrijk is om in gesprek te gaan met bedrijven, worden de problemen van menselijk kapitaal (67%), natuurlijk kapitaal en biodiversiteit (66%) en klimaat (61%) als het meest cruciaal bestempeld, wat het belang van milieugerelateerde kwesties aantoont.

 

Kennis is macht, behoefte aan financiële educatie

 

Zo’n 89% van de Belgische “expert/geavanceerde” beleggers vindt dat ze over voldoende kennis beschikken om vertrouwen te hebben in het nemen van beleggingsbeslissingen voor hun financiële toekomst, terwijl bijna de helft (45%) van de Belgische “beginnende/rudimentaire” beleggers zich goed genoeg voelt om dat te doen.

Opmerkelijk is ook dat uit de Schroders Global Investor Study blijkt dat er een kloof bestaat tussen de beleggingskennis die beleggers denken te hebben en hun feitelijke beleggingskennis.  Zo vindt meer dan de helft (58%) van de intermediaire beleggers dat ze voldoende kennis hebben.  Maar op de vraag wat er over het algemeen gebeurt met de koersen van obligaties wanneer de rente stijgt, dacht 60% verkeerdelijk dat de obligatiekoersen stijgen.  In contrast hiermee gaf 90% van de expertbeleggers het juiste antwoord, namelijk dat de koersen van obligaties dalen wanneer de rente stijgt.

Dit onderstreept de noodzaak van een betere financiële educatie en de rol die financiële instellingen moeten spelen. De helft van de Belgische mensen (50%) vindt dat beleggingsmaatschappijen er verantwoordelijk voor moeten zijn dat mensen voldoende kennis hebben over persoonlijke financiële zaken, en 35% vindt dat het de verantwoordelijkheid van financieel adviseurs moet zijn.

 

Belangrijk is echter dat 38% van de Belgische bevolking van mening is dat onderwijsinstellingen een rol spelen bij het opleiden van mensen over financiële zaken, terwijl 9% van de Belgische mensen dit als hun eigen verantwoordelijkheid beschouwt.

Meer kennis zorgt ook voor meer focus op private activa

Volgens het onderzoek hebben mensen nu meer vertrouwen in beleggingen die vroeger eerder als buiten hun bereik werden beschouwd. Een bijzonder voorbeeld hiervan is private activa.  47% van de Belgische beleggers vindt dat ze toegang moeten krijgen tot zowel private equity als fysieke activa.

Hoewel de meeste Belgische mensen zich in staat voelen om in private activa te beleggen, worden sommige activaklassen nog steeds als complex beschouwd, wat extra steun van financiële instellingen en adviseurs vereist om toegang te krijgen tot deze activa. Dit is met name het geval voor infrastructuur, waarbij beleggers eerder zouden beleggen via een product van derden, zoals een gemeenschappelijk beleggingsfonds (46%) in plaats van rechtstreeks (31%).

Kortom, hoe hoger het niveau van de gepercipieerde beleggingskennis, hoe groter de kans is dat mensen geïnteresseerd zijn in private activaklassen. Zo is 36% van de Belgische “beginnende” beleggers van mening dat infrastructuur buiten hun bereik ligt, in vergelijking met 8% van de Belgische “expert” beleggers. Dit wijst erop dat de tendens om private activa te democratiseren waarschijnlijk gepaard zal moeten gaan met een hoger niveau van financiële geletterdheid.

 

Meer interesse voor duurzame fondsen

 

In vergelijking met de Schroders Global Investor Study van vorig jaar hebben Belgische beleggers meer interesse in duurzame fondsen.  93% antwoordde bevestigend op de vraag of zij duurzame fondsen, d.w.z. fondsen die rekening houden met milieu-, sociale en governance-factoren, aantrekkelijk vinden.

Belgische beleggers beschouwen de milieu-impact als het meest aantrekkelijke aspect van duurzame fondsen (48%), gevolgd door de impact op de samenleving (41%). Het verschil in voorkeur tussen deze twee impactkenmerken is de afgelopen drie jaar kleiner geworden.

Belgische beleggers zien drie belangrijke factoren die hen zouden aanmoedigen om hun duurzame beleggingen te verhogen: het vermogen om beleggingen te kiezen die aansluiten bij hun persoonlijke voorkeuren op het gebied van duurzaamheid (bijvoorbeeld sociale, ecologische of beide) (58%), meer onderwijs over duurzame beleggingen in het algemeen (42%) en regelmatige rapportage waaruit de impact van beleggingen op mens en milieu (35%) blijkt.

Belgische beleggers willen ook dat een duurzaam fonds een impact heeft op specifieke duurzaamheidskwesties, zoals een lagere koolstofvoetafdruk (52%), financieel rendement en de integratie van duurzaamheidsfactoren (48%) en een positieve impact op mens en/of milieu (33%).

Meer bepaald willen Belgische beleggers dat hun duurzame belegging een impact heeft op specifieke sociale doelstellingen, zoals een goede gezondheid en welzijn (46%), goed onderwijs (45%), schoon water en sanitaire voorzieningen (39%), klimaatactie (34%) en de doelstelling nul honger (30%).

Sommige Belgische mensen aarzelen echter nog steeds om te investeren in duurzame fondsen.  Waarom? Voor 52% ligt dat aan te weinig transparantie en gerapporteerde gegevens van aanbieders over de impact van duurzame beleggingen. Volgens 44% komt dat door het ontbreken van een duidelijke, algemene definitie van wat duurzaam beleggen inhoudt. En 25% is bezorgd om het rendement.

 

Duurzaamheidslabel ondersteunt beleggingen

 

In België werd het Towards Sustainability-label gecreëerd om beleggers te helpen verantwoord en duurzaam te beleggen. Het wordt toegekend aan financiële producten (gemeenschappelijke beleggingsfondsen) die door onafhankelijke entiteiten worden belegd in verantwoorde ondernemingen op het gebied van milieu, maatschappij en governance.

Zijn Belgische mensen op de hoogte van het bestaan van dit label? 70% van de ondervraagde Belgische mensen zegt van wel en begrijpt wat het betekent, 22% heeft erover gehoord, maar is er niet erg vertrouwd mee en 7% heeft er nog nooit van gehoord.

De hamvraag is of Belgische mensen al beleggen of overwegen te beleggen in financiële producten met een dergelijk label. Uit de Schroders Global Investor Study 2022 blijkt dat slechts een zeer kleine minderheid (4%) niet geïnteresseerd is in fondsen met het ‘Towards Sustainability’ label, terwijl 39% van de Belgische mensen al in dergelijke financiële producten belegt, maar ook in financiële producten zonder dit label. Een vergelijkbaar aantal mensen (38%) belegt alleen in financiële producten met het ‘Towards Sustainability’ label, en als het product niet over het label beschikt, beleggen ze er niet in. Tot slot zegt 9% van de Belgen niet op de hoogte te zijn van het label, maar dat het iets is wat ze zouden overwegen.

[1] Tussen 18 februari en 7 april 2022 liet Schroders een onafhankelijk online onderzoek uitvoeren onder meer dan 23.000 mensen (waarvan 500 Belgen) die beleggen in 32 landen wereldwijd. Het gaat om landen in heel Europa, Azië, Amerika en meer. Dit onderzoek definieert mensen als diegene die de komende 12 maanden minstens € 10.000 (of het equivalent daarvan) willen beleggen en die de laatste 10 jaar veranderingen in hun beleggingen hebben aangebracht. Gelet op deze drempel, erkent Schroders dat deze groep en daarmee ook de uitkomsten van het onderzoek niet representatief zijn voor de ervaringen van iedereen.


Beleggen in bedrijven die bezorgd zijn om het klimaat is minder risicovol

 Door Simon Webber, Lead Portfolio Manager, en Isabella Hervey-Bathurst, Global Sector Specialist, bij Schroders

 23/8/2022

 

Beleggen in bedrijven die bezig zijn hun CO2-uitstoot te verlagen, is minder riskant zodra de toenemende regeldruk en juridisering rond CO2-uitstoot verder toenemen.

Bij klimaatbeleggen denken de meeste mensen aan de kansen die worden geboden door bedrijven die de overgang naar een koolstofarme toekomst mogelijk maken. Zij leveren de producten, diensten en technologie die nodig zijn om de toekomstige uitstoot te verlagen. Er is echter nóg een belangrijk beleggingsthema: klimaatleiders. Deze bedrijven kunnen op elk gebied actief zijn, maar wat ze gemeen hebben is hun ambitie om hun bedrijfssector aan te voeren op de weg naar netto-nul uitstoot.

 

Drie redenen om te beleggen

 

Er zijn  drie redenen om in klimaatleiders te beleggen:

 

  • Klimaatleiders hebben een kostenvoordeel. Dat komt doordat vervuilen steeds duurder wordt vanwege de stijgende CO2-belastingen en hogere prijzen voor CO2-rechten. Ook wordt het steeds duurder om de vervuiling te compenseren.
  • Klimaatleiders profiteren steeds sterker van netwerkeffecten. Bedrijven die hun totale CO2-uitstoot willen verlagen, zullen leveranciers zoeken met hetzelfde doel. Hierdoor ontstaat een positieve spiraal,waarin bedrijven dankzij hun klimaatleiderschap nieuwe opdrachten binnenhalen.
  • Klimaatleiders worden minder riskante beleggingen als de druk vanuit de overheid en de samenleving toeneemt.

 

Klimaatleiders beperken hun risico

 

De aanscherping van de milieu- en klimaatregels heeft gevolgen op de meest uiteenlopende gebieden. Kijk maar eens naar de maatregelen en rechtszaken van de laatste tijd:

  • het verbod op het gebruik van wegwerpplastic in de Europese Unie;
  • de uitfasering van auto’s met verbrandingsmotor in veel landen (in Noorwegen al vanaf 2025);
  • het verbod op gasketels in nieuwe woningen in het VK vanaf 2025. Verschillende andere EU-landen kennen vergelijkbare regels;
  • Amerikaanse staten dagen oliemaatschappijen voor de rechter wegens klimaatverandering;
  • de succesvolle rechtszaak tegen Shell, waarin werd bepaald dat het zijn uitstoot versneld moet reduceren.

 

Deze voorbeelden geven een indruk van de regelgevings- en juridische risico’s die opdoemen voor bedrijven die doorgaan met vervuilen en schadelijke emissies produceren.

Het risico van ‘stranded assets’ is nu al reëel voor fossiele brandstofbedrijven, maar schuift steeds verder op naar andere activa met een lange levensduur die niet in een netto-nul economie passen. Gestrande activa zijn activa die minder waard blijken te zijn dan verwacht als gevolg van de veranderingen die met de energietransitie samenhangen. Zo kunnen bedrijven bijvoorbeeld  hebben geïnvesteerd in olieproducerende activa die nooit in gebruik worden genomen of vervroegd moeten worden stilgelegd vanwege nieuwe emissieregels.

 

Dergelijke risico’s kunnen de reputatie en de financiële positie van een bedrijf schaden. Denk aan Volkswagen, dat sinds het “dieselgate”-schandaal in 2015 worstelt om zijn reputatie te herstellen en nu een grote producent van elektrische auto’s is. Het schandaal heeft Volkswagen meer dan €32 miljard gekost aan reparaties, boetes en juridische kosten.

Een toenemend risico voor bedrijven zijn klimaatprocessen. Kwetsbaar zijn vooral bedrijven die sterk bijdragen aan de klimaatverandering, die niets doen aan de risico’s die klimaatverandering voor hun bedrijf meebrengt, of die zich tegenover de consument groener voordoen dat ze in werkelijkheid zijn (‘greenwashing’).

In 2021 bepaalde een Nederlandse rechtbank dat de klimaatplannen van Shell onvoldoende waren en dat het zijn minimum-doelstellingen moet verhogen. Hiermee ging de rechter in elk geval gedeeltelijk op de stoel van het management (en de aandeelhouders) zitten. Ook de Bank of England merkte onlangs op dat het aantal klimaatrechtszaken wereldwijd sinds 2015 verdubbeld is.

 

Grote kloof tussen bedrijfsambities en netto-nul

 

De afgelopen jaren kwam het ene na het andere land met nieuwe klimaatbeloften. Iets soortgelijks zien we nu in het bedrijfsleven: steeds meer bedrijven formuleren een eigen strategie om de uitstoot van activiteiten en leveringsketen te verminderen.

 

Maar in geen enkele sector heeft de meerderheid van de bedrijven al netto-nul doelstellingen vastgesteld. Netto-nul betekent: de broeikasgasuitstoot zo veel mogelijk tot nul terugbrengen. Om de temperatuurstijging te beperken tot hoogstens 1,5°C – zoals afgesproken in Parijs – moet de uitstoot in 2030 met 45% zijn gereduceerd en in 2050 netto-nul zijn.

 

De regelgeving zal alleen maar strenger worden, aangezien de noodzaak om in actie te komen steeds dringender wordt. Bedrijven die zich niet aanpassen en geen maatregelen treffen om CO2-neutraal te worden, lopen het risico achter te blijven met gedateerde producten en technologie.

 

De bedrijven die al stappen hebben gezet om hun uitstoot te verlagen, staan er veel beter voor als de regelgeving wordt aangescherpt en het steeds duurder wordt eraan te voldoen. Er zijn dus aantrekkelijke rendementen te behalen voor beleggers die de klimaatleiders kunnen onderscheiden van de achterblijvers.

 

 

Lees meer in het artikel Waarom klimaatleiders minder riskante beleggingen kunnen zijn, een Schroders Perspective van Simon Webber, Lead Portfolio Manager, en Isabella Hervey-Bathurst, Global Sector Specialist.

 


Strijd tegen klimaatverandering vereist snel meer investeringen

Door Felix Odey en Alexander Monk, fondsbeheerders bij Schroders

6/7/2022

 

Dit jaar zagen we duidelijke waarschuwingen voor de verwoestende gevolgen van de klimaatverandering. Wat betekent dit voor beleggingen in de waardeketens van voeding, water en energie ? De huidige energiecrisis kan een enorme impuls geven aan de groei van duurzame energie.

 

Tijd dringt

 

De druk op het mondiale voedsel- en watersysteem neemt toe als gevolg van de klimaatverandering. De tijd dringt om de stijging van de temperatuur op aarde tegen te gaan. Uit een rapport van het IPCC blijkt duidelijk dat er nu al onomkeerbare gevolgen van de klimaatverandering te zien zijn. De gevolgen kunnen waarschijnlijk catastrofaal zijn als niet onmiddellijk drastische maatregelen worden genomen in alle sectoren en landen.

De wereld staat dus voor ingrijpende veranderingen. Er moet snel een einde komen aan de uitstoot van koolstofdioxide en methaan. Daar zijn meer investeringen voor nodig om te voorkomen dat de zeespiegel stijgt, extreme weersomstandigheden zich voordoen en de wereldvoedselvoorziening bedreigd wordt. Meer dan 40% van de wereldbevolking is volgens het IPCC zeer kwetsbaar voor klimaatverandering. De wereldbevolking zal tegen 2050 naar verwachting tot meer dan 10 miljard mensen groeien, waardoor 70% meer voedsel en water nodig is dan in 2010.

 

Natuurlijke en technologische oplossingen

 

De voedselproductie is verantwoordelijk voor 25% van de uitstoot van broeikasgassen, 65% van het zoetwatergebruik en 40% van het landgebruik, waarbij de voedselproductie vaak plaatsvindt in de nabijheid van of zelfs gebruik maakt van belangrijke stabiliserende ecosystemen, zoals de oceaan of regenwouden. De milieuschade moet tot een minimum beperkt worden, maar ook het herstel van deze natuurlijke rijkdommen moet bevorderd worden. Vandaar het belang van op de natuur gebaseerde oplossingen en technologieën om voedsel en energie te produceren.

 

Welke rol spelen beleggers?

 

Veranderingen in de waardeketens voor energie, voedsel en water zullen een enorme herverdeling van kapitaal veroorzaken. Traditioneel diende dit soort kapitaalverschuivingen als een katalysator voor de aandelenkoersen van die ondernemingen die er met succes in slaagden rendement te halen uit hogere kapitaaluitgaven.

De veranderingen die nodig zijn in systemen als energie, voedsel en water staan nog in de kinderschoenen. Over het geheel genomen zullen de investeringen in de landbouw- en landsectoren drie- tot zesmaal zo hoog moeten worden als nu om de klimaatverandering effectief tegen te gaan.

 

Investeerders, bedrijven, regeringen en organisaties zoals het IPCC moeten ervoor zorgen dat data, kapitaal en regelgeving op elkaar afgestemd geraken om de nodige veranderingen efficiënt aan te sturen voordat het nog lastiger en moeilijker wordt om ze door te voeren.

 

Energiecrisis versnelt vergroening

 

De huidige energiecrisis is een katalysator voor hernieuwbare energie. De kosten van elektriciteit opgewekt met hernieuwbare energiebronnen zoals wind en zon zijn de laatste jaren drastisch gedaald. Ze zijn al lang vergelijkbaar met – of zelfs goedkoper dan – stroom opgewekt met fossiele brandstoffen. Dit betekent dat hernieuwbare energie, inclusief hernieuwbare brandstoffen, aantrekkelijker wordt.

 

Het kostenargument was al grotendeels in het voordeel van wind- en zonne-energie, zelfs vóór de recente kostenstijgingen van fossiele brandstoffen. Maar naarmate de gasprijs stijgt beginnen ook de kosten van andere opkomende hernieuwbare technologieën concurrentiëler te worden. Zo kan ammoniak op een hernieuwbare en CO2-vrije manier geproduceerd worden. Een manier om groene ammoniak te maken is het gebruik van waterstof uit waterelektrolyse, met behulp van hernieuwbare energie. Groene ammoniak kent verschillende toepassingen. Bijvoorbeeld voor de opslag en het vervoer van energie uit hernieuwbare energiecentrales. Of als brandstof om de scheepvaart CO2-vrij te maken. Qua kosten zijn hernieuwbare brandstoffen zoals groene ammoniak of groene waterstof momenteel interessant.

 

Lees ook

 


Is het gedaan met de dollar?

Door David Rees, senior econoom opkomende markten bij Schroders

13/6/2022

 

Naarmate de betrekkingen van de VS met China verslechteren groeit de bezorgdheid dat Beijing zijn Amerikaanse staatsobligaties zal dumpen.

Zal de trend om valutareserves te diversifiëren versnellen, nu de VS besloten heeft om de tegoeden van de Russische centrale bank te bevriezen? Betekent dit dan het einde van de dominantie van de Amerikaanse dollar ?

Er zijn meer opkomende markten die zich bedreigd kunnen voelen door de recente acties van de VS. Denk aan China dat is verwikkeld in een handelsoorlog met de VS. En tussen de twee landen spelen er andere strategische kwesties die niet snel zullen verdwijnen.

 

Wat zijn de opties voor China?

 

Naarmate de betrekkingen met Washington verslechteren groeit de bezorgdheid dat Beijing zijn Amerikaanse staatsobligaties, met een huidige waarde van ongeveer 1,1 biljoen dollar, zal dumpen om de Amerikaanse financiële markten te ontwrichten en de obligatierente op te drijven. Het voor de hand liggende tegenargument is dat Beijing daarmee zichzelf in de voet schiet door de waarde van zijn eigen reserves te laten kelderen en de rente bij zijn belangrijkste exportpartner op te drijven. Dit zou de kiem leggen voor een vertraging van de eigen economie. Het is heel goed mogelijk dat de bezorgdheid over financiële sancties zwaarder weegt dan het economisch gezond verstand. Maar zelfs dan is het onduidelijk waar China zijn geld zou kunnen parkeren.

 

Dus waar zou China wel heen kunnen gaan?

 

De reserves kunnen in theorie in staatsobligaties van bevriende emittenten worden gestoken. Maar er zijn een paar problemen die dit onwaarschijnlijk maken. Zo zou het aanhouden van schuld van opkomende markten met een relatief lage rating de reserves enorm volatiel maken. Deze risicovollere obligaties hebben de neiging in waarde te dalen in tijden van crisis, het tegenovergestelde van wat normaliter gebeurt met veilige havenbeleggingen zoals Amerikaanse staatsobligaties.

 

Cryptocurrencies zijn genoemd als oplossing voor alle financiële angst in de wereld. Maar deze optie is voor China in de nabije toekomst een no-go. Cryptocurrencies zijn waarschijnlijk niet groot of liquide genoeg om een aanzienlijk deel van China’s reserves te absorberen.

 

Dan blijven alleen fysieke activa zoals grondstoffen over, met name goud. Goud vertegenwoordigt slechts een klein deel van China’s reserves en het ligt voor de hand reserves daarheen te verplaatsen. Toch zijn er ook twijfels over de sanctiebestendigheid van goud. Het aanhouden van goudreserves bij de centrale bank van een ander land maakt ze kwetsbaar voor inbeslagname.

 

Met andere woorden, er zijn niet zo veel opties voor China. Misschien zal China stoppen met net als in het verleden snel Amerikaans schatkistpapier op te kopen en dat van Amerikaanse bondgenoten. Maar het is onwaarschijnlijk dat het dit zal dumpen of aanzienlijk zal diversifiëren naar andere activa.

 

Zou het voor andere opkomende markten zinvol zijn hun reserves te diversifiëren?

 

Het lijkt onwaarschijnlijk dat welke opkomende markt dan ook, afgezien van Rusland omdat het weinig keus heeft, al zijn reserves in renminbi zou omzetten. Het risico dat China de reserves van een land willekeurig kan bevriezen als gevolg van een verzuring van de bilaterale betrekkingen, is minstens even groot, zo niet groter, en het aanhouden van Amerikaanse dollars is waarschijnlijk nog steeds nuttig in tijden van crisis.

Naast de vrees voor sancties zijn er echter ook meer orthodoxe economische redenen om te diversifiëren, aangezien veel opkomende markten veel handel drijven met China, waarbij zij vaak bilaterale tekorten hebben. Indien China meer betaling voor export in zijn eigen valuta blijft accepteren, zullen centrale banken in de opkomende markten (en ook andere) wellicht CNY-reserves gaan opbouwen. Dit zou ook stroken met de wens van Beijing om de renminbi te internationaliseren.

 

Lees ook Is the dollar done? Door David Rees, senior EM economist bij Schroders.

 


33 redenen om níet te beleggen – maar uiteindelijk is wél beleggen toch beter

Door Nick Kirrage, fondsbeheerder bij Schroders

 

De afgelopen vier decennia zijn er tal van schokken op de aandelenmarkten geweest die mensen ervan kunnen weerhouden om te beleggen. Maar wat gebeurde er na zulke schokgolven? Er bestaat geen perfect instapmoment. Maar onderzoeksgegevens tonen wel aan dat beleggen op de lange termijn meer oplevert dan sparen.

 

Verliezen doet meer pijn

 

Beleggen gaat altijd met risico gepaard. Het vertrouwen van de beleggers wordt op de proef gesteld en beïnvloed door oorlogen, natuurrampen, economische onrust en pandemieën. Dergelijke schokgolven kunnen de drempel om te gaan beleggen nog hoger maken. Gedragswetenschappers hebben daar een naam voor: verliesaversie. De psychologische pijn van verlies voelt ongeveer twee keer zo sterk als het plezier dat aan winst wordt beleefd. Dat verklaart tot op zekere hoogte waarom sommige mensen terugschrikken voor de risico’s van het beleggen.

 

Niet beleggen kost meer dan wel beleggen

 

Als je in de afgelopen 33 jaar niet hebt belegd, ben je duurder uit dan wanneer je wel zou hebben belegd. Niet beleggen levert hogere verliezen op dan wel beleggen. De eroderende effecten van de inflatie en de historisch lage rente hollen de waarde van vermogen uit indien je de financiële markten zou negeren. Beleggen gaat gepaard met risico’s, maar verhoogt op lange termijn het rendement op vermogen.

 

Een geschiedenis van schokken en herstel

 

In de afgelopen 32 jaar hebben zich enkele van de grootste beursschokken uit de geschiedenis voorgedaan. Nog vers op het netvlies staan de schokken als gevolg van de Russische inval in Oekraïne en de coronapandemie. De oorlog veroorzaakte enorme onzekerheid over de financiële gevolgen, waaronder de energievoorziening en de economische domino-effecten. In 2020 en 2021 waren de markten vooral in de greep van een pandemie.

 

In die tijd zijn er grote dagverliezen geleden, maar de daling was nog bescheiden ten opzichte van andere correcties sinds 1989. De wereldwijde financiële crisis van 2008 leidde tot de ergste wereldwijde recessie sinds de jaren dertig van de vorige eeuw. In dat jaar is de FTSE All-Share met 30% gedaald, het slechtste jaarrendement sinds 1989. In 2001 daalde de FTSE All-Share index met 13%. Dit was na het uiteenspatten van de dotcom-zeepbel aan het eind van de jaren ‘90. Het viel ook samen met de aanslagen op het World Trade Centre in New York in september van dat jaar. De periode werd ook gekenmerkt door een wereldwijde economische inzinking. De FTSE All Share index daalde met 22% tot eind 2002.

 

 

 

De tabel laat zien hoe het beleggingsrendement tussen 1989 en 2021 van jaar tot jaar zou kunnen zijn opgebouwd en het effect dat inflatie op vermogen kan hebben. De tabel toont ook de wereldwijde gebeurtenissen die beleggers in een van die jaren hadden kunnen afschrikken.

 

Er bestaat geen perfect instapmoment

 

Angst kan beleggers in de weg zitten. Mensen kunnen het zicht verliezen op wat er in het verleden is gebeurd. En vervolgens iets doen of nalaten dat hun persoonlijke rijkdom nog tientallen jaren kan schaden.

 

De gegevens tonen aan dat beleggers die voor cash kozen, hun spaargeld door inflatie uitgehold zagen, in een periode waarin de aandelenmarkt een opleving kende. De realiteit is dat er geen perfect moment is om geld in de aandelenmarkt te steken. Wie daarop wacht, is waarschijnlijk op de langere termijn slechter af dan degene die door te beleggen zijn geld laat ‘werken’.

 

Lees ook 33 reasons not to invest in the stock market, door Nick Kirrage, fondsbeheerder bij Schroders.

 


De gevolgen van thuiswerken voor beleggen in kantoorvastgoed

Door Sophie Van Oosterom, Global Head of Real Estate bij Schroders, en Mark Callender, Head of Real Estate Research bij Schroders

 

Kantoren zullen niet verdwijnen, maar beleggen in kantoren is voorgoed veranderd en de markt is in twee lagen gesplitst. Brussel is één van de steden die het meest getroffen is door thuiswerken. In Luxemburg zal de vraag zich de komende vijf jaar het sterkst herstellen, dankzij de snelle werkgelegenheidsgroei en de relatief moderne kantoorvoorraad.

 

Vrijwel nergens wordt zo heftig gediscussieerd over “het nieuwe normaal” voor werken als onder vastgoedbeleggers. En dan vooral over de gevolgen ervan voor de ingebruikname en waarde van kantoorgebouwen.

 

Vorig jaar werd al geconstateerd dat vastgoedactiva “operationeel” zijn geworden. Daarmee wordt bedoeld dat hun inkomsten en langetermijnrendement niet alleen van de looptijd van het huurcontract afhangen, maar sterk gecorreleerd zijn aan het succes van de activiteiten van de huurders.

 

Vóór de pandemie zaten flexibele kantooraanbieders die inspeelden op specifieke huurdersbehoeften, in de lift. Maar nu mensen minder vaak naar kantoor gaan, betekent dit dan per definitie dat de kantorenmarkt ten dode opgeschreven is?  Het is te simplistisch om aan te nemen dat minder tijd op kantoor gelijk staat aan minder vraag naar kantoren. Belangrijker nog: het is te simplistisch om over één kantorenmarkt te spreken.

 

Totale kantorenvraag: situatie op korte termijn

 

Vorig jaar, toen de economieën opkrabbelden uit de eerste lockdown-golf, trok ook de kantorenvraag in Europa weer sterk aan. In de tweede helft van 2021 lag de ingebruikname 50% hoger dan in dezelfde periode in 2020, zij het nog steeds 20% onder het gemiddelde vóór de pandemie. Ook zwakte de leegstandsgroei flink af doordat het aanbod overtollige ruimte die bedrijven wilden onderverhuren, stabiliseerde.

 

De gemiddelde kantorenleegstand in Europa was met 8,3% in september 2021 nauwelijks hoger dan in juni (8,1%) en een stuk lager dan het record van 10,9% van 2010, na de wereldwijde financiële crisis.

 

Op korte termijn zal de kantorenvraag in Europa als gevolg van het hybride werken – gedeeltelijk thuis en gedeeltelijk op kantoor – naar schatting circa 15% dalen ten opzichte van 2019.

 

Maar de vraag is “plakkerig” vanwege lopende huurcontracten. Tegelijkertijd wordt er geëxperimenteerd met nieuwe ondernemingsmodellen. Ook moet er voldoende ruimte zijn voor “piekdagen” waarop de meeste werknemers tegelijk op kantoor zijn (aangenomen dat ze zelf kunnen kiezen). Dit alles betekent dat de vraag minder zal dalen dan de tijd die daadwerkelijk op kantoor wordt doorgebracht.

 

Welke steden kennen de grootste gevolgen ?

 

In Europa zullen de volgende steden in 2022 – 2023 waarschijnlijk het zwaarst getroffen worden.

  • Financiële centra (b.v. Londen, Zürich). Dit is deels een inhaaleffect, omdat de financiële sector vóór de pandemie nog lang niet zo ver was met thuiswerken als tech-bedrijven.  Ook speelt mee dat andere gebruikers zoals overheidsorganen, advocatenkantoren en life sciences minder bereid of in staat zijn hun personeel thuis te laten werken.
  • Steden met relatief lange gemiddelde reistijden tussen woning en werk, meestal grotere, dichtgeslibde steden (b.v. Parijs, Rome).
  • Steden met een oudere kantorenvoorraad die een minder aantrekkelijke werkomgeving bieden (b.v. Brussel, Kopenhagen).

 

Totale kantorenvraag: situatie op lange termijn

 

Daarom zal de kantorenvraag de komende paar jaren in het algemeen lager zijn dan in 2019. Op de lange termijn zal de vraag echter weer aantrekken dankzij de toenemende werkgelegenheid in sectoren als technologie, media en zakelijke dienstverlening.

Oxford Economic voorspelt dat de kantoorwerkgelegenheid in de belangrijkste Europese steden tussen 2022 en 2027 gemiddeld 1% per jaar zal stijgen, hoewel er grote verschillen tussen steden zullen zijn.  Die verschillen hangen tot op zekere hoogte samen met de economische structuur van steden.

 

De Scandinavische steden hebben een relatief hoge blootstelling aan de tech-sector. In Manchester is zakelijke dienstverlening sterk vertegenwoordigd. In Brussel en Rome zijn overheden de voornaamste huurders.  Madrid en Barcelona hebben een lage blootstelling aan financiële diensten.

 

Maar de economische structuur is niet het hele verhaal. Dat Lyon er uitschiet, komt doordat de zakelijke dienstverlening er sneller groeit dan elders, waarschijnlijk door de verplaatsing van werk vanuit Parijs.  En Luxemburg is wel een financieel centrum, maar omdat het vooral gaat om vermogensbeheer in plaats van banken, zal de werkgelegenheid in de financiële dienstverlening er eerder stijgen dan dalen. Tot slot spelen ook demografische ontwikkelingen een rol. De geringe stijging van de kantoorwerkgelegenheid in de meeste Duitse steden (uitgezonderd Berlijn) in de komende vijf jaar komt door de vergrijzing, waardoor de beroepsbevolking volgens de prognoses gelijk blijft of zelfs daalt.

 

Bovendien is de verwachting dat de trend van de laatste 20 jaar om meer mensen in dezelfde ruimte te persen, na de pandemie omkeert. In de komende 5-10 jaar zal de ruimte per werknemer in steden in Frankrijk, Spanje en het VK, waar de ruimte het krapst is, licht toenemen.

 

Gelet op dit alles zal de kantorenvraag in Europa in 2027 10% lager ligt dan in 2019, maar een stijgende lijn vertoont.

 

De steden die waarschijnlijk het hardst worden getroffen door de verschuiving naar hybride werken zijn Brussel, Düsseldorf en Rome. Dit komt vooral door de combinatie van trage werkgelegenheidsgroei, lange forenstijden (vooral in Brussel en Rome) en de veelal oudere kantorenvoorraad met minder faciliteiten.

In Luxemburg, Lyon, Madrid en Manchester daarentegen zal de vraag zich de komende vijf jaar het sterkst herstellen, dankzij de snelle werkgelegenheidsgroei en de relatief moderne kantoorvoorraad.

 

Locatie is niet alles

 

Gedetailleerder onderzoek maakt duidelijk dat niet meer kan worden gesproken van één kantorenmarkt.

 

Wat betreft het soort ruimte dat huurders wensen, blijkt dat de focus op “prime” kantoren, die al vóór de pandemie aan het groeien was, nog uitgesprokener is geworden.  “Prime” wordt gedefinieerd als nieuwe of onlangs gerenoveerde kantoren met goede faciliteiten, die energie-efficiënt zijn en in het zakendistrict (CBD) van een stad liggen. Ook bieden ze huurders belangrijke aanvullende diensten om hun ondernemingsmodel te ondersteunen, wat de kans op langlopende contracten en houdbare inkomsten uit het pand verhoogt.

 

Huurders stellen steeds hogere eisen aan de faciliteiten. Dit hangt ook samen met Covid-19 en de wens van werkgevers hun personeel weer op kantoor terug te zien, om de creativiteit en een gedeelde cultuur te bevorderen.

 

Kantoorvastgoed en duurzaamheid

 

Omdat mensen meer individueel werk thuis doen, zijn er minder vaste werkplekken nodig. Maar de benodigde ruimte om elkaar te treffen en samen te werken wordt juist groter en maakt nu nu 25-40% van het totaal uit, tegen 10-15% een paar jaar geleden.

De andere sleutelfactor achter de vraag naar hogere kwaliteit is verduurzaming. Eerder was er twijfel of huurders wel bereid zouden zijn bij te dragen en meer te betalen voor speciale voorzieningen zoals zonnepanelen, groene wanden, sensoren waarmee mensen zelf verwarming, verlichting en ventilatie kunnen regelen, slim glas en betere isolatie. Dat is inmiddels geen probleem meer.

 

De recordprijzen voor olie en gas in het afgelopen jaar zijn voor huurders een extra reden om hun energieverbruik te verlagen.

 

De “haves” en de “have nots”: hoe de kantorenvraag steden verdeelt

 

De tweedeling in de vraag heeft geleid tot een sterke, hardnekkige divergentie in de huurprijzen en waarden van primaire en secundaire kantoren.

Dit groeiende verschil tussen beide kwaliteitssegmenten heeft uiteraard zijn weerslag op de beleggingsmarkt. Door de felle concurrentie om kantoren met zekere inkomsten zijn de prime rendementen in 2021 in de meeste steden met 0,1-0.25% gedaald. Tegelijkertijd steeg het rendement van kantoren van gemiddelde kwaliteit, waardoor de kapitaalwaarden daalden.

 

Natuurlijk is een vlucht naar kwaliteit in een periode van onzekerheid niets nieuws. Na het barsten van de internet-zeepbel in 2000 vertoonden de Europese kantorenmarkten een soortgelijke divergentie, en tijdens de wereldwijde financiële crisis opnieuw.

 

De vrees voor het einde van het kantoor is sterk overdreven

 

Er is geen sprake meer van één kantorenmarkt. De kantorenmarkt zit in een overgangsfase maar is niet structureel in verval.

Sommige commentatoren zien parallellen met de retail-markt, maar die vergelijking gaat mank omdat de kantoorwerkgelegenheid zal blijven toenemen en omdat werken op afstand niets doet om de omzet te vergroten.

Terwijl winkeliers dankzij het internet hun kosten kunnen drukken én nieuwe klanten kunnen bereiken, verbetert thuiswerken voor kantoorgebruikers alleen de uiteindelijke winstmarge.

 

Sterker nog, als langdurig thuiswerken ten koste gaat van de innovatie en productiviteit, zal dit op termijn de omzetgroei in gevaar brengen.

 

Bovendien zal de tweedeling in de kantorenvraag doorzetten en komen de toegenomen risico’s van veroudering als gevolg van verduurzaming, hybride werken en nieuwe technologie, nog niet adequaat tot uiting in de huidige rendementen op secundaire kantoren.  De verwachting is dan ook dat prime kantoren in de meeste Europese steden in de eerste helft van dit decennium beter zullen renderen dan de secundaire kantoren.

 


Oekraïne-oorlog : risico’s voor financiële markten, gevolgen voor energietransitie

Door Mark Lacey, head of commodities bij Schroders

23/3/2022

 

De invasie van Rusland in Oekraïne gaat gepaard met belangrijke financiële marktrisico’s. Er zijn drie risico’s die gevolgen kunnen hebben voor beleggers en voor de impact op de energietransitie en duurzaamheid. De Oekraïne-crisis kan een extra argument worden om snel over te schakelen op goedkope, schone en betrouwbare energie.

 

Risico 1 Inflatie : langdurig hogere energie- en grondstoffenprijzen

 

Voordat Rusland Oekraïne binnenviel, was de inflatie wereldwijd al hoog en dit gold met name voor de energieprijzen. Rusland is een belangrijke speler op de olie- en gasmarkt, met een wereldmarktaandeel van zo’n 12% voor olie en circa 17% voor gas. Het conflict brengt duidelijke risico’s met zich mee voor de energiestromen, waardoor de olie-, gas- en elektriciteitsprijzen in heel Europa sterk stijgen.

Rusland is ook een belangrijke leverancier van platina en landbouwgrondstoffen. De inflatoire impuls die van het conflict en de sancties uitgaat, kan aanzienlijk zijn. Deze inflatiedruk en de beperkingen in de bevoorradingsketens kunnen een behoorlijke impact op de bedrijfsresultaten hebben.

 

Risico 2 Inflatie : de economische gevolgen

 

Het tweede risico betreft de mogelijke economische gevolgen van inflatie. Denk daarbij aan strengere financiële voorwaarden, hogere energieprijzen en potentiële loonstijgingen – en wat die weer kunnen betekenen voor de economische groei. De geschiedenis leert dat dit economieën aanzienlijk kunnen vertragen. Het risico van een vertraging was al aanwezig vóór de escalatie in Oekraïne.

 

Risico 3 Potentiële verkoopgolf van aandelen

 

Het laatste risico situeert zich bij beleggers die hun aandelen in de uitverkoop doen, omdat zij op zoek gaan naar safe havens. Na een jarenlange wereldwijde sterke instroom in aandelenfondsen zou er een rotatie van aandelen naar obligaties kunnen optreden.

Welke invloed hebben deze risico’s op energietransitieaandelen?

Deze drie risico’s kunnen gevolgen hebben voor aandelen in de energietransitie. De sector heeft een hoge blootstelling aan de sterk gestegen grondstoffenprijzen en logistieke knelpunten. De waarderingen in de sector zijn teruggevallen ten opzichte van de pieken in 2021. De lage equity risk premium wijst op het risico dat waarderingen verder kunnen dalen.

De dreiging van een bredere economische vertraging zal waarschijnlijk minder groot zijn vanwege de structurele aard van de meeste energiemarkten. Maar de sectoren die meer blootgesteld zijn aan de economische cyclus (zoals auto’s, elektrische apparatuur, enz.) zullen er waarschijnlijk onder lijden.

 

Wat zijn de gevolgen op de langere termijn?

 

Vanuit het oogpunt van de energietransitie kunnen de hogere conventionele energieprijzen en het huidige conflict in Oekraïne een aantal interessante gevolgen hebben.

 

  1. Minder afhankelijkheid van Rusland – meer duurzame energie
    Rusland is een belangrijke leverancier van olie en gas. Het kan dit in zijn voordeel aanwenden, vooral gezien de afhankelijkheid van Europa. Een van de voordelen van het overstappen naar hernieuwbare energie is dat de bronnen die hernieuwbare energie leveren gelijkmatiger zijn gespreid en de afhankelijkheid van belangrijke leveranciers kunnen helpen verminderen.
  2. Hernieuwbare energie wordt aantrekkelijker
    Bovendien neemt de economische aantrekkelijkheid van hernieuwbare energie toe naarmate de prijzen van conventionele energie stijgen. Dit is zelfs het geval wanneer rekening wordt gehouden met de hogere kosten van apparatuur als gevolg van beperkingen in de toeleveringsketen.
  3. Extra katalysator voor de energietransitie
    De situatie in Oekraïne is een extra argument om het energiesysteem om te vormen tot een systeem dat gebaseerd is op goedkope, schone en betrouwbare energie.

Lees ook


Aanpak van ontbossing – welke sectoren en bedrijfstakken lopen risico?

15/2/2022

Zo’n 80% van de biodiversiteit op aarde is te vinden in bossen. Ontbossing is dan ook een serieuze dreiging. Het heeft ook bredere gevolgen voor het klimaat, de mensenrechten en zelfs onze gezondheid, zoals de covid-19 pandemie duidelijk heeft gemaakt, gezien het veronderstelde verband met zoönoses (verderop uitgelegd).

Als de ontbossing in de tropen als land zou worden beschouwd, zou het derde staan op de ranglijst van landen met de hoogste koolstofuitstoot. Kortom, ontbossing is een groot probleem.

 

Wat zijn de oorzaken?

 

Bossen worden vaak gekapt om te worden omgezet in weidegrond, soja-akkers en palmolie- of houtplantages. Tropische bossen houden meer koolstof vast dan enig ander type bos en herbergen de grootste soortendiversiteit. Tegelijkertijd worden ze het zwaarst bedreigd door grootschalige landbouw, vooral in Brazilië en Indonesië waar het merendeel van de tropische ontbossing plaatsvindt.

 

Wat zijn de belangrijkste gevolgen van ontbossing?

 

Gevolgen zijn onder meer het verlies van koolstofputten, minder regen en meer risico op droogte. Ook de mensenrechten komen in het geding, bijvoorbeeld door verdrijving van de inheemse bevolking, aantasting van werknemersrechten en gezondheidsrisico’s. In Brazilië, waar de ontbossing bijna de helft van de koolstofuitstoot veroorzaakt, heeft het Amazonegebied al te kampen met minder regen en een korter groeiseizoen.

Volgens het Intergovernmental Science-Policy Platform on Biodiversity and Ecosystem Services (IPBES) kan de complexe relatie tussen habitatvernietiging, verstoring door de mens, veranderend landgebruik en biodiversiteitsverlies ook in verband worden gebracht met het vaker voorkomen van zoönoses. Zoönoses zijn ziekten die van de ene op de andere soort worden overgedragen, bijvoorbeeld van dier op mens, zoals de ziekte van Lyme, rabies en coronavirussen.

 

Welke producten worden in verband gebracht met schadelijke ontbossing?

 

Meer dan de helft van de wereldwijde broeikasgasuitstoot door ontbossing is volgens het klimaatpanel van de VN (IPCC) toe te rekenen aan de productie van handelsgoederen, ook wel commodities genoemd. Rundvlees en leer zijn in dit verband de grootste boosdoeners, gevolgd door palmolie.

 

In welke landen worden deze goederen vooral geproduceerd?

 

In onderstaande tabel is de emissie door deze goederen weergegeven per land van herkomst. In Brazilië gaat het vooral om vee-gerelateerde producten en de sojateelt, terwijl in India palmolie en rubber het merendeel van de ontbossingsgerelateerde uitstoot veroorzaken.

 

Maar dat is niet zo eenvoudig. Wie zijn de grootste importeurs en exporteurs? Door alleen naar het productieland te kijken, zien we maar een deel van het plaatje. Dat komt door het wereldwijd karakter en de verwevenheid van de handelsketens. Een analyse van de in de internationale handel vervatte CO2-uitstoot door ontbossing laat zien dat Indonesië de grootste exporteur is, terwijl in Brazilië een hoog aandeel binnenlands verbruikt wordt. China is de grootste importeur, gevolgd door de Europese Unie en India.

 

Welke sectoren en bedrijfstakken lopen risico?

 

De basisconsumptiesector loopt bijvoorbeeld risico vanwege het papier dat nodig is voor de verpakking van huishoud- en verzorgingsproducten en voedsel. De sector luxe consumptiegoederen, denk aan auto- en textielproducenten of de horeca, is afhankelijk van producten zoals leer en rubber, houtpulp en timmerhout, of voedingsgewassen voor restaurants. De materialensector loopt risico via zijn afhankelijkheid van hout en papier voor verpakkingsmateriaal.

 


Op welke zeven punten letten bij themabeleggen ?

Door David Docherty, Investment Director bij Schroders

25/1/2022

 

Met thematisch beleggen krijgen beleggers blootstelling aan trends die de wereld veranderen. Hoe kunnen beleggers de thema’s identificeren die een betekenisvolle impact van de belegging combineren met sterke rendementen ?

 

Thematische fondsen richten zich op krachtige, wereldwijde langetermijntrends die de wereld veranderen en een schat aan beleggingsmogelijkheden creëren. Het doel van een thematische portefeuille is om winstgevend te beleggen in de krachtigste van deze thema’s. Dit zijn de thema’s waar het menselijk vernuft innovatie ontketent om onevenwichtigheden in de wereld aan te pakken.

 

Tegenwoordig spelen verschillende krachtige thema’s. Veel van deze thema’s houden verband met de VN-doelstellingen voor duurzame ontwikkeling, die dringende wereldwijde issues omvatten zoals het milieu, duurzame infrastructuur, verantwoorde consumptie, inclusie, en gezondheid en welzijn. Al deze doelstellingen worden geschraagd door de noodzaak om de planeet te beschermen en te investeren in mensen. Bedrijven die steeds meer kapitaal aanwenden voor deze doelstellingen, creëren boeiende nieuwe thematische beleggingskansen. Thematisch beleggen wordt daardoor ook steeds populairder.

 

Gedisciplineerd beleggen

 

Een thematische benadering voegt aanzienlijke waarde toe, maar dan is het absoluut noodzakelijk dat dit op een gedisciplineerde manier gebeurt. Daartoe zijn de volgende zeven elementen van essentieel belang bij de keuze van een beleggingsthema:

 

  1. Overkoepelend raamwerk

Dit is van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat de thematische strategieën robuust en duurzaam zijn en in staat zijn om op lange termijn alfa te genereren. Men kan thema’s identificeren waar menselijke vindingrijkheid innovatie aanwakkert om de fundamentele onevenwichtigheden van de planeet en de mens aan te pakken.

  1. Levensduur

Het is van essentieel belang dat thema’s een lange levensduur hebben en dus structureel van aard zijn. Veel van de krachtigste thema’s voor de toekomst zijn de thema’s die in het verleden tot innovaties hebben geleid. Dit betreft uiteenlopende gebieden zoals gezondheidszorg, productie, energie, verstedelijking, infrastructuur, winkelen en amusement. Een belangrijke test voor een thema is of het beter kan presteren dan de MSCI All-Country World Index over een tijdshorizon van drie jaar of meer.

  1. Beleggingsinstrumenten

Het klinkt misschien vanzelfsprekend, maar er moet een aanbod zijn van beleggingsinstrumenten waarmee blootstelling aan een thema kan worden bereikt. Sommige gebieden van thematische groei kunnen worden gedomineerd door regeringen of universiteiten, zoals onderzoek en ontwikkeling in een vroeg stadium. Maar naarmate thematisch beleggen geavanceerder wordt, zal private equity steeds meer een rol gaan spelen.

  1. De omvang moet niet te smal en niet te breed zijn

Zodra de algehele belegbaarheid van een thema is vastgesteld, moeten de gekozen thema’s ook een optimale omvang hebben. Als ze te smal zijn, ontbreekt de flexibiliteit in evoluerende thema’s. Zijn ze te breed, dan missen ze de toespitsing die beleggers zoeken als ze in een bepaald thema willen beleggen. Er is bijvoorbeeld maar een handvol robotica-producenten en dit is onvoldoende om een robotica-universum te vormen, zelfs als toeleveranciers worden meegerekend.

  1. Opwaarts potentieel in waardering

De thema’s moeten qua waardering opwaarts potentieel hebben. Zodra de fundamentele aantrekkingskracht van een thema is vastgesteld, moeten de potentiële bedrijven worden geïdentificeerd en moet een oordeel worden gegeven over de geldende waarderingen. Een focus op subthema’s is daarbij belangrijk, zodat de fondsbeheerder een breder thema kan volgen naarmate het zich ontwikkelt en de waarderingsmogelijkheden komen en gaan. Er zijn twee valkuilen: te vroeg instappen en te veel betalen.

  1. Actieve benadering

De meeste kansen ontstaan door een actieve, brede, wereldwijde benadering. Passief thematisch beleggen is traag en inflexibel en minder goed in staat om een adequate blootstelling te verwerven aan opkomende beleggingskansen in zich ontwikkelende thema’s. Een actieve benadering zorgt ook voor betrokkenheid bij de bedrijven waarin wordt belegd.

  1. Governancestructuur

Als het overkoepelend kader minstens even belangrijk is om thema’s af te wijzen als om ze te aanvaarden, dan moeten beleggers ook waakzaam zijn bij het beoordelen van de levensvatbaarheid van de thematische beleggingsstrategieën. Governance is dus in een aantal opzichten een kritiek element van thematisch beleggen. Als de fundamentals van een thema zijn uitgespeeld, moeten beleggers dat erkennen.

 

Conclusie

 

Een thematische benadering kan aanzienlijke waarde toevoegen. De vereisten voor succes zijn talrijk en gevarieerd. Om op lange termijn superieure beleggingsrendementen te behalen via thematisch beleggen, zijn een robuust intellectueel kader en een gedisciplineerde aanpak essentieel om succesvol in de krachtigste beleggingsthema’s te investeren.

Lees ook How to find the most powerful investment themes, door David Docherty, Investment Director bij Schroders.

 


Leidt ESG tot een hoger rendement?

 

9/12/2021

 

Veel beleggers willen tegenwoordig meer dan alleen impact van hun ESG-portefeuilles. Ze willen ook rendement zien. Vaak wordt de vraag gesteld of ESG daadwerkelijk bijdraagt aan – of juist afdoet aan – het verwachte rendement.

Maar er is geen consensus hierover, en die is ook niet te verwachten, omdat er weinig overeenstemming bestaat over welke bedrijven “beter” of “slechter” zijn vanuit een ESG-perspectief.

 

Nog fundamenteler is dat er geen specifieke reden is waarom “goede” bedrijven een beter rendement zouden genereren; kapitalisme is per slot van rekening een economisch systeem, en niet een ethisch systeem.

 

In een uitvoerig rapport wordt onderzocht of bepaalde activiteiten van bedrijven die bijzonder relevant zijn voor ESG-beleggers, kunnen bijdragen tot het verwachte rendement. En zo ja, waarom. Uit de vele beschikbare maatstaven voor ESG worden er drie voor nader onderzoek geselecteerd, omdat zij in verband lijken te staan met positieve rendementen: R&D, CO2-intensiteit en veiligheid van werknemers.

 

In het algemeen zijn verwachte meeropbrengsten een beloning voor het nemen van risico of voor het efficiënter gebruiken van informatie dan andere beleggers.  Het blijkt dat de drie geselecteerde kenmerken niet anders zijn. Dit geeft meer inzicht in welke soorten ESG-maatregelen de meeste kans maken om extra rendement te genereren.

 

Research & Development

 

Er bestaat literatuur die R&D van bedrijven in verband brengt met outperformance. R&D-intensieve bedrijven lijken een grotere gemiddelde groei in waardering en winstgevendheid te laten zien. Aangezien R&D een risico-activiteit is, is het niet verwonderlijk dat het rendement van R&D-intensieve ondernemingen een risicopremie kan vertegenwoordigen. Maar ook de beperkingen van beleggers kunnen ertoe leiden dat R&D-intensieve bedrijven beter presteren. In elk geval zijn de rendementen van R&D-intensieve bedrijven het laatste decennium bijzonder sterk geweest.

 

CO2-intensiviteit

 

CO2-intensieve bedrijven werden voorheen niet of nauwelijks in termen van beursrendement afgerekend voor hun bijdragen aan de opwarming van de aarde. De beleggers focussen zich ondertussen meer op bedrijven die een rol kunnen spelen in de transitie naar een CO2-vrije samenleving. Er zijn aanwijzingen dat de druk van de regelgeving van de afgelopen jaren, met name in relatief CO2-intensieve sectoren, ertoe kan leiden dat deze bedrijven minder goed presteren dan hun duurzamere sectorgenoten. Het is goed mogelijk dat CO2-intensieve bedrijven op een dag te duur worden, maar tot nu toe is er nog weinig bewijs van dit effect.

 

Veiligheid werknemers

 

Ten slotte zoomt het rapport in op bedrijven die hun werknemers een relatief veilige werkplek bieden. Zij kunnen hierdoor beter presteren. In bedrijfstermen komt dit doordat zij relatief meer kans hebben op betrokken werknemers en een vooruitdenkend management. In financiële termen is dit waarschijnlijk gewoon te verklaren uit onoplettendheid van beleggers ten aanzien van een maatstaf waarmee weinig beleggers rekening houden. Bedrijven die een veiliger werkplek bieden laten gemiddeld genomen een snellere omzetgroei zien in de afgelopen drie jaar.

 

Leidt ESG tot betere prestaties?

 

De vraag of “betere ESG” leidt tot een betere aandelenprestaties is niet zinvoller dan de vraag of “betere jaarrekeningen” leiden tot betere aandelenprestaties. Net zoals sommige boekhoudkundige informatie zeer relevant is voor toekomstige financiële prestaties en andere niet, is niet alle ESG-informatie even relevant voor het voorspellen van toekomstige aandelenrendementen.

 

Eindbeleggers kunnen vele redenen hebben om ESG-beleggingen na te streven. Voor velen is mogelijks de wetenschap dat hun beleggingen op één lijn liggen met hun waarden, op zich al voldoende. Beleggers die geïnteresseerd zijn in ESG als bron van rendement, moeten echter hun zoektocht naar simplistische of one-size-fits-all maatstaven opgeven, of elk idee dat “passieve” ESG waarschijnlijk beter zal presteren op de lange termijn. De markten verslaan blijft moeilijk. ESG gebruiken om de markten te verslaan is ook moeilijk en vereist zorgvuldig denken en analyseren.

 

Lees ook Why might ESG factors increase returns?, door Ashley Lester en Hettie Mccarthy, specialisten in systematic investments bij Schroders.

 


Sectoren in de energietransitie : goed inflatiebestendig ?

15/11/2021

De inflatiedruk is de kern van de huidige verstoring. Wereldwijde knelpunten in de toeleveringsketen, stijgende inputkosten, bezorgdheid over de onderliggende gezondheid van het economisch herstel en de dreiging van een stijgende rente hebben een zeer uitdagende omgeving gecreëerd voor alle bedrijfstakken wereldwijd.

Bepaalde sectoren die een energietransitie doormaken, zijn meer blootgesteld dan de meeste andere. Hieronder vindt u vijf redenen waarom deze aandelen de inflatiestorm toch kunnen doorstaan.

  1. De ontwrichtende dynamiek is grotendeels tijdelijk van aard

De huidige problemen in de toeleveringsketen kunnen aanhouden tot in de loop van volgend jaar. Maar uiteindelijk verdwijnen die weer. De hogere kosten voor ruwe materialen en transport leiden tot een reactie in het aanbod, dat brengt verlichting in de druk op de eindkosten.

  1. De langetermijnkansen blijven onveranderd van kracht

Het is moeilijk te voorspellen hoe lang dit aanhoudt, maar de kansen op de lange termijn in de energietransitie zijn reëel. De huidige verstoring is juist een koopkans, omdat het structurele groeipotentieel intact blijft.

  1. De concurrentiekracht van hernieuwbare energie blijft robuust

De ontwikkelingskosten voor wind en zonne-energie stijgen mee met de inflatie. Maar die vallen in het niet bij de kostenstijgingen voor de grondstoffen die nodig zijn om op conventionele (fossiele) manier stroom op te wekken en de CO2-kosten die daarmee samenhangen. Hernieuwbare energie wordt alleen maar nog concurrerender door nieuwe innovaties die op de markt komen. Het tempo van verbeteringen zal afnemen, omdat nieuwe winsten moeilijker te realiseren zijn. Maar progressie wordt geboekt.

  1. Onderliggende vraag blijft solide

De vraag vanuit het bedrijfsleven naar hernieuwbare energie blijft groeien. Steeds meer bedrijven stellen voor zichzelf netto-nul doelen. Ook de vraag naar zonne-energie en opslagmogelijkheden vanuit de particuliere markt blijft sterk. Verder is er een enorme opleving in de vraag naar elektrisch vervoer.

  1. Beleidsmakers bieden steeds meer steun

De beleidssteun achter de energietransitie blijft groeien. President Biden probeert een groots pakket investeringen in de infrastructuur door het Congres te loodsen. De Europese Unie werkt aan klimaatplannen en China stelt ambitieuze klimaatdoelen.

Lees ook Five reasons why energy transition stocks can weather the inflation storm, door Mark Lacey, head of commodities bij Schroders.

 


Hoe kan de Europese transportsector zijn uitstoot beperken?

Door Nicholette MacDonald-Brown en Arianna Fox, Europese aandelenspecialisten bij Schroders

15/10/21

De Europese Unie streeft naar een reductie van de CO2-uitstoot in 2030 met 55% ten opzichte van 1990. In 2050 moet het zelfs netto nul zijn. Daarvoor is nog een lange weg te gaan. Sommige sectoren boeken snel vooruitgang, maar de CO2-uitstoot van de transportsector neemt juist toe. Daar moet dringend verandering in komen en innovatieve bedrijven kunnen daarin een sleutelrol vervullen.

De verschillende transportsectoren bevinden zich in zeer verschillende stadia van hun overgang naar een toekomst met lage emissies. Voor zowel weg als spoor is de benodigde technologie al voorhanden. Maar bij de lucht- en scheepvaart valt nog veel te winnen. Dit creëert kansen voor beleggers in innovatieve bedrijven die in staat zijn om technologie en producten te ontwikkelen die de transitie werkelijkheid kunnen maken.

Auto : goed op st(r)oom

Vervoer over de weg is goed voor 70% van de totale CO2-emissie uit de transportsector. Elektrische voertuigen (EV’s) helpen om de CO2-uitstoot terug te dringen. Volkswagen heeft de ambitie om marktleider daarin te worden. In 2030 moet 70% van de verkochte voertuigen een EV zijn. Stellantis wil datzelfde doel bereiken voor personenauto’s. Er zijn ook opties voor duurzame brandstof. Het Finse Neste ontwikkelt hernieuwbare diesel, met 90% minder uitstoot dan conventionele diesel. Voor zwaardere transportmiddelen is waterstof een optie. Momenteel wordt dat geproduceerd met aardgas, wat nog sterk milieuvervuilend is. Maar als met duurzame energie waterstof geproduceerd  kan worden, komt er straks alleen nog water uit de uitlaat.

Trein : de oplossingen zijn er

Vervoer per spoor heeft de laagste CO2-voetafdruk binnen de transportsector. Er is nog steeds ruimte voor verbetering. De treintechnologie wordt schoner en efficiënter. Het beleid speelt een rol, Frankrijk wil binnenlandse vluchten verbieden ten gunste van treinen. Er is met name nog terrein te winnen met elektrificatie, slechts 54% van het spoor is nu elektrisch. Alstom werkt aan treinen met waterstofaandrijving. Er liggen kansen voor beleggers naarmate de vraag naar treinreizen groeit, nieuwe treinen worden besteld en bestaande vloten worden gemoderniseerd. Belangrijk is om de bedrijven te selecteren die het best kunnen profiteren van de groeiende vraag.

Luchtvaart : nog veel te winnen

Lucht- en scheepvaart zijn de meest vervuilende deelsectoren van vervoer. Betere brandstofefficiëntie heeft geholpen om tussen 2005 en 2017de uitstoot per passagier met 24% te reduceren. Maar de groei in luchtvaart heft dat weer op. Ook hier zijn alternatieve brandstoffen een oplossing. Neste werkt aan duurzame kerosine, Lufthansa en KLM maken er al gebruik van. De Europese commissie wil dat er in 2030 minimaal 5% en in 2050 minimaal 50% van deze duurzame variant bijgemengd wordt. Een cruciaal punt is dat duurzame kerosine niet mag worden gemaakt met biobrandstoffen op basis van voedselgewassen, omdat hierdoor het risico bestaat dat het land dat nodig is voor voedselproductie wordt verdrongen. Neste en andere producenten zullen een belangrijke rol spelen bij de verdere ontwikkeling en productie op grote schaal. De EU wil ook een einde maken aan de vrijstelling van vliegtuigkerosine van energiebelasting en tegen 2026 aan de gratis emissierechten voor de luchtvaart binnen de EU.

Scheepvaart : op zoek naar alternatieve aandrijving

De blokkade van het Suezkanaal maakte weer eens duidelijk hoe afhankelijk de wereld is van containervaart. Maar ook dat gaat gepaard met een enorme hoeveelheid schadelijke uitstoot. Net als bij de luchtvaart wil de Europese Commissie af van de belastingvrijstelling voor zware brandstoffen. Tegelijkertijd komt er een nultarief voor de belasting op duurzame brandstoffen om het gebruik te stimuleren en wordt het emissiehandelssysteem uitgebreid naar de scheepvaartsector.

Wereldwijd komt er een beleid om het zwavelgehalte in scheepsbrandstof te beperken. Recente studies suggereren echter dat stookolie met een zeer laag zwavelgehalte in feite nog steeds vervuilend is en suboptimale motorprestaties oplevert. Het verhoogt de druk om een alternatieve brandstofbron te vinden. Elektriciteit is alleen geschikt voor kleinere schepen op korte reizen. Vloeibaar aardgas (LNG) zou op middellange termijn een oplossing kunnen zijn. Op langere termijn zijn waterstof en ammoniak veelbelovende CO2-vrije oplossingen. Met de kanttekening dat beiden dan wel duurzaam moeten worden geproduceerd en dit is een gebied waar aanzienlijke investeringen nodig zijn.

Voor lucht- en scheepvaart zijn de technologieën voor decarbonisatie nog relatief jong. We moeten oppassen dat de ene oplossing niet weer een ander probleem veroorzaakt. Voor beleggers is het de kunst om de toekomstige winnaars te selecteren.

Lees ook Planes, trains and automobiles: how is Europe’s transport sector curbing its emissions?, door Nicholette MacDonald-Brown en Arianna Fox, Europese aandelenspecialisten bij Schroders.

 


Hoe beleggen in klimaatleiders ?

Door Isabelle Hervey-Bathurst, Global Sector Specialist, en Simon Webber, Lead Portfolio Manager, bij Schroders

27/9/2021

De beleggers willen zich in toenemende mate ervan verzekeren dat ze beleggen in strategieën die consistent zijn met het bereiken van een snelle decarbonisatie. Bedrijven met ambitieuze plannen om hun bedrijf koolstofarm te maken, kunnen uitgroeien tot ‘klimaatleider’. In de komende jaren zal klimaatleiderschap een concurrentievoordeel bieden.

Investeren in het koolstofarm maken van de economie kan betekenen dat beleggers alleen bedrijven selecteren die met hun producten de energietransitie direct mogelijk maken, zoals fabrikanten van windturbines of zonnepanelen. Er is echter een groeiend besef dat wereldwijd elke sector zijn steentje moet bijdragen aan de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen.

Scope 1 en scope 2

Scope 1 emissies zijn de emissies die rechtstreeks door een bedrijf worden veroorzaakt door zijn activiteiten, terwijl scope 2 de energie betreft die het bedrijf gebruikt.

Bedrijven met een lage CO2-uitstoot, gemeten naar hun scope 1 en scope 2 emissies, beginnen al een premie op de aandelenprijs te krijgen ten opzichte van hun sectorgenoten met een hogere CO2-uitstoot, zoals de onderstaande grafiek laat zien.

Sommige ambitieuzer

Maar de bedrijven worden ambitieuzer. Naarmate meer bedrijven zich inzetten voor een netto nul CO2-uitstoot, breiden ze hun doelstellingen steeds meer uit naar scope 3 emissies. Dat zijn de indirecte emissies die in de waardeketen ontstaan door toeleveranciers of door het gebruik van verkochte producten. Het opnemen van indirecte emissies in de bedrijfsdoelstellingen betekent dat bedrijven moeten samenwerken met leveranciers die op hetzelfde pad zitten om hun doelstellingen te halen.

Competitief voordeel

Bedrijven die op dit gebied het voortouw nemen, kunnen minder risicovolle beleggingen worden dan bedrijven die achterblijven. Door hun bedrijven – inclusief hun toeleveringsketens – eerder koolstofvrij te maken dan hun concurrenten, minimaliseren deze ‘klimaatleiders’ hun risico in een omgeving van agressievere overheids- en maatschappelijke maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen te reguleren, te belasten en te beprijzen. Klimaatleiderschap is dan geen kostenpost meer, maar een concurrentievoordeel. Beleggers in deze bedrijven kunnen profiteren van een hoger beleggingsrendement, terwijl ze er ook zeker van kunnen zijn dat hun kapitaal wordt belegd in bedrijven die bijdragen aan de decarbonisatie.

Klimaatleiderschap in de praktijk: Microsoft

Eén van die klimaatleiders is Microsoft. Het bedrijf heeft ambitieuze doelen gesteld die alle onderdelen van het bedrijf moeten mobiliseren en heeft toegezegd de voortgang regelmatig te evalueren.

Microsoft streeft er bijvoorbeeld naar om 100% hernieuwbare energie te gebruiken tegen 2025. Het bedrijf heeft ook toegezegd om tegen 2030 waterpositief te zijn (wat betekent dat het meer water zal aanvullen dan het verbruikt), om tegen 2030 afvalvrij te zijn en om een netto-nul ontbossing te bereiken voor alle nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen.

Microsoft heeft zich er ook toe verbonden om tegen 2030 CO2-neutraal te zijn en tegen 2050 de volledige CO2-voetafdruk te wissen die sinds de oprichting van het bedrijf in 1975 werd gecreëerd.

Hoe gaan ze dit allemaal doen? Eén manier is de invoering van een interne ‘CO2-belasting’ die elke Microsoft-divisie moet betalen op basis van de hoeveelheid CO2 die ze uitstoot. Dat geldt nu al voor scope 1 en 2 emissies, maar vanaf dit jaar zal ook scope 3 worden meegerekend. De belasting stimuleert elke divisie om aandacht te besteden aan haar CO2-uitstoot en te proberen die te verminderen.

Van verminderen tot verwijderen

Emissies terugdringen is één ding; historische emissies verwijderen is iets heel anders. Veel van de technologie die hiervoor nodig is, bevindt zich in het beste geval nog maar in een beginstadium. Daarom investeert Microsoft 1 miljard dollar in een klimaatinnovatiefonds om de wereldwijde ontwikkeling van koolstofreductie-, afvang- en verwijderingstechnologieën te versnellen.

Belangrijk is dat het bedrijf zijn vooruitgang openbaar maakt via een jaarlijks milieuduurzaamheidsrapport. Microsoft is al op weg naar netto nul. Veel andere bedrijven bevinden zich in een veel vroeger stadium van hun decarbonisatie.

Voor beleggers ligt er een duidelijke kans in bedrijven die hun verantwoordelijkheid voor het koolstofarm maken van hun onderneming serieus nemen. Nu de samenleving en beleidsmakers inactiviteit gaan bestraffen en bedrijven gaan belonen die de klimaatverandering helpen aanpakken, kunnen deze beleggingen waarde creëren.

Lees ook What makes a company a climate leader?, door Isabelle Hervey-Bathurst, Global Sector Specialist, en Simon Webber, Lead Portfolio Manager, bij Schroders.


Verandert het IPCC-rapport iets?

Door Andy Howard, Global Head of Sustainable Investment, Schroders

23/8/21

 

Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) heeft zijn zesde evaluatieverslag (AR6) gepubliceerd. Het heeft wereldwijd de krantenkoppen gehaald en schetst een ontnuchterende context in aanloop naar COP26, waar wereldleiders zullen bijeenkomen om afspraken te maken over de volgende stap van de wereldwijde actie om de grootste uitdaging van ons tijdperk aan te pakken.

Als wereldwijde beleggers is de weg naar voren duidelijk. In het laatste IPCC-rapport wordt de omvang van de uitdaging die voor ons ligt onderstreept en wordt een impuls gegeven aan politieke actie en maatschappelijke druk, maar verandert de bestemming niet waarheen we op weg zijn.

 

Wat we uit het rapport hebben geleerd

 

Er staat weinig in het rapport dat volledig nieuw is. De groeiende wetenschap over klimaatverandering stelt de auteurs in staat om met meer zekerheid te verklaren dat het klimaat aan het veranderen is, dat de menselijke activiteit verantwoordelijk is en dat de gevolgen van die veranderingen dramatisch zullen zijn. Maar het evenwicht van de publieke en politieke opinie heeft deze punten al aanvaard.

Maar nog veelzeggender is dat, begraven in de tendensen van wetenschappelijke auteurs voor droge en nauwkeurige taal, de bijgewerkte analyse geen twijfel laat bestaan over de omvang van de toekomstige dreiging. Het IPCC heeft de gevolgen van niet-optreden duidelijk onderstreept. Meer fysieke schade is onvermijdelijk. In een van de scenario’s die het schetst, zullen de temperaturen in de jaren 2030 stijgen met 1,5°C.

Als de emissies tegen 2050 worden verminderd, zullen de temperaturen later in de eeuw dalen. Maar initiële stijgingen – de resultaten van tijdverschillen tussen emissies en temperatuurstijgingen – zijn onvermijdelijk. Zonder actie om de komende decennia de emissies te verminderen, zullen de temperaturen voor het einde van de 21ste eeuw tot 4°C stijgen.

 

Wat dit betekent

 

Hoewel het verschil tussen 1,5°C en 4,0°C misschien klein klinkt, zijn de gevolgen voor de mens dit niet.  Een temperatuurstijging van 1,5°C leidt tot 2,4 keer meer frequente droogtes en tot 1,5 keer meer extreme neerslag. Bij 4°C verdubbelen deze risico’s ruwweg tot 5,1 en 2,8 keer hogere frequenties. Op dat moment zullen tal van delen van de wereld onbewoonbaar worden, wordt massale migratie onvermijdelijk en zullen de economische gevolgen ernstig zijn. Deze waarschuwingen bieden mogelijk de katalysator die overheden nog steeds nodig hebben om ambitieuze en ingrijpende actie te ondernemen om tegen het midden van de eeuw tot nulemissies te komen.

 

Wat er moet gebeuren

 

Om die doelstelling te bereiken, zullen de wereldwijde emissies in de loop van het volgende decennium worden gehalveerd, wat betekent dat ze jaarlijks met 6 tot 7% moeten worden teruggedrongen. De afgelopen 50 jaar zijn de koolstofemissies jaarlijks gemiddeld met 2% gestegen.

Hoewel het mogelijk is, is dat scenario bijzonder optimistisch tenzij er aanzienlijk agressievere stappen worden ondernomen. Men kan misschien deelnemen aan de volgende Olympische Spelen, maar het gaat niet gebeuren, tenzij men zijn prioriteiten en trainingsregime helemaal heroverweegt.

De COVID-crisis kan de springplank bieden die nodig is. 2020 is het enige jaar waarin de wereldwijde emissies zijn gedaald aan een tempo dat bijna in de buurt ligt van wat we zullen moeten aanhouden, namelijk 6% hoewel die daling op zijn minst deels tijdelijk lijkt te zijn geweest – de wereldwijde emissies waren tegen december 2020  gestegen tot 2% hoger dan het jaar ervoor.

Dit gezegd zijnde, zijn de politieke leiders zich blijven richten op de klimaatdreiging, waarbij ze stimulusplannen koppelen aan klimaatdoelstellingen en nationale decarbonisatiedoelstellingen definiëren om rond het midden van de eeuw tot een emissievrije wereld te komen.

Tot op heden hebben overheden die meer dan 70% van de wereldwijde emissies en de economische output vertegenwoordigen nationale netto nuldoelstellingen vastgesteld, en verbintenissen om geld uit te geven aan groene infrastructuren kunnen oplopen tot ongeveer $2 biljoen in de komende tien jaar, waarbij verwacht wordt dat het leeuwendeel van de financiering afkomstig is van private bronnen.

Ondanks deze ambitie ligt een groot deel van het harde werk dat moet worden geleverd om deze beloftes na te komen, nog op ons te wachten en zullen we in grote mate moeten vertrouwen op de technologische vooruitgang die moet worden geboekt voor die sectoren waarin het moeilijker is de uitstoot te verminderen. Het IEA verwacht dat bijna de helft van de CO2-emissies die na 2030 zullen worden bespaard afkomstig zullen zijn van technologieën die nog steeds in ontwikkeling zijn.

 

Bedrijven moeten meer doen

 

Bedrijven zijn in actie beginnen schieten maar hebben nog een hele weg af te leggen. Bedrijven die goed zijn voor ongeveer 15% van de waarde van de wereldwijde aandelenmarkten hebben zich ertoe verbonden om de uitstoot snel genoeg te verminderen om de temperatuurstijging op lange termijn te beperken tot 1,5°C. Dat blijkt uit een analyse van bedrijven die doelstellingen hebben gedefinieerd via het Science Based Target-initiatief.

De investeringen in schone technologieën en nieuwe groeiproducten kennen een soortgelijke stijging, maar al te vaak blijven ze beperkt tot discrete productcategorieën in plaats van zich te richten op een grootschalig herontwerp van hun volledig productgamma.

Gelet op de omvang van de verandering die nodig is, is het twijfelachtig of de wereldeconomie de komende drie decennia tot een netto nultransitie zal komen. Maar de kernvraag is de timing, niet de noodzaak van een transitie. Minder ambitieuze doelstellingen om de temperatuurstijging op lange termijn te beperken tot ongeveer 2°C zullen ervoor zorgen dat het proces met nog enkele decennia wordt verlengd, maar veranderen de noodzaak niet om te komen tot netto nulemissies of de noodzaak om actie te ondernemen.


Bereiden autobedrijven hun werknemers voldoende voor op de digitale toekomst?

Door Catherine Macaulay, analist Duurzaam beleggen bij Schroders, en Rodrigo Kohn, analist Europese aandelen bij Schroders

19/7/2021

 

Nu de klimaatambities overal ter wereld worden opgeschroefd, zullen ook de emissiereductiedoelen in de autosector verder moeten worden aangescherpt. Landen zoals Noorwegen, Frankrijk, het VK, Zweden, Ierland en Nederland hebben al aangekondigd dat ze de verbrandingsmotor tussen 2025 en 2040 willen uitfaseren.

 

Bedrijven zullen met CO2-arme of -loze alternatieven moeten komen, anders riskeren ze forse boetes. Of ze hiertoe in staat zijn, hangt sterk af van hun vermogen om innovatieve oplossingen te ontwikkelen en uit te voeren.

 

Tegelijkertijd blijven technologische ontwikkelingen in de sector elkaar in hoog tempo opvolgen. Productieprocessen worden verder geautomatiseerd, de technologie voor autonoom rijden wordt steeds verfijnder en de consument heeft steeds hogere verwachtingen van de digitale uitrusting van auto’s.

 

Gevolgen voor de werknemers

 

De groene en digitale transformatie heeft ingrijpende gevolgen voor de werknemers, op allerlei gebieden variërend van de personeelsstructuur tot de scholings- en wervingspraktijken.

 

Daarmee staat de sector voor een complexe opgave. Veranderende ondernemingsmodellen vereisen effectieve scholingsprogramma’s die original engine manufacturers (OEM’s) en leveranciers in staat stellen hun bestaande personeel op nieuwe gebieden inzetbaar te maken. Bovendien moeten autobedrijven met tech-bedrijven concurreren om IT-talent, wat hen dwingt hun merk te herpositioneren om een nieuw type werknemer aan te spreken.

Negen wereldwijde OEM’s en leveranciers werden ondervraagd om zo een beeld te krijgen van de manier waarop zij hun personeel klaarstomen voor het digitale en elektrische tijdperk.

 

Vijf inzichten

 

  1. Bedrijven die afwachtend tegenover elektrificatie staan, dreigen straks een tekort aan vaardigheden te hebben. Het scholingsaanbod is een goede indicatie voor de mate waarin het bedrijf inzet op elektrificatie. Bedrijven die verwachten dat het zo’n vaart niet zal lopen omdat de opmars van de elektrische auto (EV) afhankelijk is van subsidies en emissieregels, richten zich meer op de productie van hybride auto’s dan de ontwikkeling van gespecialiseerde productielijnen voor EV’s. Dit komt tot uiting in de scholingsmogelijkheden die ze hun personeel aanbieden. Het gevolg kan zijn dat ze straks, als de omslag naar elektrisch rijden doorzet, de nodige kennis en vaardigheden ontberen.
  2. Vanwege de sterke organisatiegraad in de auto-industrie zullen bedrijven hun personeelsbestand moeten afbouwen door middel van natuurlijk verloop. Geschat wordt dat voor het bouwen van elektrische auto’s 20-30% minder mensen nodig zijn. Bovendien vraagt het andere vaardigheden. Dit effect wordt versterkt door de toenemende automatisering van het productieproces. De hoge organisatiegraad maakt het voor bedrijven echter lastig om hun personeelsbestand in te krimpen. Ze kunnen gebruik maken van natuurlijk verloop of vroegpensioenregelingen, maar dat is niet genoeg. Alle bedrijven moeten doordrongen zijn van de noodzaak een flexibel personeelsbestand op te bouwen, zodat bestaand personeel voor nieuwe taken kan worden ingezet.
  3. De opzet van effectieve scholingsprogramma’s vereist een geavanceerde personeelsplanning om de lacunes en het potentieel bij bestaande werknemers in kaart te brengen. Voor een succesvolle transitie is het essentieel dat de juiste mensen toegang krijgen tot scholingsprogramma’s, en dat scholings- en wervingsstrategieën afgestemd zijn op huidige en toekomstige behoeften van de onderneming. Inzicht in de systemen en processen die bedrijven hanteren om in de behoefte aan vaardigheden te voorzien en geschikte kandidaten te vinden, is een belangrijk stukje van de puzzel.
  4. Algemene statistieken over scholingsuren kunnen misleidend zijn. Die kunnen betrekking hebben op allerlei zaken, variërend van HR- tot compliance-trainingen. Hoewel deze uiteraard belangrijk zijn voor het dagelijks functioneren van een bedrijf, helpen ze niet om werknemers de vaardigheden bij te brengen die nodig zijn om het goed te doen in een veranderende omgeving. Het is daarom zaak in te zoomen op de gespecialiseerde scholingsprogramma’s, en te proberen een idee te krijgen hoe ver deze gaan.
  5. Bedrijven krijgen zware concurrentie van nieuwe sectoren en moeten innovatief te werk gaan om personeel te vinden, vooral om jonge mensen en technisch talent aan te trekken. Gedegen praktijkopleidingen, stageplaatsen en goede relaties met universiteiten zijn belangrijk om jonge mensen aan te trekken. Innovatieve strategieën zoals herpositionering van het merk en vernieuwing van de werkstijl zijn nodig om technisch talent aan te spreken. Zorgen dat werknemers tevreden zijn is ook belangrijker dan ooit in dit uiterst competitieve klimaat.

 

Het is niet eenvoudig om te beoordelen hoe goed het scholings- en wervingsbeleid van een bedrijf op deze opgave is toegesneden. Statistische gegevens laten maar een deel van het plaatje zien. Bovendien willen bedrijven vanwege de concurrentiegevoeligheid niet al te veel informatie over deze onderwerpen kwijt.

Hoewel dit het lastig maakt om rechtstreekse beleggingsconclusies te trekken, kunnen de inzichten bekomen uit dit overleg wel degelijk helpen om beter te beoordelen hoe goed bedrijven voorbereid zijn op de transitie. Dit geldt voor alle sectoren die voor een omslag staan.

 


Aandelenmarkten timen kan je duur te staan komen

Door Duncan Lamont, Head of Research and Analytics bij Schroders

9/6/2021

De waarderingen van de aandelenmarkten zijn schrikbarend hoog. Moeten beleggers nu nog wel instappen of is dit het moment om uit te stappen ?. We kijken 100 jaar terug en onderzoeken wat er met je rendement gebeurt, als je probeert op het hoogtepunt uit te stappen. De conclusie: market timen is niet mogelijk en heel prijzig.

Eind maart koerste de S&P 500 op een koerswinstverhouding van maal 34. Dit is hoger dan op het hoogtepunt van de dotcom-bubbel eind 1999, toen de koerswinstverhouding niet boven maal 31 uitkwam. En het is fors hoger dan het langjarige gemiddelde van 17x. Het plaatje ziet er niet anders uit als we kijken naar de CAPE, of Shiller PE, de cyclisch gecorrigeerde koerswinstverhouding. Die is alleen hoger geweest tijdens de dotcom-hype.

 

Te duur – dan maar verkopen?

 

Is deze hoge waardering een verkoopadvies? Dat is aan de belegger. Maar het is ongekend moeilijk gebleken om een marktpiek te herkennen. De geschiedenis leert dat het volledig uit aandelen stappen op basis van intimiderend hoge waarderingen een verliesstrategie. Het is mogelijk om de blootstelling te temperen, maar drastische maatregelen kunnen ook drastische gevolgen hebben.

 

Verkopen doet mislopen

 

Neem bijvoorbeeld een belegger in de S&P500, die de bibbers krijgt bij een koerswinstverhouding die 50% boven het gemiddelde ligt. Telkens wanneer dit gebeurt, stapt deze belegger uit aandelen. En hij keert terug in aandelen als de waarderingen en stuk lager liggen. Het is een strategie die uiteindelijk niet goed uitpakt.

Als hij zijn beslissingen neemt op basis van de CAPE, zou op enkele maanden na deze belegger al sinds 2013 aan de zijlijn van de aandelenmarkten hebben gestaan. En dan heeft deze belegger toch wel veel ‘gemist’.

De tabel hieronder geeft aan wat een belegger met een dergelijke strategie misloopt. Gemiddeld zou hij een potentiële winst van 43% missen door te snel te verkopen. In het verleden bleven de koersen nog gemiddeld 17 maanden stijgen voordat de markten piekten. De teller staat nu op 12 maanden.

 

Belegd blijven betaalt zich toch uit

 

Maar hoe verliezen voorkomen door te verkopen als de markten duur zijn?

Uiteindelijk verzuurt elke bullmarkt. En de belegger die blijft zitten waar hij zit, krijgt dan een daling voor zijn kiezen die hij had kunnen vermijden door eruit te stappen. Maar de eventuele verliezen die vermeden hadden kunnen worden, wegen toch niet op tegen de misgelopen winsten. En zelfs in die gevallen waarin verliezen zouden zijn geleden, zouden ze vrij minimaal zijn geweest

Qua rendement zou een strategie waarbij een belegger belegd blijft over de afgelopen 130 jaar een jaarlijkse rendement van 9,7% hebben opgeleverd. 100 Dollar belegd in 1890 zou nu 1,1 miljoen waard zijn bij een strategie van steeds uitstappen uit dure markten. Dat lijkt aardig. Maar dezelfde 100 dollar zou 18,1 miljoen waard zijn bij belegd blijven. Dat is een fors verschil.

De clou van het verhaal

Het is zelden een goed idee om aandelen te verkopen alleen omdat de markt duur lijkt. De markten kunnen nog duurder worden. Maar het kan zelfs goedkoper worden zonder dat de markten dalen (door een opleving van de winst kunnen de winstratio’s gunstiger uitvallen).

De beleggers moeten zich niet alleen laten leiden door een hoge waardering. Ze moeten ook kijken naar hun overtuiging, beleggingsdoelstellingen, risicobereidheid en beleggingshorizon. Wie zich toch zorgen maakt, kan overwegen zijn aandelenallocatie te verlagen. Of ze misschien verschuiven naar delen van de markt die minder duur lijken, zoals markten buiten de VS of waarde-aandelen.

Het juiste tijdstip bepalen om alles te verkopen is te veel gevraagd. In de succesverhalen van beleggers die op het juiste moment uitstapten, wordt nooit gerept over de meerderheid die faalde in het timen van de markt.

Lees ook Why you shouldn’t try to time the top of the market, door Duncan Lamont, Head of Research and Analytics bij Schroders.


Het aftellen naar COP26 is begonnen

25/5/2021

Het laatste VN-rapport heeft de wereld op rood alarm gezet. De richting van de reis is duidelijk. Dit jaar is het ‘erop of eronder’ in de strijd tegen klimaatverandering, heeft Secretaris-Generaal Antonio Guterres van de VN gewaarschuwd.

In november wordt in Glasgow de volgende VN-conferentie over het klimaat gehouden. Deze zou eigenlijk vorig jaar plaatsvinden, maar werd uitgesteld vanwege de Covid-19-crisis. Voorafgaand aan de top, die wordt georganiseerd door het VK en Italië samen, worden landen geacht nieuwe klimaatdoelen bekend maken.

Het verhaal

Meer dan 190 landen hebben het klimaatakkoord van Parijs ondertekend, waarin is afgesproken de temperatuurstijging te beperken tot ruim onder de 2 graden en het liefst tot 1,5 graad ten opzichte van het niveau in 1900.

In een commentaar op een tussentijds verslag dat het VN-secretariaat voor klimaatverandering op 26 februari uitbracht, noemde de secretaris-generaal het echter “code rood” voor de planeet.

Om de temperatuurstijging op anderhalve graad te houden, moet de CO2-uitstoot volgens het Intergovernmental Panel on Climate Change in 2030 45% lager zijn dan in 2010.

Maar hoewel de meeste landen hun ambities hebben opgehoogd, blijkt uit het verslag dat hun gezamenlijke inspanningen lang niet voldoende zijn. Met de doelstellingen die nu op tafel liggen, halen we “tegen 2030 slechts één procent reductie ten opzichte van 2010”, zegt het VN-klimaatsecretariaat.

Het voorlopige verslag geeft een overzicht van de impact van 48 nieuwe en bijgestelde nationale klimaatplannen, waarin onder meer de emissiereductiedoelstellingen voor 2030 zijn vastgesteld.

Wat waren de reacties?

Aangezien het definitieve verslag pas later dit jaar zal verschijnen, is de recente samenvatting slechts een momentopname. Toch laat het volgens Patricia Espinosa, voorzitter van het VN-klimaatsecretariaat, zien dat het huidige niveau van de klimaatambities “zeer ver verwijderd is van wat nodig is om de doelen van het klimaatverdrag van Parijs te halen”. Ze voegde eraan toe dat alle landen “nu beslissingen moeten nemen om de klimaatmaatregelen te versnellen en uit te breiden”.

COP26-voorzitter Alok Sharma riep op het rapport als “call tot action” te beschouwen en heeft alle landen gevraagd met ambitieuze doelen voor 2030 te komen. “We moeten beseffen dat de tijd dringt,” waarschuwde hij.

Andere aanbevelingen

Nu de hoop groeit dat vaccinatie een einde kan maken aan de lockdowns en misschien wel de pandemie zelf, komt klimaatverandering weer hoger op de agenda te staan.

Politici, klimaatactivisten, rijke ondernemers en mediasterren staan in de rij om te benadrukken hoe urgent de situatie is, zoals Nobelprijswinnares en voorvechtster van het recht op onderwijs Malala Yousafzai, bioloog Sir David Attenborough, Tesla-oprichter Elon Musk en beroemde acteurs zoals Emma Thompson, Arnold Schwarzenneger, Leonardo DiCaprio en Pharrell Williams.

De Amerikaanse president Joe Biden besloot kort na zijn aantreden in het Witte Huis de VS opnieuw aan te sluiten bij het Verdrag van Parijs, en heeft 40 wereldleiders uitgenodigd voor een top over klimaatverandering op 22 april.

Bill Gates schreef een spraakmakend boek over het onderwerp en zei onlangs: “Om een klimaatramp te voorkomen is een andere manier van ondernemen nodig, en moeten CEO’s risico’s durven nemen die ze vaak niet gewend zijn te nemen – en die beleggers niet gewend zijn te belonen.”

Microsoft-oprichter Bill Gates levert met zijn veelbesproken analyse een welkome bijdrage aan het klimaatdebat. Hij noemt het de uitdaging van de eeuw: hoe maken we een einde aan de jaarlijkse uitstoot van 51 miljard ton broeikasgassen? Om een klimaatramp te voorkomen, moet dit zo snel mogelijk gebeuren, op een economisch verantwoorde en evenwichtige manier. Het wereldwijde energiesysteem is, als je elektriciteit, transport en verwarming/koeling bij elkaar optelt, verantwoordelijk voor de helft van de 51 miljard ton broeikasgassen die jaarlijks in de atmosfeer terecht komen. De veranderingen die nodig zijn om dit systeem duurzamer te maken, worden ‘de energietransitie’ genoemd.

Als beleggers in deze trend dienen we op verantwoorde wijze te beleggen in de bedrijven die rechtstreeks betrokken zijn bij deze structurele verschuiving van het wereldwijde energiesysteem in de komende 30 jaar.

Als wetgevers en beleidsmakers actie ondernemen om een klimaatramp te voorkomen, zal dit concrete gevolgen voor bedrijven en beleggingen hebben. Het betekent een ongekende verandering in de manier waarop we energie opwekken en gebruiken.

De politieke wil om in te grijpen groeit, en daarom moeten bedrijven en beleggers aan de slag om te zorgen dat zij en hun investeringen klaar zijn voor de toekomst. Om de ambitieuze netto-nul doelstellingen ooit haalbaar te maken, moeten bedrijven zelf kwantificeerbare plannen opstellen om hun CO2-uitstoot te verminderen.

Dit maakt eens te meer duidelijk hoe belangrijk het is om actief te beleggen. En ook hoe belangrijk het is om actief te begrijpen wat bedrijven doen om zich te verbeteren, en hen ter verantwoording te roepen als ze dat niet doen.

Door te zoeken naar de bedrijven die bijdragen aan een schonere toekomst, kunnen beleggers profiteren van de transitie naar een koolstofvrije wereld. Het is een van de meest disruptieve uitdagingen en kansen waar bedrijven de komende jaren en decennia voor staan.

Het is overduidelijk dat veel bedrijven plannen hebben of ontwikkelen om hun CO2-voetafdruk te verminderen, niet alleen in de zware industrie maar in alle sectoren. Ooit was klimaatverandering een onderwerp dat in de directiekamers werd besproken als iets dat ver weg in de toekomst dreigde, maar nu staat het stevig bovenaan de agenda.

 


Waarom Azië het groeistokje overgeeft aan andere opkomende markten?

12/4/2021

 

Dit jaar zijn de Aziatische opkomende markten goed uit de startblokken gekomen. Men verwacht echter een kentering. Er zijn drie redenen waarom andere opkomende markten het groeistokje zullen overnemen. De vooruitzichten voor de opkomende markten zijn optimistisch. In 2021 groeien deze markten gemiddeld 7%. Maar er zal een rotatie plaatsvinden. Op korte termijn hebben China en de op export georiënteerde economieën de leiding, dankzij een sterke vraag naar productiegoederen. Maar in de loop van het jaar zal dit cyclische herstel afnemen.

Het stokje zal door andere opkomende markten opgepikt worden naarmate de voorraden worden aangevuld en de wereldeconomie weer aantrekt. Daardoor zal de vraag verschuiven van productiegoederen naar diensten. Dit kan ertoe leiden dat de recente outperformance van de Aziatische opkomende markten omslaat. Daar zijn drie redenen voor.

Leidende indicatoren lijken te hebben gepiekt, cyclus op zijn einde

De eerste reden is dat de Chinese beleidsmakers voorzichtig zijn met het afbouwen van de monetaire en budgettaire stimulering. Maar een geleidelijke verkrapping, in combinatie met een verkrapping van de regulering van de vastgoedsector, zal druk zetten op de economische activiteit. Men voorspelt een afname van de Chinese groei in 2022 naar 5,7%.

Een tweede reden is dat de ratio van nieuwe orders ten opzichte van voorraden scherp gedaald is. Wanneer de ratio hoog is, zijn de goederenvoorraden laag in verhouding tot de inkomende orders, wat leidt tot een toename van de productie. Wanneer de ratio laag is, kan aan nieuwe orders gemakkelijker worden voldaan met bestaande voorraden zonder dat de productie hoeft te worden opgevoerd.

De daling komt doordat de bedrijven de sterke vraag naar goederen tijdens de pandemie hebben ingehaald en de exportorders zijn teruggelopen. Dit heeft een belangrijke stimulans voor een sterke groei van de industriële productie weggenomen. De centrale positie van China in de wereldwijde toeleveringsketens betekent dat de Chinese industriesector normaliter de leiding neemt in de rest van Azië (en zelfs in de wereld), wat erop duidt dat de voorraadcyclus in de regio binnenkort zal omslaan.

Naarmate de stimuleringsmaatregelen in het Westen, en met name in de VS, worden uitgevoerd, zal er wellicht enige extra vraag zijn. En er zijn enkele uitzonderingen die de economische activiteit zullen ondersteunen, zoals in de halfgeleidersector. Maar over het geheel genomen ziet het ernaar uit dat de exportgeleide industrie in de loop van het jaar aan kracht zal inboeten naarmate de heropleving van de wereldeconomie de vraag doet verschuiven van goederen naar diensten.

De derde reden houden verband met het groeiniveau. Net wanneer de industriële activiteit in Azië van de kook raakt, zal de groei in andere opkomende markten versnellen naarmate de ergste effecten van de Covid-crisis vervagen en de vaccinaties worden uitgerold.

Veel Aziatische landen zijn relatief goed met Covid omgegaan en zijn meer afhankelijk van de verwerkende industrie. Daardoor zullen ze minder dan andere opkomende markten met grotere dienstensectoren profiteren van de uitrol van de vaccins en de “normalisatie” van de activiteit.

Er zijn natuurlijk nuances in het verhaal, waarbij sommige opkomende markten belemmerd worden in hun herstel, zoals Brazilië dat op het punt staat geraakt te worden door een nieuwe besmettingsgolf. De recente toename van infecties in India is in dit verband ook een zorgwekkende ontwikkeling. Maar over het geheel genomen zouden andere regio’s de rol van Azië als motor van de groei in de opkomende markten moeten overnemen.

Wat betekent dit voor beleggers?

De beleggers moeten rekening houden met een rotatie binnen de opkomende markten in de loop van het jaar. Aziatische aandelen hebben bijvoorbeeld dit jaar beter gepresteerd dan aandelen uit Latijns-Amerika. Dat kan veranderen in de loop van dit jaar.

 


De drie kernelementen van duurzaam beleggen

Door Nicholette MacDonald-Brown, Analist-beheerder Europese aandelen bij Schroders

15/2/2021

Duurzame fondsen kenden de afgelopen jaren een snelle groei. Het milieubewustzijn is toegenomen en de pandemie brengt nu ook maatschappelijke vraagstukken onder de aandacht. Toch bestaat er geen eensluidende definitie van wat duurzaam beleggen nu juist inhoudt.

De term ‘duurzaamheid’ wordt in de beleggingswereld te pas en te onpas gebruikt en is een containerbegrip geworden voor verschillende benaderingen. Niettemin kunnen we drie elementen identificeren die bij duurzaam beleggen een belangrijke rol spelen:

  1. Purpose (doel): wat duurzaam beleggen kan realiseren inzake beleggingsresultaten en invloed op het gedrag van ondernemingen.
  2. People (medewerkers): duurzaamheid inschatten vereist vaak een doorgedreven beoordeling – door externe bedrijven aangeleverde scores of ratings volstaan daarvoor niet.
  3. Process (proces): het doel en de medewerkers moeten worden samengebracht in een reproduceerbaar proces dat voortdurend verder wordt ontwikkeld en verbeterd.

Doelbewust beleggen

Het doel van duurzaam beleggen is om een positieve impact te hebben op de maatschappij en het gedrag van ondernemingen en tegelijk beleggers te helpen om hun beleggingsdoelstellingen waar te maken. Daartoe vloeit het belegde kapitaal naar bedrijven die al duurzaam geleid worden, die in een overgangsfase zitten of die hun duurzaamheid verbeteren.

Velen denken – ten onrechte – dat beleggers om een positieve impact te hebben hun risico- en opbrengstambities moeten opofferen. Dat is niet zo: duurzaamheid is geen compromis, maar een basisvereiste.

Duurzaam beleggen legt minimumnormen vast waaraan de bedrijven waarin wordt belegd moeten voldoen. Als een onderneming met haar activiteiten of gedrag de maatschappij ernstige schade toebrengt, kan geen enkele waardering, hoe aantrekkelijk ook, die negatieve invloed goedmaken. Toch is het trekken van dergelijke grenzen niet nadelig voor het beleggingsrendement.

Rendement en duurzaamheid

Voor beleggers is het zaak duurzame bedrijfsmodellen te zoeken. Zij moeten de lange termijn voor ogen houden en de toekomstvooruitzichten van bedrijven trachten in te schatten. Kunnen die hun activiteiten verder uitbouwen? Kunnen zij hun winstmarges verbeteren? Dreigen zij boetes te moeten betalen of hinken ze achterop bij de concurrentie?

Als een bedrijf bijvoorbeeld onvoldoende rekening houdt met zijn milieu-impact, kan het daarvoor door controle-instanties op de vingers getikt worden en reputatieschade oplopen. Als het zijn werknemers onderbetaalt, kan het moeite hebben om zijn personeel te behouden en kunnen de winstmarges onder druk komen wanneer het loonsverhogingen moet toekennen. Ondernemingen die wel rekening houden met hun impact op alle betrokken partijen – zoals de werknemers en het milieu – zijn daarentegen beter geplaatst om die risico’s te vermijden.

Duurzaamheidsrisico’s en verbeterpotentieel in kaart brengen is essentieel voor wie een beter beleggingsrendement nastreeft.

Menselijke analyse

Duurzaamheidsrisico’s en -kansen inschatten vereist vaak een doorgedreven beoordeling.

Duurzaam beleggen betekent een positieve impact hebben op de maatschappij en het gedrag van ondernemingen. De impact van bedrijven kan worden ingedeeld in drie categorieën:

  1. wat een bedrijf doet, dat wil zeggen de producten of diensten die het levert;
  2. de kosten of voordelen die het bedrijf de maatschappij oplevert (die soms niet meteen zichtbaar zijn);
  3. hoe het bedrijf omgaat met zijn werknemers, zijn leveranciers en andere belanghebbenden.

Vragen stellen over duurzaamheid helpt om een bedrijf beter te begrijpen. Niet alleen met het management praten, maar duurzaamheidsvraagstukken ook dieper in het bedrijf bespreken, schetst vaak een duidelijker beeld van hoe het er in de praktijk aan toegaat.

Inzake rapportering over duurzame ontwikkeling staat Europa als regio verder dan de meeste andere landen. Dat maakt het echter des te belangrijker om na te gaan of een bedrijf duurzaamheid beschouwt als een ‘verplicht nummertje’ of er echt helemaal van doordrongen is.

In tegenstelling tot vage hulpmiddelen zoals door externe bedrijven aangeleverde scores, maken gesprekken met ondernemingen het mogelijk om zich een genuanceerd en toekomstgericht beeld te vormen.

 


Wat is de impact van de klimaatverandering op de rendementen in de komende 30 jaar ?

17/2/2021

Jaarlijks geven economen van Schroders hun visie op de rendementsverwachtingen over een termijn van 30 jaar. Vanaf dit jaar wordt de impact van de klimaatverandering op een nieuwe manier meegewogen in deze verwachtingen. En de uitkomsten zijn duidelijk: het rendement op aandelen wordt zwaar beïnvloed door de klimaatverandering, terwijl dit bij vastrentend en cash veel minder zo is.

Het basisscenario van Schroders voor klimaatverandering blijft dat er bepaalde maatregelen worden genomen om de CO2-uitstoot te verminderen. Dit heeft gevolgen voor de productiviteit van een land. Anders gezegd, de productiviteit van ‘koudere’ landen neemt over het algemeen toe naarmate de jaarlijkse temperatuur stijgt. Aan de andere kant is de productiviteit in het algemeen lager in ‘warmere’ landen als gevolg van temperatuurstijgingen. Maar sommige ‘warmere’ economieën kunnen hun productiviteit verhogen door te investeren in koolstofarme technologieën.

Methodologie: drietrapsraket

Dit jaar is de methodologie verfijnd om het effect van de klimaatverandering op de rendementsprognoses beter weer te geven. De analyse weerspiegelt nu het feit dat temperatuurstijgingen niet uniform zijn, maar in de modellering worden bepaald. Ook de overgangseffecten van het koolstofarm maken van de economie en een verschuiving van investeringen richting schone energie worden in de analyse meegenomen. De resultaten van de laatste update laten iets lagere rendementsverwachtingen voor aandelen en vastrentende waarden zien. De bevindingen onderstrepen meer dan ooit het belang van een actieve aanpak voor de komende jaren.

De methodologie bestaat uit een driestappenbenadering:

  • De fysieke kosten van de klimaatverandering: wat gebeurt er met de output en productiviteit als de temperatuur stijgt ?
  • De transitiekosten: de economische impact van maatregelen die worden genomen om die temperatuurstijgingen te beperken.
  • Stranded assets: er wordt rekening gehouden met verliezen die ontstaan wanneer olie en andere CO2-uitstotende energievormen moeten worden afgeschreven. Dit gebeurt wanneer er geen gebruik meer van kan worden gemaakt en ze in de grond blijven zitten.

Impact klimaatverandering op cash en fixed income

Een van de belangrijkste bouwstenen voor de langetermijnprognoses is de aanname ten aanzien van het rendement op cash. Deze prognoses worden vrijwel geheel bepaald door de ontwikkeling van de belangrijkste rentetarieven in de grootste ontwikkelde economieën. In het algemeen rekent men dit jaar op lagere reële rendementen op cash in de ontwikkelde wereld in vergelijking met vorig jaar, wat grotendeels een gevolg is van de Covid19-pandemie. Ook hebben werden de verwachte rendementen op vastrentende waarden naar beneden bijgesteld gezien de daling van de neutrale rentetarieven op de lange termijn. Als gevolg van de klimaatverandering zijn de prognoses voor rendement op cash in ontwikkelde landen zoals de VS, het VK en Japan lager, maar hoger voor landen als Zuid-Korea en Singapore. De opwaardering is vooral het gevolg van onze aanpassingen van de productiviteit aan de klimaatverandering.

De rendementsverwachting voor staatsobligaties bouwt voort op het rendement voor cash en voegt een termijnpremie toe om het rendement op obligaties met een langere looptijd (10 jaar) te voorspellen. Vergeleken met vorig jaar zijn de prognoses voor de belangrijkste ontwikkelde markten voor staatsobligaties grotendeels naar beneden bijgesteld als gevolg van de aannames voor het reële rendement op cash. Ter vergelijking: de rendementen op staatsobligaties voor Azië-Pacific zijn sinds vorig jaar opgewaardeerd, aangezien de cashrendementen voor Australië en Singapore nu hoger zijn dan onze eerdere ramingen.

De rendementen op bedrijfsobligaties worden voorspeld aan de hand van het extra rendement op zowel investment grade- als high yield-obligaties ten opzichte van staatsobligaties. De twee drijvende krachten achter het extra rendement op bedrijfsobligaties zijn de veranderingen in de spreads en het verwachte verlies door wanbetalingen, die beide nauw samenhangen met de economische cyclus.

Impact klimaatverandering op aandelen

De klimaatverandering heeft grote impact op aandelen. De daarmee gepaard gaande hogere temperaturen en transitiekosten, waaronder stranded assets, zijn van invloed op aandelen vanwege hun effecten op de productiviteitsgroei. Het is duidelijk dat er winnaars en verliezers zullen zijn als gevolg van klimaatverandering. Met name Europese aandelen zullen profiteren van de  productiviteitsstijging als gevolg van de verschuiving naar schone technologie en zullen minimale verliezen laten zien voor wat betreft stranded assets. De prognoses voor het rendement op aandelen zijn gedaald voor de meeste opkomende markten. Ook de rendementsverwachtingen op Amerikaanse aandelen vallen lager uit als gevolg van de klimaatverandering en de daling van de aanname over het initiële dividendrendement. Dit heeft bijgedragen tot een neerwaartse bijstelling van de prognose voor wereldwijde aandelen. Daarentegen zijn de prognoses voor aandelenrendementen in Azië en de Stille Oceaan opwaarts bijgesteld onder invloed van productiviteitswinsten.

In hun zoektocht naar een hoger rendement zullen de beleggers de komende dertig jaar nog steeds onder druk staan om de risicocurve op te schuiven, wat het belang onderstreept van actief beleggen.

Lees ook

 


Optimistisch over opkomende markten dit jaar

Door David Rees, Tom Wilson en James Barrineau, EM-specialisten van Schroders

20/01/21

Een coronavaccin zorgt voor optimistischer verwachtingen voor opkomende markten dit jaar. Wat betekent dit voor aandelen en obligaties uit opkomende markten?

Er is een goede reden om optimistisch te zijn over de vooruitzichten voor de opkomende markten dit jaar. De nieuwsstroom over vaccins is bemoedigend en wekt het vertrouwen dat deze tegen de tweede helft van het jaar op grote schaal zullen zijn toegediend. Dit ondersteunt het herstel van de economie. Daarnaast geven de aanhoudende budgettaire en monetaire stimuleringsmaatregelen wereldwijd steun aan de internationale handel en economische groei. Dit zou ook gunstig moeten uitpakken voor de opkomende markten. Bovendien is er de consensus dat de Amerikaanse dollar verder zal verzwakken. EM-beleggingen hebben daar profijt van.

China loopt voorop

Er is een groot verschil qua impact van de coronapandemie op de verschillende opkomende markten. Een meerderheid ziet echter een economisch herstel. Veel grote opkomende economieën zijn minder gekrompen dan aanvankelijk gevreesd. Na een geschatte krimp van -1,9% in 2020, verwacht men een groei van +6,9% voor opkomende markten in 2021. China gaat daarbij voorop met een economische groei van ongeveer +9%.

Aandelen opkomende markten

De ontwikkeling van vaccins zou moeten leiden tot een normalisatie van het maatschappelijk gedrag en de economische activiteit in de tweede helft van 2021 en tot 2022, waardoor een herstel van de bedrijfswinsten mogelijk wordt.

De uitkomst van de Amerikaanse verkiezingen is relevant voor de opkomende markten. Een regering onder leiding van Biden betekent waarschijnlijk een groter begrotingstekort in de VS en een zwakkere Amerikaanse dollar. Aandelen van opkomende markten zouden het daardoor beter moeten doen dan ontwikkelde markten. De spanningen tussen de VS en China houden waarschijnlijk aan.

Het succes van vaccins, ondersteund door de verkiezingsuitslag in de VS, heeft geleid tot een betekenisvolle verandering van het marktleiderschap in de opkomende markten. Het heeft het verwachte risico voor met name meer cyclische aandelen verminderd en leidt tot aanhoudende positieve winstherzieningen. De instroom in aandelen van opkomende markten is teruggekeerd. De sterke onderwaardering van veel cyclische bedrijven is nu gecorrigeerd, maar hun waarderingen blijven redelijk. Men verwacht positieve winstherzieningen.

Op de langere termijn kan men een aanhoudende lage wereldwijde economische groei verwachten, evenals ruime steun van de grote wereldwijde centrale banken, een ultra lage rente en lage rendementen. Dit kan betekenen dat langetermijngroeiaandelen met een asset-light bedrijfsmodel waarschijnlijk in het voordeel zullen blijven.

Schuld uit opkomende markten

Men acht de kans groot dat de Amerikaanse dollar de komende kwartalen zal verzwakken. Hij wijst hierbij op het groeiende dubbeltekort in de VS. Dit zou met name de schuld in lokale valuta moeten helpen.

Voor schuld van opkomende markten in dollars is het verschil in rendement (spread) tussen schuld van hoge kwaliteit en gelijkwaardige rente op Amerikaanse staatsobligaties slechts 14% lager dan vóór de pandemie. Hier hebben regeringen de ruimte gehad om hun begrotingstekorten te vergroten zonder hun kredietwaardigheid in gevaar te brengen.

De spreads van hoogrentend schuldpapier uit opkomende markten blijven ruim boven het niveau van vóór de pandemie. Omdat de spanningen van een periode van lagere groei en hogere uitgaven de kredietwaardigheid van overheden en bedrijven op de proef zullen stellen, voorziet men geen verkrapping. Rendementen tussen 6 en 8% voor veel schuldpapier klinken aantrekkelijk.


Infrastructure debt – een aantrekkelijk alternatief voor vastrentende waarden

Door Jérôme Neyroud, Head of Investments, Infrastructure Debt, bij Schroders

7/12/2020

Senior infrastructure debt is gevrijwaard van veel van de uitdagingen waarmee traditionele vastrentende waarden worden geconfronteerd bij ultra-lage rentes.  De wereldeconomie is zwaar getroffen door Covid-19, waardoor kredietrisico’s en wanbetalingen op obligatieleningen zijn toegenomen. Door het ruime beleid van centrale banken over de hele wereld staan de rentetarieven en het effectieve rendement onder druk. De Financial Times benadrukte onlangs dat meer dan 60% van de wereldwijde obligatiemarkt nu minder dan 1% rendeert.

Beleggers hebben moeite om aantrekkelijke rendementen te vinden met behoud van vastrentende risicokenmerken. Veel beleggers zien echter Europese senior infrastructure debt over het hoofd. Deze subcategorie is minder blootgesteld aan enkele van de problemen waarmee traditionele vastrentende waarden te maken hebben. Europese senior infrastructure debt biedt twee belangrijke voordelen in dit marktklimaat:

  1. Hogere spread.
    Infrastructure debt komt als privaat schuldinstrument niet in aanmerking voor opkoopprogramma’s van centrale banken. Daarom staan de spreads niet zo onder druk. Die worden bij dit type schuldpapier voornamelijk bepaald door de marges die banken toevoegen aan hun financieringskosten. Gezien de dreigende recessie neigen banken ertoe om de stijging van de financieringskosten te compenseren.
  2. Referentietarief
    Over het algemeen baseren de publieke markten hun koersen op bepaalde referentiewaardes, zoals IBOR. De meeste referentierentes noteren momenteel negatief. Beleggers bezitten dan coupons die lager zijn dan spreads. Dat is niet het geval bij Europese infrastructure debt. Kredietverstrekkers zijn vaak in staat om te onderhandelen over een bodem op referentietarieven (of een hogere marge in ruil voor referentietarieven zonder bodem). Het effectieve rendement op senior infrastructure debt is weliswaar afgenomen, maar in een lager tempo dan op de vastrentende markt. Daardoor nam de relatieve waarde van senior infrastructure debt toe.

Veerkrachtig in crisissituaties

De status van infrastructure debt als een stabiele beleggingscategorie heeft zich gedurende meerdere decennia bewezen. Het verwachte verliespatroon is vergelijkbaar met schuldpapier met een A-rating, terwijl infrastructure debt een hogere netto spread biedt.

Daarnaast kent senior infrastructure debt  ook minder volatiliteit in kredietwaardigheid. Het schuldpapier is historisch gezien minder onderhevig aan neerwaartse bijstellingen in vergelijking met niet-financiële ondernemingen.

Is infrastructure debt corona-proof?

De eerste feedback van de marktpartijen is bemoedigend:

  • 66 emittenten van bedrijfsobligaties bleven in gebreke tegenover slechts twee emittenten van infrastructuur- en projectfinanciering (tussen maart en mei 2020)
  • Vijf emittenten van infrastructuur- en projectfinanciering zijn in gebreke gebleven (niet in Europa) in de twaalf maanden eindigend op 31 mei 2020

Solvency II: de kers op de taart

Naar aanleiding van de unieke kenmerken van infrastructure debt verleende de Europese Commissie in 2016 verlaging van de kredietheffing (Solvency Capital Requirement) op dit schuldpapier. De heffing werd met ongeveer 30% verlaagd ten opzichte van bedrijfsobligaties met een vergelijkbare rating.

Infrastructure debt: meer rendement, maar niet meer risico

Men  verwacht dat er een verhoogd risico en druk op de effectieve rendementen blijft bestaan als gevolg van QE. De beleggers staan voor de uitdaging om rendement te zoeken zonder het risico significant te verhogen. Europese senior infrastructure debt kan een aantrekkelijk alternatief zijn voor traditionele vastrentende waarden zonder onnodig het risico te vergroten. Het brengt tegelijkertijd meer sectorspreiding en vermindert de volatiliteit.

Lees ook Senior infrastructure debt vs fixed income: which poses fewer challenges for investors?, door Jérôme Neyroud, Head of Investments, Infrastructure Debt, bij Schroders.


Wat is op korte termijn de economische impact van klimaatverandering?

26/11/2020

Klimaatverandering is met name een langetermijntrend. Toch moeten beleggers zich bewust zijn van de economische impact op korte termijn van natuurrampen die door de klimaatverandering veroorzaakte worden, zoals tropische cyclonen en overstromingen.

Sinds de jaren tachtig is het aantal cyclonen per decennium gestegen van gemiddeld 14 naar 23, terwijl het aantal overstromingen in de periode is verdubbeld. Hogere temperaturen warmen het zeewater op, wat leidt tot meer warmte-energie en cycloon-vorming. De hogere verdamping leidt tot zwaardere neerslag en dus overstromingsgevaar. Deze extreme weersomstandigheden zijn destructiever en frequenter geworden in de afgelopen vier decennia. Natuurrampen hebben verwoestende gevolgen voor mens en milieu. De economische impact is niet eenvoudig te meten. Men kijkt naar de directe gevolgen en maakt daarvoor gebruik van de database van herverzekeraar Munich Re. Daaruit blijkt dat de laatste decennia de impact van natuurrampen sterk is gestegen.

Impact steeds groter

Voor de VS is de impact door overstromingen gegroeid van 360 miljoen dollar in de tachtiger jaren naar 4 miljard dollar in de negentiger jaren. Het eerste decennium van deze eeuw waren de financiële gevolgen 1,2 miljard dollar groot. China is het zwaarst getroffen land qua overstromingen, met een gemiddelde schadepost van 11 miljard dollar in de negentiger jaren en 2,6 miljard dollar in het eerste decennium van deze eeuw. Cyclonen houden het meeste huis in de VS. De financiële gevolgen begin deze eeuw bedroegen 24 miljard dollar, tegen 2 miljard in de tachtiger jaren. China en Japan zijn ook landen die regelmatig getroffen worden door tropische stormen.

Meer welvaart, meer impact

Veel factoren dragen bij aan de economische impact. Het is duidelijk dat de intensiteit en de frequentie van de extreme gebeurtenissen van belang zijn. Maar veranderingen in de bevolking, de blootstelling van mensen en activa die door weer-gerelateerde gebeurtenissen getroffen worden en de kwetsbaarheid daarvan bepalen het verlies. Het is duidelijk dat naarmate een land zich in de loop van de tijd ontwikkelt en groeit, meer activa en mensen worden blootgesteld aan de weersomstandigheden.

Hoewel het duidelijk is dat de kracht van tropische cyclonen en overstromingen toegenomen is sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw, is de omvang van het economische verlies in belangrijke mate afhankelijk van de accumulatie van rijkdom. Hogere verliezen zouden een weerspiegeling kunnen zijn van meer activa die potentieel beschadigd of vernietigd kunnen worden. Het verlies moet worden genormaliseerd om te begrijpen of de klimaatverandering een rol speelt bij het vergroten van de schade door rampen.

Klimaatverandering is ook een factor

De economische impact hangt samen met de welvaartsstijging. Als men de cijfers corrigeert naar de welvaartsstijging, dan is er nog steeds een stijgende trend zichtbaar in de schade. De gemiddelde impact ten opzichte van het bbp in het tweede decennium van deze eeuw ligt hoger dan in de tachtiger jaren. Dat brengt de klimaatspecialisten tot de conclusie dat de impact veroorzaakt door klimaatverandering de laatste decennia gestegen is.

Terugval in economische groei na natuurramp

Er is onderzoek dat spreekt van creatieve destructie waarbij natuurrampen uiteindelijk leiden tot een hogere productiviteit en groei. Recent onderzoek wijst echter uit dat cyclonen geleid hebben tot een dip in het nationaal inkomen dat binnen 20 jaar niet werd goedgemaakt. Rampen veroorzaken een tijdelijke groeivertraging en kapitaalvernietiging. Er is sprake van een terugval van 3,6 procentpunt na 20 jaar, waarmee de economische groei feitelijk twee jaar terugvalt door een natuurramp.

De klimaatverandering wordt altijd benaderd als een langetermijntrend, maar beleggers moeten gewaarschuwd worden voor de effecten op de korte termijn. De gemiddelde temperatuurstijging heeft invloed op de productiviteitsgroei, maar kan ook een potentiële bedreiging vormen voor het bbp.

Lees ook What’s the short-term economic impact of climate change?, door de klimaatspecialisten van Schroders


Wat verklaart de veerkracht van ‘groene beleggingen’ tijdens pandemie ?

Door Schroders

12/10/2020

In tegenstelling tot eerdere crises heeft het beleggingsthema ‘klimaatverandering en energietransitie’ goed gepresteerd tijdens de Covid-19 pandemie. Zeven trends kunnen dit verklaren. Dat is bemoedigend, maar er is meer nodig om aan de doelstelling uit het klimaatakkoord van Parijs te kunnen voldoen.

Trend 1 – Sterkere financiering en beleidssteun dan in het verleden

Na de financiële crisis namen de investeringen in duurzame energie sterk af. Dit keer is het anders. De banken staan er beter voor. Belangrijker is dat de economische omstandigheden rond duurzame energie veel beter zijn. Het eerste halfjaar zijn de investeringen zelfs gegroeid met 5% op jaarbasis. Verder speelt de overheidsstimulering van groene maatregelen een grote rol. De lage rente maakt projecten beter rendabel.

Er zijn wel enkele risico’s. Als de gevolgen van de huidige crisis doorwerken, kan dat tot gevolg hebben dat de beleggers terughoudender worden met groene beleggingen.

Trend 2 – Vraag naar technologie voor duurzame energie is robuust

De afgelopen maanden blijkt de vraag naar technologie voor de energietransitie opvallend robuust. Dit blijkt vooral bij de vraag naar elektrische auto’s. Dat komt door een combinatie van factoren, zoals de vertraagde levering van eerdere orders, nieuwe modellen en stimulerende maatregelen. Op de Amerikaanse markt voor zonne-energie is de vraag ook sterk. Een risico op de korte termijn is  het wegvallen van stimulerende overheidsmaatregelen.

Trend 3 – Bedrijven nemen hun verantwoordelijkheid

De bedrijven nemen steeds meer hun verantwoordelijkheid voor het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. Meer dan 250 bedrijven hebben als doelstelling om tegen uiterlijk 2028 100% duurzame energie te gebruiken. Apple wil in 2030 dat de complete toeleveringsketen CO2-neutraal is. Microsoft streeft ernaar in dat jaar zelfs CO2-negatief te zijn en alle uitstoot gecompenseerd te hebben in 2050. Unilever heeft soortgelijke doelstellingen en investeert 1 miljard euro in het vervangen van de fossiele grondstoffen voor duurzame alternatieven.

Trend 4 – Corona versnelt wijziging energiemix

Een positief neveneffect van de Covid-19 pandemie is de impact op de energiemarkten. Het versnelt bepaalde trends, met name op de elektriciteitsmarkt. In diverse landen piekte het gebruik van duurzame energie in het afgelopen halfjaar. In China was het aandeel groene elektriciteit  in de energiemix groter dan het fossiele aandeel.  Corona leidde ook tot een volatiele verhouding tussen vraag en aanbod, waar nutsbedrijven mee leerden omgaan.

Trend 5 – Opkomst nieuwe technologieën voor energietransitie

Een andere trend is de opkomst van nieuwe technologieën voor de energietransitie. Innovaties in batterijen, energieopslag en de groeiende interesse in groene waterstof. Voor waterstof zijn er nog de nodige hindernissen te overwinnen, maar het is een van de weinige energiebronnen met nul uitstoot, die in veel sectoren toegepast kan worden.

Trend 6 – Kosten van duurzame energie dalen, efficiëntie neemt toe

Het is niet nieuw, maar in 2020 zet de trend door dat de kosten dalen voor duurzame energie. Windenergie is nu de goedkoopste manier van energieopwekking. Naast technologische verbeteringen dalen ook de kosten voor het opslaan van overtollige energie.

Trend 7 – Duurzame mobiliteit is nog diffuus

Alle voornoemde trends zijn positief. Het beeld is gemengd bij duurzame mobiliteit. De elektrificatie van auto’s, massatransport en micromobiliteit is nodig om de CO2-uitstoot bij mobiliteit te reduceren. De vraag naar fietsen is enorm gestegen tijdens de Covid-19 pandemie. De treinreizen zijn echter hard geraakt. De lockdown dwong bedrijven om naar alternatieven te zoeken, zoals thuiswerken. Of die trend doorzet, is nog de vraag.

Meer is nodig

Om de doelstelling van Parijs te bereiken en de opwarming van de aarde tot 2 graden te beperken Celsius is meer nodig. De structurele veranderingen moeten versnellen om een blijvende schade aan het milieu te voorkomen.

Lees ook Seven reasons behind the resilience of ‘green’ investments in the pandemic, door Schroders.


Niet alleen de vorm, maar ook de kleur van het herstel is van belang voor beleggers, groen of bruin?

22/9/2020

Er wordt veel gesproken over een U-, V-, of W-vormig herstel. Ook de kleur van het herstel is van belang voor beleggers. Groen of bruin? Dat is de vraag.

De CO2-uitstoot is tijdens de coronapandemie drastisch gedaald. Volgens het Internationaal Energie Agentschap zal de uitstoot dit jaar zo’n 8% lager liggen dan in 2019. De totale primaire energiebehoefte zal dit jaar naar verwachting 6% lager uitvallen. Dat betekent dat de schok die Covid-19 toebrengt aan de wereldeconomie zevenmaal groter is dan tijdens de financiële crisis.

Nu gaat de CO2-uitstoot hand in hand met de macro-economische activiteit. Als die herstelt, zal ook de uitstoot weer toenemen. Een bruin herstel betekent dat de economische activiteiten sterk afhankelijk blijven van fossiele brandstoffen. Een dergelijk herstel trad steeds op na de voorgaande crises. Maar wat als het deze keer anders is?

Groen herstel wellicht?

De pandemie grijpt diep in op de vooruitzichten voor de oliemarkt. Een groot deel van de vraag naar olie is afkomstig van de transportsector en die is grotendeels stilgevallen. Tegelijkertijd zal de structurele druk op de oliesector –  die al voor de uitbraak van het coronavirus aanwezig was – waarschijnlijk ook na de coronacrisis aanhouden.

Bedrijven in fossiele brandstoffen presteren sinds 2014 minder dan de S&P500. Men verwacht dat deze trend aanhoudt, gezien de neerwaartse druk op de olieprijzen, de mindere vraag uit de reissector en de transitie naar duurzame energie.

Hoe hebben oliemaatschappijen gereageerd op de olieprijsschok?

De laatste maanden hebben oliemaatschappijen diverse afschrijvingen op hun olie- en gasreserves doorgevoerd. Deels door de lagere olieprijzen. Maar ook de druk op de CO2-emissies spelen daarbij een rol. Als dit het geval is, dan kan zelfs als de olieprijs zich herstelt een groot deel van deze activa in de grond blijven zitten.

Drie jaar geleden had geen enkel Europees energiebedrijf zich tot doel gesteld om de CO2-emissies van de geleverde energie te reduceren. Nu werkt elk bedrijf met zo’n doelstelling.  Daarnaast hebben vijf grote energiebedrijven (BP, Eni, Repsol, Shell en Total) onlangs hun klimaatambities voor de lange termijn bijgewerkt. Repsol en Total zijn nu afgestemd op Parijs en Shell is van plan om haar emissie-intensiteit in 2050 met 65% te verlagen.

Verliezers en winnaars

Zoals bij elke transitie zullen er winnaars en verliezers zijn. Aangezien de druk op bedrijven om de klimaatverandering aan te pakken waarschijnlijk alleen maar zal toenemen, zouden de financiële markten de economische risico’s van de overgang naar een koolstofarme economie moeten gaan inprijzen.

Elke poging om de wereldwijde CO2-uitstoot te beperken, betekent dat de hoeveelheid fossiele brandstoffen die wordt verbrand zal moeten afnemen. Toch gaan de huidige waarderingen van energiebedrijven er bijvoorbeeld impliciet vanuit dat hun energiereserves in de toekomst marktwaarde hebben. Als dit verandert, zal dat gevolgen hebben voor de aandelenmarkten.

‘Stranded assets’ onvoldoende ingeprijsd

Om de doelstellingen uit het klimaatakkoord te kunnen bereiken, zal 60% van de huidige olie- en gasreserves en 80% van de steenkoolreserves ongebruikt blijven. Dat leidt tot ‘stranded assets’. Volgens de IEA zijn dat investeringen die al gedaan zijn, maar die voor het einde van hun economische leven al geen rendement meer opleveren.

We zijn nog ver verwijderd van de doelstellingen uit het Klimaatakkoord. Er zijn structurele veranderingen nodig om de transitie naar een economie met lage emissiewaarden te versnellen.

Groen is beter – voor milieu, economie en werkgelegenheid

Sinds het begin van de pandemie presteert de duurzame energiesector significant beter dan de fossiele energiebedrijven. Een groen herstel is gunstig voor het milieu, beperkt de vervuiling en kan wel eens sterker zijn dan een herstel waarbij de CO2-uitstoot gelijke tred houdt met de aantrekkende economische activiteiten.

Recent onderzoek wijst uit dat een investering in schone energie drie banen creëert voor elke baan die verloren gaat in de fossiele sector. Elke miljoen dollar aan investeringen die van fossiel naar duurzaam verschuift, schept nog eens vijf banen extra. Dat is het kortetermijneffect op de werkgelegenheid. Groene energie is een relatief jonge sector, het terugdringen van de CO2-uitstoot in de energiesector gaat gepaard met een sterke groei in de productie en installatie van duurzame technologieën. Dat ondersteunt weer de werkgelegenheid in een tijd waarin de overheden de Covid-19 crisis het hoofd proberen te bieden.

Lees ook Green or brown? Why the colour of the recovery matters to investors, door Schroders


Loopt de dominantie van Amerikaanse aandelen ten einde?

Door Sean Markowicz, strateeg, en Stuart Podmore, expert in behavioral finance bij Schroders

Amerikaanse aandelen spelen al meer dan een decennium een dominante rol Sinds de financiële crisis zijn zij volgens de MSCI USA Index op jaarbasis 13% gestegen, tegen 6% voor aandelen buiten de VS. Hun bovenmatige prestaties houden zelfs aan tijdens de coronapandemie. De omstandigheden zijn rijp voor een omslag. Al is het niet zeker of en wanneer die komt. Maar alleen uit oogpunt van risicobeheer doen beleggers er in de toekomst goed aan om verder te kijken dan alleen de VS.

Waarom zijn Amerikaanse aandelen zo dominant?

De belangrijkste oorzaak ligt in de superieure winstgroei van Amerikaanse bedrijven. De winsten groeien niet alleen sneller, maar de bedrijven in de VS waren ook in staat om steeds hogere percentages te herinvesteren. Sinds 2008 hebben die bedrijven hun aandelenrendement met 25% meer weten te verhogen dan bedrijven elders.

Deze winstgroei is te danken aan een aantal langetermijnontwikkelingen. Globalisering opende nieuwe exportmarkten voor de VS, maar bood ook de mogelijkheid van goedkope arbeid in bijvoorbeeld China. Daarnaast zijn de belasting- en kredietomstandigheden in de afgelopen decennia in de VS zeer gunstig voor bedrijven.

Beleggers zijn met name bereid een premie te betalen voor snelgroeiende bedrijven, zoals Apple, Amazon en Google. De rest van de wereld heeft echter minder blootstelling aan dit soort snelgroeiende bedrijven.

Voor beleggers is het moeilijk om het succes van Amerikaanse aandelen te negeren. Wat dan volgt is kuddegedrag of momentum. Dat leidt er tevens toe dat als beleggers al een decennium in bezit zijn van dit soort succesaandelen, het steeds moeilijker wordt om er afstand van te doen. Daarnaast wordt in onzekere economische tijden vooral naar sterke leiders gekeken om een deel van de risico’s op te vangen en beslissingen voor ons te nemen. Dat zie je beleggers ook doen. Zij kijken naar de VS en denken dat het land nog steeds wordt gezien als die leidende en betrouwbare markt met de energie en de dynamiek om er weer snel bovenop te komen.

Wat kan verandering brengen in de Amerikaanse dominantie?

Hoewel de Amerikaanse markten het zeer goed hebben gedaan in het afgelopen decennium, vergeten beleggers al snel dat deze regio in het decennium daarvoor zwak presteerde. Leiderschap in prestaties is cyclisch van aard. Er zijn altijd winnaars en verliezers. Dat fluctueert. Nu wordt de spread tussen relatieve rendementen en winstverwachtingen wijd. Beleggers zijn bereid een premie te betalen voor Amerikaanse aandelen, terwijl de winstverwachtingen dat niet meer rechtvaardigen. Amerikaanse aandelen prijzen veel optimisme in.

Zijn Amerikaanse aandelen (te) duur?

De huidige waarderingen voor Amerikaanse aandelen zijn geen goede voorbode voor toekomstige rendementen. Ze zijn dermate opgerekt, dat de rendementen van Amerikaanse aandelen waarschijnlijk achter zullen blijven bij de rest van de wereld. De cyclisch-gewogen historische rendementsratio (CAPE) koerst voor Amerikaanse aandelen momenteel rond de 25, tegen 13 keer voor wereldwijde aandelen. Dat maakt de outlook voor deze regio ten opzichte van andere markten minder aantrekkelijk.

Waar moeten beleggers in de toekomst op focussen?

Met name de big tech-aandelen lijken kwetsbaar. Bedrijven als Amazon, Apple, Google, Facebook en Microsoft bepalen 20% van de Amerikaanse aandelenmarkt, maar zijn samen goed voor een derde van het totale rendement in de afgelopen vijf jaar. Het is een feit dat als een bedrijf een leidende positie heeft verworven, de neiging ontstaat minder te presteren. Het wordt te groot om succesvol te blijven. Mogelijk blijft zijn positie wel dominant, denk bijvoorbeeld aan IBM en General Electric, maar het bedrijf is niet meer de motor voor rendement in de toekomst.

Beleggers zouden kunnen kijken naar cyclische aandelen, aandelen die meer gevoelig zijn voor de economische omstandigheden. Cyclische aandelen bepalen 58% van de MCI All Country World ex-US index, maar hebben een weging van 36% in de Amerikaanse aandelenmarkten. Nadat de cyclus heeft gebodemd, presteert dit soort aandelen juist beter.

Kunnen Amerikaanse aandelen hun leidende positie behouden?

Voor blijvend goede prestaties van Amerikaanse aandelen is het belangrijk dat de winstverwachtingen in de pas blijven lopen met de beurskoersen. Winstgroei kan zeker helpen, maar de marges moeten dan ook blijven groeien. Met name de techbedrijven zullen moeten blijven domineren zonder door regulering op achterstand te worden gezet.

Kortom, de lat ligt hoog. De omstandigheden lijken rijp voor een omslag. Dat wil niet zeggen dat hij zal plaatsvinden, maar uit oogpunt van risicobeheersing is het goed om als belegger in het komende decennium ook buiten de VS te kijken.

Lees meer in het artikel “Is this the end for US stock market dominance?”, met bijdragen van Sean Markowicz, strateeg, en Stuart Podmore, expert in behavioral finance bij Schroders.


Van recessiefase naar herstelfase – welke posities moeten beleggers innemen?

Door Tina Fong, strateeg bij Schroders

14/7/2020

De markten lijken een V-vormig herstel ingeprijsd te hebben, terwijl het herstel waarschijnlijk langer zal gaan duren.. Welke posities moeten beleggers innemen als de economie van de recessiefase naar herstelfase gaat ?

Een begrip van de verschillende fases van de economische cyclus kan helpen bij de asset allocatie. Men kan daarbij gebruik maken van de Schroders US output gap. Eenvoudig gezegd meet de output gap het verschil tussen de werkelijke en de potentiële output van de economie (gemeten aan de hand van het BBP). Om de output gap te meten, wordt gekeken naar de werkloosheid en de bezettingsgraad ten opzichte van hun langetermijntrends.

Schroders US output gap model

In de bovenstaande afbeelding is de cyclus stevig in de recessiefase terechtgekomen, waarbij de outputgap in negatief gebied is gedoken. Een verschuiving naar herstel zou betekenen dat de output gap moet versmallen – dat wil zeggen, minder negatief worden – ten opzichte van drie maanden geleden. Hoewel de markt al een herstel lijkt te hebben ingeprijsd, suggereert het model dat dit waarschijnlijk in het vierde kwartaal van dit jaar zal gebeuren.

Recessiefase

In de recessiefase presteren bedrijfsobligaties – en in het bijzonder high yield – goed. Bedrijven werken aan herstel van de balans, markten anticiperen op herstel van de economie en bedrijfswinsten. Tegen deze achtergrond kunnen ook aandelen herstellen, maar de voorkeur van beleggers zal naar bedrijfsobligaties uitgaan in deze fase. Obligatiemarkten worden nog eens extra gestimuleerd door de ongekende opkoopprogramma’s van centrale banken.

Herstelfase

Als het vertrouwen terugkeert, omdat de cyclus richting de herstelfase beweegt met aantrekkende groei, maar gematigde inflatie, dan presteren aandelen beter dan obligaties. Aandelenkoersen worden niet zozeer gedreven door herwaardering, maar profiteren van de sterkere winstgroei, met name de winst per aandeel. Herwaarderingen in de markt vinden vooral tijdens de recessiefase plaats.

Commodities profiteren niet van die aantrekkende groei. Dat komt door de achterblijvende prestaties in sectoren zoals industriële metalen en energie. Toch is er in de herstelfase wel ruimte voor beleggers om commodities toe te voegen aan de portefeuille.

Dollar veilige haven in recessie, maar die liefde bekoelt

De ‘greenback’ is de ultieme veilige valuta voor beleggers geweest in de voorbije recessies. De Japanse yen en Zwitserse frank doen het ook relatief ten opzichte van de andere G10 valuta’s beter. In de herstelfase bekoelt de liefde voor de dollar echter en krijgen risicovollere valuta’s de voorkeur.

Sectoren en stijl zijn doorslaggevend

In een recessie verkiezen beleggers op consumenten gerichte sectoren boven de markt. Consumentensectoren laten meestal een outperformance zien tijdens recessies omdat het beschikbare inkomen van huishoudens een impuls krijgen door de lagere inflatie, olieprijzen en rentetarieven.

Bijna alle cyclische sectoren, zoals tech, communicatie en energie, blijven achter bij de S&P500 in een recessiefase. In de herstelfase zijn het juist deze cyclische sectoren die de leiding nemen, met name tech en industriële aandelen.

Gekeken naar stijlen, dan doen groei- en kwaliteitsaandelen, samen met aandelen met een hoog dividendrendement, het beter. Small caps presteren dan ook beter dan large caps. Een recessie is de slechtste tijd voor waardeaandelen. In de herstelfase wint waardebeleggen weer aan aantrekkingskracht.

Dit keer is het (iets) anders

De prestaties van de markten volgen dit keer een iets ander patroon vergeleken met eerdere recessies. Met name Amerikaanse staatsobligaties doen het nu beter dan aandelen en high yield. Commodities presteren dit keer uitzonderlijk slecht, maar dat komt door de extreme prijsdalingen. Groei doet het beter dan waarde, maar de kracht van de rendementen ligt nu wel hoger dan gemiddeld. Ongebruikelijk is wel het sterke rendement van de techsector, terwijl consumentengoederen onderpresteren.

Prestaties US assets deze recessie vergeleken met vorige recessies

Conclusie

In de herstelfase kiezen beleggers doorgaans voor een hogere blootstelling aan aandelen boven obligaties. Er moet wel een winstherstel optreden. Er is een sterk argument voor obligaties, gezien het zeer ruime beleid dat de centrale banken voeren in combinatie met hun opkoopprogramma’s. Ook kan de blootstelling aan commodities meer groeien dan doorgaans het geval, met name gezien de zware onderprestaties van deze beleggingscategorie tijdens de huidige recessie. Verder kunnen beleggers overwegen om van de dollar meer richting risicovollere valuta te bewegen. Waardebeleggen blijft uitdagend, omdat de Fed de rente voor een langere tijd laag zal willen houden. Beleggers kunnen een meer pro-cyclische houding in hun portefeuille aannemen tijdens de herstelfase.

Lees ook Moving from recession to recovery: how can investors position themselves?, door Tina Fong, strateeg bij Schroders.


Covid-19 crisis versterkt vier onontkoombare waarheden

Door Keith Wade, hoofdeconoom bij Schroders

22/6/20

De Covid-19 crisis is een aanjager van diverse trends die zich voor de uitbraak van het virus al aftekenden. De beleggers zullen nog behendiger moeten optreden. De beleggers moeten vier onontkoombare waarheden onder ogen zien : lage rentestanden, stijgende gezondheidskosten, opkomst van het populisme en versnelde technologische veranderingen.

De Covid-19 crisis heeft een enorme economische impact. De lockdown zorgde voor een plotseling einde aan de langstdurende economische expansie in de VS en stort de wereldeconomie in de grootste neergang sinds de Grote Depressie. Corona zal de wereldeconomie ook op lange termijn beïnvloeden.

Groei en rendement blijven onder druk staan, wat kan duren tot 40 jaar na de pandemie. Met name de economische effecten en schulden als gevolg van de pandemie zijn significant. Door een dergelijke virusuitbraak worden de consumenten voorzichtiger. De balans slaat ineens door richting sparen. De geschiedenis leert dat de consumentenbestedingen na afloop van een pandemie maar langzaam herstellen. Ook de bedrijfsinvesteringen nemen af. De daling van de winstgevendheid zwakt de kapitaalinvesteringen af.

Wat is het effect van Covid-19 ?

  1. Lage rentestanden

De combinatie van een hogere spaarzin en lagere kapitaalinvesteringen wijst op een lagere groei en dus een lager renteniveau waarbij werkloosheid en inflatie stabiel blijven. Het herstel van de productiviteit blijft ook achter. Covid-19 versterkt de hierboven vermelde trend, namelijk dat de reële rente langer laag zal blijven.

  1. Stijgende gezondheidskosten

Door de vergrijzing stijgen de kosten in de gezondheidszorg. Deze trend wordt extra aangejaagd door de Covid-19 crisis. De verwachting is dat overheden meer besteden aan gezondheidszorg om hun gezondheidssystemen te versterken. Net zoals na de financiële crisis de banken hogere buffers moesten aanhouden, zal een soortgelijke ontwikkeling na de pandemie te zien zijn in de gezondheidssector. Momenteel is gezondheidszorg al goed voor bijna 20% van de overheidsuitgaven in de OESO-landen. Dat zal enkel toenemen. Een uitdaging voor de financiering van de overheidsuitgaven. De overheden zullen ofwel de belastingen moeten verhogen, ofwel moeten bezuinigen.

De overheden zullen overgaan tot financiële repressie (d.w.z. de rente ver onder de nominale bbp-groei houden) om hun schuld-inkomensratio’s af te slanken. Een dergelijk beleid zou kunnen worden uitgevoerd door een combinatie van aankoop van staatsobligaties door de centrale bank (QE), yield curve controle (zoals in Japan) en een regelgeving die beleggers dwingt om staatsobligaties aan te houden.

  1. Opkomst van populisme

Populisme is een van de ontwrichtende factoren. Het gevaar gaat uit van overheden die de onafhankelijkheid van de centrale banken ondermijnen, de inflatiedoelstellingen loslaten en uiteindelijk zelfs geld bijdrukken. Dat leidt tot een hogere inflatie, mogelijk zelfs hyperinflatie. Maar door de vergrijzing raakt een hogere inflatie een groot deel van het electoraat zeer hard, omdat het de reële waarde van hun spaargeld en pensioen uitholt.

Hoe moeilijker de omstandigheden worden door Covid-19, des te groter de kans op populistische maatregelen.

  1. Versnelde technologische veranderingen

De reële loongroei blijft zwak, de inkomensongelijkheid neemt toe. Dat wordt aangejaagd door een versnelling in technologische ontwikkelingen na de crisis. Een crisis is de moeder van alle uitvindingen. Niet voor niets lopen de techbedrijven voorop in de recente rally op Wall Street.

Een ander effect is dat bedrijven hun aanvoerketen onder de loep nemen. Daar moet spreiding in komen, met een voorkeur voor toeleveranciers dichter bij huis. Dat gaat gepaard met meer automatisering, robotisering en niet met een hogere vraag naar arbeid. De behoefte aan een productie dichterbij huis ondermijnt de globalisering. Kunstmatige intelligentie en robotisering kan ook ten koste gaan van de werkgelegenheid in opkomende landen, als men de toevoerketen korter wil maken. Daarnaast leidt de winner-takes-it-all in technologie tot een groeiende ongelijkheid.

Voorsorteren op de post-corona-economie

De wereldeconomie heeft een noodstop gemaakt. De beleggers kijken al verder dan de huidige neergang en sorteren voor op het post-corona tijdperk. De trends die al zichtbaar waren voor de virusuitbraak zullen nog sterker zichtbaar worden. Overheidsinterventies en de dreiging van het populisme zullen toenemen. De beleggers moeten hun weg vinden te midden van deze onontkoombare waarheden.

Lees meer ook Covid-19: the inescapable truths faced by investors, door Keith Wade, hoofdeconoom bij Schroders.


Coronavirus kan energietransitie niet stoppen

Door Mark Lacey, Head of Commodities bij Schroders

22/5/20

De coronapandemie raakt alle facetten van het leven, ook de energietransitie. Maar de langetermijnkansen blijven intact.

De verspreiding van het coronavirus ontregelt de economie en het dagelijks leven. De economische groei zal een flinke deuk krijgen. Met betrekking tot de energietransitie zijn er drie belangrijke risico’s: de consumentenvraag, de toeleveringsketen, de onzekerheid en de reisbeperkingen.

Maar dat neemt niet weg dat energietransitie een belangrijk thema op de lange termijn blijft. Als de opwarming van de aarde moet worden tegengegaan, dan blijft de energietransitie op de agenda en dus een langetermijnkans voor beleggers.

De economische vertraging raakt de consumentenvraag

De crisis heeft een impact op de vraag van de consumenten in de eindmarkten, zoals elektrische goederen, elektrische auto’s en toepassingen voor duurzame energie in huis. Dit zal op korte termijn een negatief effect hebben voor de producenten van deze goederen of van onderdelen zoals accu’s.

Logistieke problemen en de toeleveringsketen

De keten van toeleveranciers en de logistieke risico’s spelen de subsectoren van de energietransitie parten. China domineert de wereldwijde keten, met name voor zonne-energie en lithium-ion accu’s. De reisbeperkingen in China en de productiestop in steeds meer landen eisen hun tol. De mondiale transportnetwerken zijn beperkt. Met name de ontwikkelaars van duurzame energie zullen de impact voelen, waardoor projecten mogelijks vertraging oplopen. Een ander effect kan de prijsstijging van  bepaalde onderdelen zijn. Veel hangt af van hoe lang de productie stil ligt.

Onzekerheid en reisbeperkingen

Allerlei reisbeperkingen zorgen wereldwijd voor een verhoogde mate van onzekerheid. Dat kan een impact hebben op nieuwe duurzame energieprojecten. 2020 moest een recordjaar worden voor nieuwe voor wind- en zonne-energieprojecten. Maar die zullen nu vertraging oplopen. De omvang daarvan hangt af van de beleidsreacties wereldwijd.

Ondanks alle onzekerheden hebben de marktdalingen geleid tot andere waarderingen. Bedrijven actief in de energietransitie zijn fors goedkoper geworden, wat kansen biedt voor kwalitatieve bedrijven die eerder te duur geprijsd waren.

De risico’s m.b.t. de coronapandemie zijn op korte termijn hoog, met name voor de winstverwachtingen van 2020. Maar de langetermijnwaarde en het potentieel voor bedrijven actief in de energietransitie is niet veranderd. Al bepaalt corona nu de agenda, de klimaatverandering en de noodzaak om de CO2-uitstoot te verminderen zijn niet minder belangrijk geworden. Het stilvallen van de economische activiteit resulteert in  een enorme verbetering van de luchtkwaliteit. Er zijn investeringen nodig om de luchtkwaliteit dezelfde te houden eens de economische activiteit weer naar het normale niveau terugkeert.

Lees ook


Wat is de impact van het coronavirus op de Europese bankensector?

Door Justin Bisseker, European Banks Analyst van Schroders 

1 april 2020

Europa is het epicentrum geworden van de coronacrisis. Wat is de impact op de regionale bankensector ? De kans dat de koersen nog verder instorten, is klein.

De verspreiding van het coronavirus en de lockdown van steeds meer landen hebben een enorme impact op de economie en de bankensector. De beleidsmakers pogen de schade te beperken. Voor de banken hangt veel af van de duur van de ontwrichting en de mate waarin overheden ingrijpen.

De overheden hebben al tal van maatregelen genomen om de financiële impact te verzachten. De centrale banken voeren renteverlagingen door, waardoor de kosten voor kortetermijnleningen dalen. Verder is het duidelijk dat niet alle banken de impact van het virus op dezelfde wijze zullen voelen. Sommige banken staan er beter voor dan anderen. Daarom is aandelenselectie in deze sector van groot belang.

‘Credit crunch’ onwaarschijnlijk

De coronacrisis leidt waarschijnlijk tot hogere verliezen op leningen bij banken. Veel overheden hebben garanties afgegeven waardoor men geen ‘credit crunch’ of kredietschaarste verwacht. De steunmaatregelen vlakken de impact van de kredietverliezen af. Doorgaans worden dit soort verliezen verdeeld tussen banken (20%) en overheid (80%).

Hoe langer en dieper de economische terugval, des te groter het risico voor de winsten en kapitaalposities van banken. Op dit moment zijn enkele sectoren zwaar getroffen, bijvoorbeeld olie en gas, reizen, ontspanning en sommige retailsectoren.  Een verslechtering van de kwaliteit van de activa leidt onder de huidige boekhoudregels tot verliezen die nu al genomen worden, maar die mogelijk niet optreden. Men houdt er rekening mee dat de regelgeving zal versoepeld worden als de crisis maanden in plaats van weken gaat duren.

Inkomsten dalen

Het is duidelijk dat de inkomsten van de banken dalen. Op korte termijn dalen de inkomsten uit vergoedingen en trading-activiteiten. Die staan meer onder druk dan de netto rentebaten. Zodra er een herstel optreedt, dan zullen deze eerstgenoemde inkomsten snel terugveren. Lagere rentetarieven tasten juist op de langere termijn de marges aan. Per bank en per regio zijn er verschillen. Scandinavische banken zijn beter bestand tegen deze crisis dan banken uit de eurozone en het Verenigd Koninkrijk.

Dividend onder druk als de crisis langer duurt

Als de crisis aanhoudt, dan kan dit zwakkere banken ertoe dwingen om de dividenduitkeringen te stoppen en uiteindelijk aandeelhouderskapitaal aan te trekken. De aangekondigde versoepeling van kapitaalbuffers door de centrale banken is belangrijk om tijd te kopen. Toch valt te verwachten dat de kapitaalbuffers op een bepaald moment opnieuw moeten worden opgebouwd. Dat is een extra argument om selectief te zijn met bankaandelen.

Kan de Europese bankensector terugveren?

De ingrepen van hogerhand hebben tot nu toe de vrees onder de beleggers niet kunnen wegnemen. Een vaccin kan de markten redden maar dat duurt nog maanden. Het rendement van de MSCI Europe index staat dit jaar 33,7% negatief, maar het rendement van de banken sub-index is 43,5% negatief (19 maart 2020)

Geen enkele overheid heeft tot nu een exitstrategie, maar de lockdown zou op middellange termijn niet gehandhaafd kunnen worden. Dat zou sociaal en economisch een te zware wissel op de toekomst zijn. Mocht de ontwrichting een kwestie van weken zijn, dan kan de sector sterk terugveren. Dankzij effectieve steunmaatregelen kan de impact op de winsten van 2021 en 2022 significant minder zijn dan nu in de koersen is ingeprijsd.

Momenteel noteren bankaandelen gemiddeld tegen een verwachte koerswinstverhouding (2021) van slechts 6x, vergeleken met een gemiddelde van 9,4x. Daarbij bieden aandelen momenteel een dividendrendement van bijna 10%. Het grootste risico is een langdurige economische neergang, waarbij de huidige maatregelen tot op de middellange termijn worden verlengd. Dat zou veel banken in de rode cijfers brengen. De markt prijst dit risico al in.

Banken staan er beter voor dan in 2008

De banken staan er nu beter voor dan in 2008. Zij zijn beter gekapitaliseerd, hebben sterke liquiditeitsbuffers, zien nu eerder een versoepeling dan een aanscherping van de regelgeving, en zijn het kanaal van overheidssteun voor getroffen bedrijven en particulieren. Het risico dat de aandelenkoersen verder instorten, met een gedwongen herkapitalisatie, is laag.

Lees ook ‘What is the impact of Covid-19 on European banks?’, door Justin Bisseker, European Banks Ana


Zorginnovatie biedt aantrekkelijke beleggingskansen

Door John Bowler, Fund Manager, Global Healthcare, bij Schroders.

Innovatie in de gezondheidszorg is een aantrekkelijk beleggingsthema. De behoefte aan zorg ontwikkelt zich recht evenredig met de langere levensverwachting.

Langer leven met meer ziekten

De toegenomen levensverwachting in veel landen gaat gepaard met een hoger risico op chronische ziekten en dus een hogere vraag naar diensten in de gezondheidszorg. In diverse ontwikkelde landen is de groep 65+ het snelst groeiende cohort. De overbelaste zorgbudgetten dwingen tot de ontwikkeling van nieuwe technologieën die het zorgaanbod efficiënter maken. Daar liggen groeikansen voor beleggers.

Lag in 1950 de gemiddelde levensverwachting wereldwijd nog op 47 jaar, nu is die gestegen naar 73 en in 2030 zal die 83 bedragen. De voorspelling is dat de groep 65+ in 2040 14,1% van de wereldbevolking uitmaakt, tegenover 9,3% nu. In sommige landen ligt dat nog hoger, bijvoorbeeld in het VK 25% en Japan zelfs meer dan 35%. Met de vergrijzing stijgen ook de complicaties in de gezondheid. Ouderdomsziekten zullen toenemen. Bijvoorbeeld diabetes zal naar verwachting dit jaar tot 25,5 miljoen sterfgevallen leiden, terwijl dat in 1990 14,5 miljoen bedroeg.

Zorgbudgetten dwingen tot meer efficiëntie

Ontwikkelde landen geven gemiddeld 10-12% van het BBP uit aan gezondheidszorg. Hier steekt de VS ver bovenuit met 17% van het BBP. Dit zal naar verwachting stijgen naar 25%. Door de vergrijzende bevolking ontstaat er grote druk op de zorgbudgetten.

Maar veel uitgaven aan zorg in ontwikkelde landen zijn inefficiënt en in het ergste geval een regelrechte verkwisting. Patiënten ontvangen bijvoorbeeld onnodige zorg of kwalitatief lage zorg die hun gezondheid niet verbetert. Veel gezondheidsstelsels maken weinig gebruik van generieke geneesmiddelen, terwijl sommige dure zorg bieden in ziekenhuizen, in plaats van in meer kosteneffectieve instellingen. Dit creëert een grote behoefte voor zorgverleners om de efficiëntie te vergroten en de verkwisting te verminderen.

Technologie kan efficiëntie in de zorg vergroten

De rol die automatisering en nieuwe technologie daarin kan spelen wordt duidelijk bij de behandeling van diabetes. De verwachting is dat in 2040 wereldwijd 642 miljoen mensen aan deze ziekte lijden (2015: 415 miljoen). Maar draagbare glucosemeters die dag en nacht de bloedsuikerwaarden meten, reduceren de behoefte aan bloedpriktesten. Dankzij dit apparaat kunnen diabetespatiënten zelf hun gezondheid monitoren en managen waardoor de vraag naar professionele zorg afneemt.

Innovatie in de zorg leidt tot mooie beleggingskansen

Een effectieve toepassing van technologie beperkt verkwisting, fouten en vergroot de efficiëntie. De ontwikkeling van nieuwe gezondheidstechnologieën neemt snel toe. Bedrijven die daarin vooroplopen kunnen aantrekkelijke beleggingskansen bieden. De waarde van beleggingen in farma en biotechnologie is tussen 2010 en 2018 met 232% gestegen. In dezelfde tijd steeg de waarde van beleggingen in gezondheidstechnologie met 186%.

Onderzoek van BofA Merrill Lynch voorspelt dat sommige subsectoren in de gezondheidszorg kunnen groeien met samengestelde jaarlijkse groeicijfers van meer dan 50% in de periode tussen 2018 en 2025. Bijvoorbeeld de marktomvang voor Big Data (om de patiëntresultaten te verbeteren) en kunstmatige intelligentie in de gezondheidszorg zullen naar verwachting met meer dan 50% groeien tot USD 36,1 miljard.

Lees ook


Verschillen tussen activaklassen worden kleiner

18/2/2020

Door Dorian Carrell en Kristjan Mee, multi-asset strategen bij Schroders

Aandelen- en obligatiebeleggers worden geconfronteerd met een aantal gemeenschappelijke uitdagingen. Twee werelden die vaak – onterecht – als verschillend werden gezien, komen steeds dichterbij elkaar nu de economische en beleggingscyclus op zijn einde loopt. Maar aandelen en obligaties zijn eigenlijk twee kanten van dezelfde medaille. Voor bedrijven wordt het moeilijk om te kiezen welk belang zij voorop zetten. De keuze voor de één heeft gevolgen voor de ander.

Meer schuld dan bij vorige crises

Bedrijven in ontwikkelde landen hebben geprofiteerd van de lage rente. Zij hebben hun schuldpositie flink vergroot. Amerikaanse bedrijven buiten de financiële sector, die actief zijn op de obligatiemarkt, hebben meer schuldblootstelling dan tijdens de financiële crisis, of de dotcom crash. Dat is een zorgwekkende trend vanuit het oogpunt van de obligatiebelegger. Maar ook voor de aandelenbelegger vergroot het de risico’s, want een hogere schuld vergroot het risico op financiële onrust.

Afbeelding: Bedrijfsschulden exploderen en bedrijfswinsten blijven vlak

De accumulatie van schuld is het meest prominent in (wat beleggers beschouwen als) relatief veilige sectoren. De schulden van niet-cyclische bedrijven zijn door het plafond gegaan. Dat betreft bedrijven in consumentengoederen, communicatie, gezondheidszorg en nutsbedrijven. Cyclische bedrijven zijn daarentegen terughoudender geweest met schuldopbouw.

Niet-cyclische bedrijven toch gevoelig voor cyclus

Zowel obligatie- als aandelenbeleggers denken doorgaans dat deze niet-cyclische bedrijven minder gevoelig zijn voor een economische cyclus die op zijn einde loopt. Maar de ijver van deze bedrijven op de obligatiemarkten brengt dit beeld aan het wankelen. Een strategie, waarbij men belegt in een mandje niet-cyclische bedrijven kan momenteel leiden tot een hogere risicoblootstelling, in plaats van een lagere.

Aandeleninkoop loopt tegen grens aan

Een andere trend in met name de VS, is de talrijke inkoopprogramma’s voor aandelen die werden opgetuigd. Voor een aandelenbelegger heeft dat twee gevolgen. Allereerst vermindert daardoor het aantal uitstaande aandelen, wat de winst per aandeel ten goede komt. Daarnaast wordt de koers opgedreven, omdat het inkoopprogramma extra vraag op de markt veroorzaakt.

Maar met minder aandelen op de balans, is er ook minder buffer voordat obligatiebeleggers met verliezen worden geconfronteerd. Op de cyclische piek van 2017 werd USD 150 miljard of 34% van de overnames in de VS gefinancierd met schulden (Goldman Sachs, 3 december 2019). Hoewel kan worden gesteld dat de overstap van aandelen naar schulden een rationele keuze is geweest gezien de lage rentetarieven, kan dit gedrag nu zijn natuurlijke limiet hebben bereikt, met name voor de meest kwetsbare bedrijven.

Het zou voor sommige beleggers een verrassing kunnen zijn dat vóór 2004 de nieuwe aandelenuitgiftes regelmatig de buy backs overtroffen. De afname van flexibiliteit kan ertoe leiden dat de uitkeringen aan aandeelhouders beperkt worden, of zelfs nieuwe aandelen worden uitgegeven om de krapte op te vullen. Mogelijk fungeert de nutssector als kanarie in de kolenmijn. Sinds 2013 geven nutsbedrijven meer aandelen uit dan dat er worden ingekocht. Dat gaat in tegen de algemene trend in de markt.

B careful with BBB

Een kwetsbare sector in de obligatiemarkt is het BBB-segment. Dat zijn de meest kwetsbare investment grade bedrijven. De schulduitgiftes in dit segment zijn substantieel toegenomen. BBB-schuldpapier is nu goed voor meer dan 50% van de Amerikaanse investment grade markt. Het potentieel voor downgrades is daarmee enorm. Dat is een aspect waar beleggers niet op rekenden, toen zij dit schuldpapier kochten voor stabiele inkomsten.

De aandelen- en obligatiebeleggers worden met een aantal gemeenschappelijke uitdagingen geconfronteerd. Beide werelden naderen elkaar. De aandelenbeleggers zullen de balans meer in het oog moeten houden, net als de obligatieanalisten, met mogelijk minder accent op de winstgroei. De obligatiebeleggers zullen op hun beurt meer moeten letten op de huidige marges en de toekomstige winsten.

Bedrijven die hun aandeelhouders in de watten leggen, kunnen daarmee de obligatiehouders onder druk zetten. Dat zorgt voor een toename van de credit spreads door een groter risico op wanbetaling. Daarentegen zullen bedrijven die de focus leggen op de obligatiehouders, minder genereus zijn om aandeelhouders te laten delen in de cash.

Lees ook The converging worlds and diverging interests of equity and bond investors, door Dorian Carrell en Kristjan Mee, multi-asset strategen van Schroders.

____________________________________________

Private assets blijven aantrekkelijk – de vooruitzichten voor 2020

28/1/2020

De belangstelling voor private assets zal de komende jaren blijven groeien. Momenteel maken private assets zo’n 10% tot 15% van een institutionele portefeuille uit. Maar dit aandeel zal de komende drie jaar stijgen. Naarmate macro-economische en geopolitieke risico’s beleggers in toenemende mate zorgen baren, zullen zij meer portefeuillespreiding en een aantrekkelijke, ongecorreleerd rendement verlangen. Daar kunnen private assets in voorzien.

Private equity

Private equity wordt gezien als waarde creërend, voor de economie en voor beleggers. Er is daarom sprake van een groeitrend op de lange termijn. De toenemende kapitaalstroom richting private equity brengt wel uitdagingen met zich mee. Met name de private pre-IPO waarderingen van ‘unicorns’ zijn zo hard gestegen in de afgelopen jaren, waardoor zij kunnen teleurstellen als ze naar de beurs gaan. Uber, Lyft, Slack en Pinterest, allemaal ‘darlings’ uit de private equity wereld, noteren nu onder hun IPO-prijzen.

Private debt 

Private debt is een van de snelst groeiende categorieën binnen private assets. Na grote staatsfondsen hebben institutionele beleggers deze categorie ook ontdekt. Naarmate banken zich na de financiële crisis terugtrokken uit de kredietverlening en de relaties tussen bedrijven en kredietvertrekkers verbeterden, ontstond een breed spectrum aan kansen. De groeiende aantrekkingskracht van private debt brengt risico’s met zich mee in de vorm van nieuwe kredietvertrekkers en toenemende concurrentie. Voorzichtigheid ten aanzien van minder gunstige prijzen en voorwaarden is geboden. Aangezien er tekenen zijn dat de economische groei vertraagt, moeten de beleggers prioriteit geven aan de kwaliteit van de managers en het behoud van gediversifieerde private schuldposities in de verschillende regio’s en sectoren.

Commercieel vastgoed 

Binnen Europees commercieel vastgoed lopen de prijsontwikkelingen sterk uiteen en in tegengestelde richtingen. Beleggers moeten daarom niet één markt volgen, maar meerdere. Het grootste verschil is wel tussen retail en industriële opslag. De marktfragmentatie zal aanhouden in 2020. Kantoren in ‘winning cities’ met een gediversifieerde economie genieten de voorkeur, zoals Amsterdam, Berlijn, Kopenhagen, Parijs, München, Manchester, Londen en Stockholm. De retailsector blijft moeilijk. De uitdaging is  winkelruimte te transformeren naar ander gebruik, zoals hotels, kantoren en woningen.

Infrastructuurfinanciering

Door de zwakke economische groei en de hoge waarderingen op de publieke markten kijken beleggers naar beleggingen die gesteund worden door structurele langetermijntrends. Daar sluit infrastructuurfinanciering goed bij aan.

Lange tijd hebben beleggers investeringen in infrastructuur als niet interessant en weinig spannend gezien. De markt zou volwassen zijn en de vraag naar financiering leek af te nemen. Toch is deze schijnbaar stoffige beleggingscategorie – die op het eerste gezicht ver afstaat van de glitter en glamour-wereld van tech start-ups – de laatste jaren meer in de schijnwerpers komen te staan. De energietransitie, stedelijke mobiliteit en de digitale revolutie zijn gebieden met een hoge financieringsbehoefte waarin privaat kapitaal kan voorzien. Dat moderniseert het beeld van infrastructuur. Beleggen in infrastructuur wordt daardoor hip en beschouwd als sociaal-verantwoord.

Insurance linked securities 

De huidige onzekerheid in de publieke markten versterkt de vraag naar niet-gecorreleerd rendement, dat insurance-linked securities (ILS) kan bieden. ILS zijn een goede manier om risico’s te spreiden. ILS heeft in het verleden een stabiliserend element toegevoegd aan beleggingsstrategieën die blootstaan aan de volatiliteit van de traditionele activaklassen.

Ongeveer een derde van de relatief jonge ILS-markt betreft de zogenoemde ‘catastrophe bonds’ (cat bonds), ook wel bekend als rampenobligaties. Deze obligaties zijn de meest liquide instrumenten in de ILS-markt. De laatste jaren waren niet makkelijk voor ILS. Na een decennium van droogte kwamen in 2017 en 2018 meerdere orkanen weer aan land in de VS, hadden bosbranden in Californië een verwoestende uitwerking en waren tyfoons in Japan zeer schadelijk. Als gevolg hiervan zullen de verzekeringspremies in de getroffen gebieden stijgen. Dit kan de beleggers compenseren voor de periode van hoger dan gemiddelde verliezen.

Lees ook Private assets in 2020: What next?, door dr. Nils Rode, Ji-Eun Kim, Duncan Owen, Charles Dupont en Beat Holliger, specialisten in private investments bij Schroders.

_____________________________________________

Opkomst van Amerikaanse superbedrijven : gevolgen voor beleggers

Door Sean Markowitz, strateeg bij Schroders

10/12/19

De grootste Amerikaanse bedrijven hebben hun marktsterkte kunnen consolideren en abnormale winsten gegenereerd dankzij technologische innovatie, verhoogde fusies en overnames en een lakse handhaving van antitrustwetten. Moeten beleggers zich zorgen maken?

Concurrentie is een van de fundamenten onder een markteconomie. Het stimuleert bedrijven om de prijzen laag te houden, producten van betere kwaliteit te produceren en aantrekkelijke lonen te bieden. De afgelopen twee decennia zijn er echter tekenen die erop wijzen dat de concurrentie in de Amerikaanse economie is verzwakt.

Meer dan 75% van de Amerikaanse bedrijfssectoren is meer geconcentreerd geraakt, aangezien een handvol superbedrijven hun respectieve sector steeds meer domineren in termen van omzet, winst en rendement. Deze dominantie roept de vraag op of de consumenten daar niet de dupe van zijn en of ze de inkomensongelijkheid versterkt. Het brengt de mogelijkheid van regulering met zich mee, wat de beleggers in deze bedrijven kan benadelen.

Concurrentie onder druk

Technologische innovatie heeft het concurrentielandschap op de schop genomen. Dit is vooral te zien in de IT-sector. Google is goed voor 88% van alle online zoekactiviteit in de VS, Facebook controleert 42% van de sociale media en Apple (iOS) en Google (Android) verdelen de markt voor mobiele besturingsystemen. Deze dominantie werpt enorm hoge toetredingsdrempels op. De concurrentie wordt nog meer verzwakt door de stortvloed aan fusies en overnames. In de afgelopen drie decennia is het gemiddelde aantal Amerikaanse fusies en overnames per jaar gestegen van ongeveer 5.600 tot meer dan 10.000. Lakse mededingingsautoriteiten maakten het mogelijk dat grote bedrijven hun marktaandeel verder konden consolideren.

Ongelijkheid neemt toe

De toegenomen marktsterkte heeft Amerikaanse bedrijven geholpen om een groter deel van de economische taart te absorberen. Sinds de jaren negentig is het aandeel van de bedrijfswinsten in het BBP gestegen van ongeveer 6-8% tot 10-12% op dit ogenblik. Het inkomensaandeel van de werknemers daarentegen daalt al drie decennia lang en is sinds de eeuwwisseling in een stroomversnelling geraakt met een daling van 64% naar 57%.

Deze herallocatie van output naar superbedrijven en weg van de werknemers heeft bijgedragen aan de groeiende inkomensongelijkheid. Het rendement op aandelen is toegenomen naarmate de concentratie in de bedrijfssectoren groeide. Maar de huishoudens met een laag inkomen halen een veel kleiner deel van hun vermogen uit aandelenbezit dan huishoudens met een hoog inkomen. Hoewel de concentratie in de bedrijfssectoren het rendement voor de aandeelhouders heeft verhoogd, zijn de voordelen dus niet gelijk verdeeld over de Amerikaanse bevolking.

In de praktijk hebben passieve beleggers meer dan actieve beleggers geprofiteerd van de sterke marktprestaties van superbedrijven. Het probleem is nu dat met de toenemende concentratie op de Amerikaanse aandelenmarkt passieve beleggers meer risico’s nemen dan zij zich realiseren en de blootstelling aan een mogelijke omkering van de markttrends groeit.

Wat kan het tij keren voor superbedrijven

De groeiende ontevredenheid over de stagnerende inkomens heeft bijgedragen tot de groei van het populisme in de VS en heeft geleid tot oproepen tot overheidsingrijpen. Een toenemende regelgeving zorgt voor aanzienlijke neerwaartse risico’s voor de omzetgroei, de winstmarges en de waarderingen van deze superbedrijven. In het verleden vielen regulerende maatregelen tegen bepaalde superbedrijven samen met lagere waarderingen en aandelenkoersen, en werden ze gevolgd door een afnemende omzetgroei. Het toenemende toezicht van de regelgevende instanties in de komende jaren zou de aandelenkoersen dus onder druk kunnen zetten, als er al sprake zou zijn van een toenemende controle door de regelgevende instanties.

Het is niet gezegd dat deze superbedrijven dominant zullen blijven. Ze zouden de Nokia of Blackberry van morgen kunnen zijn. Passieve beleggers zijn het meest blootgesteld aan dit risico. Maar een grondige analyse van individuele bedrijven en hun vooruitzichten kan beleggers helpen om de gevaren die voor hen liggen te beheersen.

Lees ook The rise of US superstar firms and its implications for investors, door Sean Markowicz, strateeg bij Schroders.

_________________________________________________________

Stevent de VS af op een recessie in 2020?

Door Martin Arnold, econoom bij Schroders

19/11/2019

Het handelsconflict staat prominent in de media en de Amerikaanse maakindustrie toont zwakke macrocijfers. Stevent de Amerikaanse economie afstevent op een recessie ?We kijken naar signalen van de obligatie- en arbeidsmarkt om te bepalen of een recessie zich mogelijk aandient in 2020.

Omgekeerde rentecurve

De obligatiemarkt heeft een betrouwbaar trackrecord in het voorspellen van een recessie. Met slechts één uitzondering (1966) kondigde een omgekeerde of geïnverteerde rentecurve steeds een recessie aan binnen 12 tot 18 maanden.

De rentecurve is de lijn die het niveau van de rentevoeten voor staatsobligaties met verschillende looptijden volgt. Het zou doorgaans minder moeten kosten om geld te lenen voor kortere dan voor langere looptijden. Een rentecurve voor een normaal functionerende economie zou daarom een opwaartse helling moeten vertonen, waarbij obligaties met een langere looptijd een hogere rente hebben dan obligaties met een kortere looptijd.

Bij een geïnverteerde rentecurve is de rente van Amerikaanse 10-jaars obligaties lager dan de rente van 3-maands obligaties. De meest recente inversie van de rentecurve was in mei van dit jaar, wat erop wijst dat de Amerikaanse economie wellicht op een recessie afstevent.

Afbeelding: De Amerikaanse rentecurve voorspelt een recessie 

Een recessiemodel van Schroders schat de waarschijnlijkheid van een recessie op 40%. Telkens als de kans op een recessie boven het kritische niveau van 25% steeg, volgde een recessie – op één uitzondering na (1966).

Maar er zijn ook andere signalen. De New York Federal Reserve meet het sentiment van obligatiebeleggers via het excess bond premium model. Volgens die indicator is de kans op een recessie slechts 10%.

Arbeidsmarkt verliest momentum

De arbeidsmarkt in de VS is robuust. De werknemers in de VS beginnen minder uren te werken, maar de loongroei blijft gezond. Dergelijke omstandigheden zouden de verdere groei van de economische activiteit in 2020 moeten ondersteunen. Maar de arbeidsmarkt lijkt wel aan momentum in te boeten. Als die ontwikkeling zich doorzet, kan een periode van economische vertraging, of recessie, aanbreken. De voorspellende indicatoren duiden ook op voorzichtigheid.

Afbeelding: Employment Trends Indicator op een keerpunt? 

Hoe kunnen beleggers reageren?

Er zijn tekenen dat een vertraging van de groei zich aandient, maar dat hoeft niet noodzakelijkerwijs een recessie in te houden. De centrale banken van belangrijke economieën geven steun door de rente zeer laag te houden. Toch kunnen beleggers zich afvragen hoe gevoelig hun beursbeleggingen zijn voor de economische cyclus. De periodes van vertraging en recessie zijn de fasen van de conjunctuurcyclus waarin de aandelenmarkten het slechtst presteren.

Men voorspelt in elk geval een recessie in de winstgroei van Amerikaanse bedrijven. De winstmarges komen onder druk te staan door de loongroei en verminderde vraag. Als de economische groeivertraging aan kracht wint, dan zullen bedrijven hun kapitaalbestedingen terugschroeven en mogelijk ook hun personeelsbestand. Bij een dergelijk scenario worden de beleggers voorzichtig met de hoge waarderingen op de aandelenmarkten.

Als men de signalen combineert van de arbeids- en obligatiemarkten, dan lijkt een groeivertraging in de VS onvermijdelijk. Toch hoeft dit niet automatisch tot een recessie te leiden als het beleid stimulerend blijft. De centrale banken of stimuli van de overheid kunnen helpen om de waarderingen op een relatief hoog niveau te houden.

Lees ook Is the US heading for recession in 2020?, door van Martin Arnold, econoom bij  Schroders.

____________________________________________

Wat zijn ‘Insurance Linked Securities’ en hoe werken ze?

Par Beat Holliger, ILS-specialist bij Schroders

oktober 2019

De moeilijke marktcondities voor traditionele beleggingscategorieën leidt tot een toenemende vraag naar minder gecorreleerde beleggingen zoals insurance linked securities (ILS).  Wat zijn dat en hoe werken ze?

Definitie

Insurance linked securities zijn effecten die aan verzekeringen zijn gekoppeld. Het rendement wordt bepaald door gebeurtenissen in de natuur in plaats van in het bedrijfsleven. Dat betekent dat ze niet gecorreleerd zijn met de traditionele beleggingscategorieën, waarvan de rendementen meer afhangen van economische omstandigheden, bedrijfsresultaten of geopolitieke risico’s. De totale ILS-markt heeft een geschatte waardevan circa USD 103 miljard.

Rampen en andere ellende

Een derde van het ILS-segment bestaat uit ‘catastrophe bonds’ (cat bonds), ook wel bekend als rampenobligaties. Cat bonds  zijn vrij algemeen verhandelbaar en hebben normaal gesproken een looptijd van drie tot vijf jaar. Over dit segment zijn de meeste cijfers beschikbaar.

De andere twee derde van de ILS-markt bestaat uit niet-verhandelbare, onderhandse contracten die meestal een looptijd van 12 maanden hebben. Deze markt geeft beleggers toegang tot een gevarieerd scala verzekeringsrisico’s, zoals scheep- en luchtvaartrisico’s en gespecialiseerde verzekeringen. Omdat ze niet verhandelbaar zijn, bieden beleggingen in dit deel van de ILS-markt een extra ‘illiquiditeitspremie’.

Waarin verschillen ILS en bedrijfs- of staatsobligaties?

  1. Kredietrisico

ILS zijn in feite een manier voor bedrijven om zich in te dekken tegen risico’s als gevolg van een gebeurtenis. Een belegger in ILS ontvangt rente, die wordt betaald uit de verzekeringspremie plus een geldmarktrendement. Dit betekent dat het rendement vooral wordt bepaald door het overgenomen verzekeringsrisico.

In tegenstelling tot bedrijfs- of staatsobligaties hebben ILS geen rechtstreekse blootstelling aan het kredietrisico van de emittent. Dat komt door de specifieke structuur van de ILS, waarbij een verzekeringsrisico is omgezet in een beleggingsinstrument.

In het onwaarschijnlijke geval dat de uitgever van een ILS in gebreke blijft (bijvoorbeeld door niet de overeengekomen risicopremie te betalen), blijft het nominale kapitaal onaangetast. De ILS zou ophouden te bestaan en het onderpand op de afgescheiden trust-rekening zou worden terugbetaald aan de beleggers. Wat wel tot verlies van het nominale kapitaal zou kunnen leiden, is uiteraard de ‘verzekerde gebeurtenis’. Als de orkaan, overstroming of aardbeving waartegen de koper van de bescherming zich heeft ingedekt, zich voordoet, wordt het belegde kapitaal aangesproken. Dit is echter geen kredietrisico, maar het verzekeringsrisico dat in het instrument zit ingebed. Het is ook een belangrijke reden voor het ontbreken van een correlatie met de traditionele markten.

  1. Duration

De duration (gevoeligheid voor renteveranderingen) van ILS-instrumenten is doorgaans verwaarloosbaar. ILS zijn in theorie instrumenten met een variabele rente, aangezien een deel van de betaalde couponrente gebaseerd is op het geldmarktrendement. De coupon wordt maandelijks aangepast, wat betekent dat veranderingen in monetair beleid weinig uitmaken voor de waarde van het instrument.

Waar zijn op dit moment kansen voor ILS te vinden?

Een redelijk gewaardeerde beleggingskans in het ILS-segment is een belegging die voldoende beloning biedt voor het inherente verzekeringsrisico dat beleggers overnemen. Dit vereist inzicht in de gemodelleerde schade in verhouding tot het potentiële rendement.

2017 en 2018 waren jaren met hoge verzekerde schades (respectievelijk USD 140 miljard en USD 80 miljard wereldwijd). Door het gecombineerde effect van de natuurrampen in deze jaren zijn de prijzen in 2019 interessanter geworden. Met de aanpassing van de premies om de compensatie te verbeteren, vooral voor door schadeclaims getroffen contracten, hebben de spreads inmiddels het hoogste niveau in zes jaar bereikt.

Lees ook What are insurance-linked securities and how do they work?door Beat Holliger, Head of Product Management, ILS, bij Schroders.

______________________________________________________________

Vier redenen waarom waardebeleggen (ondanks alles) nog springlevend is

Door Kevin Murphy, fondsmanager bij Schroders

24/9/2019

Al geruime tijd presteert een groeistrategie beter dan waardebeleggen. Een aantal beleggers is van mening dat value investingzijn langste tijd heeft gehad. Maar deze strategie is niet passé. En hij heeft daar vier goede redenen voor. De kansen voor waardebeleggers zijn nu zelfs groter dan ooit tevoren.

  1. Waardebeleggen werkt nog altijd

Om een actueel voorbeeld te vinden dat waardebeleggen nog altijd werkt, hoeft men niet jaren terug in de tijd te gaan. Als een belegger geweten had dat in 2018 er veel onrust op de markten zou zijn, dan zou hij waarschijnlijk een defensieve strategie gekozen hebben, met een blootstelling aan Zwitserland, of aan solide basisgoederen of merkproducten. Maar de top performer van 2018 was Rusland, met zijn olie- en gasaandelen en vol politiek risico. In een turbulent jaar had waarde dus wel degelijk iets te betekenen. Waardebeleggen werkt defensief als de markten turbulent worden.

  1. Waardebeleggen werkt ook op individueel niveau

Waardebeleggen werkt zowel met betrekking tot markten, als tot individuele aandelen. Het principe is namelijk gelijk. Beleggers worden begerig als prijzen stijgen en worden bang als de prijzen dalen. Daarom werkt waardebeleggen ook bij aandelen. Bijvoorbeeld het aandeel Tesco, dat last heeft van ontwrichting, maar desondanks zo’n 40% is gestegen in de afgelopen twee jaar. Disruptie heeft effect, maar het zet niet de waardecyclus buiten werking.

  1. Waardeaandelen groeien ook

In een wereld met lage groei wordt een premie betaald voor groeiaandelen boven waardeaandelen. Sommigen trekken daaruit de verkeerde conclusie dat waardeaandelen dus niet groeien. Maar sinds 2016 hebben waarde- en groeiaandelen hun winst in gelijk tempo zien groeien. De outperformance van ‘groei’ boven ‘waarde’ komt enkel door de herwaardering. Groeiaandelen zijn duurder geworden en de koerswinstverhouding is toegenomen. Hogere waarderingen leiden tot instabiliteit en kwetsbaarheid.

  1. Waarderingscriteria zijn nog altijd van belang

Misschien wel het meest overtuigende argument waarom mensen heel voorzichtig moeten zijn met het afschrijven van waardebeleggen, betreft de koerswinstverhouding (k/w). Beleggers die geobsedeerd zijn door groeibedrijven, en daarmee en passant alle andere bedrijven uitsluiten, lijken er steeds meer op uit te zijn deze ratio af te doen als ouderwets en irrelevant in een digitale, disruptieve wereld. Maar is dat protest terecht? Wat waardebeleggen betreft, is de k/w een soort ‘inconvenient truth’ voor beleggers die geloven dat de voorkeur van de markt voor groei eindeloos door kan gaan – dat het deze keer echt anders is. Een k/w is namelijk niet een label dat aan een bedrijf wordt toegevoegd, zoals een logo. Nee, de k/w-ratio is een fundamentele maatstaf die wordt bereikt door de aandelenkoers van een bedrijf te delen door zijn winst.

Om te illustreren hoe belangrijk de k/w voor een beleggingsanalyse is, kan hij ook omgekeerd worden, dat wil zeggen, de winst gedeeld door de aandelenkoers. Je krijgt dan de earnings yield of de winstopbrengst, die in sommige opzichten vergelijkbaar is met de obligatierente. Wanneer obligatiebeleggers geld uitlenen aan een onderneming, doen ze dat tegen wat zij denken dat de juiste risicogewogen rente is – 2%, 3%, 4% of wat dan ook – die hen in staat zal stellen om een rendement te behalen. Dat geldt ook voor aandelen. In feite lenen ook aandelenbeleggers geld uit aan een onderneming en de winstopbrengst geeft aan tegen welk percentage ze dat doen. Wat over het algemeen een goedkope k/w van 10x (10/1) zou zijn, wordt dus een winstopbrengst van 10% per jaar (1/10), terwijl wat over het algemeen een dure k/w van 30x (30/1) zou zijn, wordt een winstopbrengst van iets meer dan 3% per jaar (1/30) wordt.

Een goedkope k/w-verhouding van 10 betekent eigenlijk een winstrendement van 10%. Terwijl een dure k/w van 30 een effectief winstrendement van 3% biedt. Beleggers geven momenteel de voorkeur aan het uitlenen van geld tegen een effectief rendement van 3% in plaats van 10%. Geconfronteerd met een keuze tussen een rendement van 10% of een rendement van 3%, zouden de meeste beleggers twee keer nadenken over het kopen van het laatste. En toch is dat precies de keuze die ze maken wanneer ze besluiten om groeiaandelen te kopen in plaats van waarde-aandelen.

Hoe groter een bedrijf wordt, hoe moeilijker het is om verder te groeien – of, zoals het spreekwoord zegt, ‘Bomen groeien niet naar de hemel’, ongeacht hoe snel ze beginnen.

De turbulente markten in 2018 kan men beschouwen als een waarschuwing voor wat er kan gebeuren als beleggers gaan twijfelen aan de extreem hoge waarderingen van groeibedrijven. Blootstelling aan een waardestrategie kan helpen om een portefeuille te beschermen als de koersen te maken krijgen met de zwaartekracht.

Lees ook Value investing dead? Four reasons why that just isn’t the case, door Kevin Murphy, fondsmanager bij Schroders.

_____________________________________________

Denk tweemaal na voor u belegt in een ‘unicorn’

Door Andrew Evans, fondsbeheerder bij Schroders

12/8/2019

Beleggen in een zogenaamde ‘unicorn’ tegen een hoge waardering is niet een duurzame manier om vermogen te genereren, stelt.

Eenhoorns schieten als paddenstoelen uit de grond

Groot-Brittannië maakte recent bekend de derde plaats in te nemen, achter de VS en China, op de wereldranglijst met niet-beursgenoteerde techbedrijven met een waardering boven de 1 mrd dollar. Britse ondernemers hebben de afgelopen twee decennia 72 unicorns voortgebracht, waarvan maar liefst 13 in de loop van het afgelopen jaar. Maar alle enthousiaste reacties moeten wel gelegd worden naast objectieve data. We hanteren daarvoor de cyclisch-gewogen koerswinstverhouding (CAPE). Deze ratio weerspiegelt de gemiddelde winstontwikkeling over de afgelopen tien jaar, gecorrigeerd voor inflatie. De CAPE helpt om een indruk te krijgen of een bedrijf of sector goedkoop of juist duur geprijsd is.

De succesvolle drie

De Economist ging onlangs in op twaalf voormalige en huidige unicorns in de internetsector en actief op het gebied van onder andere transport, muziek- streaming, vastgoed en e-commerce. Zes zijn afkomstig uit de VS, vijf uit Azië en een uit Europa, met een gemiddelde leeftijd van tien jaar. Samen hebben ze een marktwaarde van 350 miljard dollar. De bedrijven hebben een gecombineerde waardering van 350 miljard dollar, wat ongeveer even groot is als de waardering op basis van de aandelenemissie van Alibaba (2014), Facebook (2012) en Google (2004). Die IPO’s, die hebben geleid tot de creatie van meer dan een biljoen dollar aan waarde, behoorden tot de meest succesvolle ooit en zijn in het geheugen van fondsbeheerders gebrand, voegt het artikel toe. “Wie die aandelen bezat, presteerde beter en wie niet, liep het risico om ontslagen te worden”.

Het artikel in de Economist wijst er ook op dat elf van de twaalf bedrijven geen winst maken. Dat is momenteel bij 84% van de beursgangen het geval, tegen 33% tien jaar geleden. Het twaalftal heeft al 47 miljard dollar verbrand om de huidige omvang te bereiken. Dat is een fors prijskaartje. Om de waardering van 350 miljard te rechtvaardigen, moeten zij hun omzet de komende tien jaar laten groeien met 49% op jaarbasis. Dat is hetzelfde groeicijfer als Amazon, Alphabet en Facebook realiseerden in de tien jaar na hun beursgang.

Maken geen winst en zijn aan de dure kant

Het is menselijk om alleen de grote winnaars in gedachten te houden. De koersen van Amazon, Alphabet en Facebook hebben goed gepresteerd. Maar daartegenover staan honderden veelbelovende techbedrijven die gefaald hebben en zijn omgevallen zonder een spoor na te laten. Niemand kan zeggen of die twaalf wel of niet succesvol zullen zijn. Maar voor een waardebelegger is het niet verstandig om te beleggen in bedrijven die geen winst maken en die ook nog eens hoog geprijsd zijn. Het is op de lange termijn geen duurzame manier om vermogen te creëren.

Lees meer in het bijgevoegde artikel “Why investors should think hard before feeding a ‘unicorn’”, van Andrew Evans, fondsbeheerder bij Schroders.

_____________________________________________

Toename duurzame energie maakt energie binnenkort goedkoper in plaats van duurder

Door Simon Webber, Lead Portfolio Manager bij Schroders

11/7/2019

De pogingen om de klimaatverandering tegen te gaan naderen een kantelpunt. Men verwacht dat een golf van goedkope duurzame energie in het komende decennium een neerwaartse druk zal uitoefenen op de energieprijzen. Daardoor zullen elektrische voertuigen aantrekkelijker worden dan voertuigen op fossiele brandstof. Deze ontwikkeling zal de overgang van fossiele energie naar duurzame energie versnellen.

Kosten duurzame energie worden lager

Duurzame energie is nu nog duurder dan fossiele energie. 30% van de duurzaam gewonnen energieproductie in Europa komt tot stand dankzij enorme subsidies en geld van belastingbetalers. Daardoor is de energierekening van de burgers gestegen. Maar de combinatie van technologische ontwikkelingen en schaalgrootte van de energieproductie hebben de kosten van duurzame wind- en zonne-energie in Europa ondertussen onder de gemiddelde groothandelsverkoopprijs gedrukt.

Eenzelfde ontwikkeling zien we in de VS. James Robo van NextEra Energy, de grootste producent van duurzame energie, verwacht dat aan het begin van het volgende decennium de totale kosten van het bouwen van nieuwe zonne- of windenergieparken zelfs lager zullen liggen dan de variabele kosten nodig om een kolencentrale draaiende te houden. Dat maakt het economisch onrendabel om dan nog dergelijke centrales in bedrijf te houden. Een groter aandeel duurzame energie in de energieproductiemix drukt de energieprijs omlaag. Hoe meer elektriciteit afkomstig zal zijn van goedkope duurzame energiebronnen des te meer de stroom van duurdere fossiele energieproductie uit het systeem gedrongen wordt.

Elektrisch rijden goedkoper dan op fossiele brandstof

Met de lagere energieprijzen dalen ook de kosten van elektrische auto’s. De kosten van accu’s nemen snel af en samen met goedkopere stroom zakt daardoor de totale kostprijs van een elektrische auto.

Toch lijken beleggers terughoudend voor een toekomst waarin duurzame energie een dominante rol zal spelen. Tegen de heersende overtuiging in zorgt duurzame energie er nu voor dat elektriciteit en elektrische voertuigen beter betaalbaar worden. Maar duurzame energie vermindert slechts een deel van de CO2-uitstoot. Voor bedrijfssectoren zoals cement, luchtvaart en veeteelt bestaan er nog geen geschikte technologische oplossingen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Terwijl voor chemie en consumentenproducten de oplossingen wel bestaan, maar nog erg duur zijn.

Lees ook Investors should note the approaching tipping point for renewable energy, door Simon Webber, Lead Portfolio Manager bij Schroders.

_________________________________________

Een beter rendement met een 60/40-beleggingsstrategie?

Door Claire Walsh, Personal Finance Director bij Schroders

6/6/2019

In de afgelopen twintig jaar hebben beleggers twee van de grootste crashes op de aandelenmarkt meegemaakt. Zij willen daarom rendementen veiligstellen en verliezen voorkomen. Dat is de reden waarom veel beleggers een 60/40 portefeuille hebben, waarbij 60% van de beleggingen in risicovollere activa – met een doorgaans hoger rendement – en 40% in staatsobligaties wordt belegd. Levert een 60/40-strategie nu ook nog voordelen op?

Rendementen uit het verleden…

We hebben onderzoek gedaan naar de rendementen over de laatste dertig jaar, gebaseerd op een 60/40-strategie. Daarbij keken we naar volatiliteit en rendement. Het blijkt dat inderdaad de volatiliteit beperkt blijft, terwijl er met een dergelijke strategie een superieur rendement behaald werd.

Een belegger die eind 1988 1000 dollar belegde in drie verschillende strategieën, zou na dertig jaar verschillende rendementen hebben behaald.

  • 1000 dollar in uitsluitend aandelen, levert een rendement op van 7,2% per jaar (7554 dollar)
  • 1000 dollar in staatsobligaties, levert een rendement op van 6,2% per jaar (5806 dollar)
  • 1000 dollar in een 60/40 portefeuille, levert een jaarlijks rendement op van 7,5% (8091 dollar)

Afbeelding: Een 60/40-strategie kan betere rendementen opleveren

(Bron: Schroders)

Het geheim van een succesvolle 60/40-strategie: jaarlijks herbalanceren

Om de strategie goed te laten werken moet minimaal eenmaal per jaar de portefeuille worden aangepast, zodat de verhouding op 60/40 blijft. Dit noemt men herbalanceren. In de praktijk komt het neer op het verkopen van goed presterende activa en het kapitaal te herbeleggen in de achterblijvers. In het ideale geval maken dan de minder presterende activa een inhaalslag en verbeteren zij het rendement, terwijl de volatiliteit beperkt blijft.

Werkt de 60/40 strategie nog altijd?

De ultra lage rentestanden van de laatste jaren en het monetaire beleid hebben echter de rendementen verstoord. Dit beleid leidde tot een laag rendement op staatsobligaties. Een belegging in staatsobligaties in 2008 zou slechts een rendement van 2,5% hebben opgeleverd, terwijl aandelen over dezelfde periode 10,3% gerendeerd hebben. Op dit moment levert een 60/40 portefeuille niet het rendement op zoals historisch gebruikelijk was.

In 2013 pleitte Warren Buffett voor een 90/10 strategie. Die zou sindsdien zeker goed hebben gepresteerd, omdat de MSCI World index met 242% gestegen is sinds het dieptepunt in 2009. Maar een dergelijke overwogen positie in aandelen is zeer risicovol.

Psychologisch voordeel

We zien vooral een psychologisch voordeel in een strikte 60/40-strategie, al is die momenteel minder effectief dan in het verleden het geval was. Het regelmatig herbalanceren voorkomt enkele klassieke beleggersfouten, zoals het verkopen op de bodem en kopen op de top van de markt. Herbalanceren biedt beleggers een zekere rust.

Lees ook Can a 60/40 split portfolio deliver better outcomes?, door Claire Walsh, Personal Finance Director bij Schroders.

___________________________________________

Kunnen beleggers van de datarevolutie profiteren?

Door Ben Wicksen Mark Ainsworth, data-specialisten bij Schroders. 

Mei 2019

Het verzamelen en analyseren van data verandert radicaal. Een enorme hoeveelheid aan informatie, van geo-locatiegegevens tot douaneregistraties en demografische data, is nu beschikbaar. De gegevens kunnen worden gemanipuleerd op een manier die voorheen ondenkbaar was. Beleggers die gegevensverwerking- en analyse op industriële schaal kunnen combineren met beproefde beleggingsexpertise zullen hier veel voordeel uit kunnen halen.

Door de enorme toename van computerrekenkracht, opslagcapaciteit en informatie stijgt de omvang van ‘alternatieve data’ die mogelijk door een analist of fondsbeheerder kunnen worden geïnterpreteerd. Deze ontwikkelingen vormen een ontwrichtende uitdaging voor de beleggingsindustrie. Maar ze bieden ook een grote kans.

Alternatieve data bieden kansen

“Alternatieve data” is een overkoepelende term voor informatie die nog geen vast onderdeel vormt binnen beleggingsresearch. In grote lijnen omvat alternatieve data alles dat geen bedrijfsrekeningen, aandelenprijzen of economische informatie is. Omdat alternatieve data vaak ongestructureerd zijn, kunnen er aanzienlijke verwerkingen nodig zijn om er zinvolle conclusies uit te halen. Een nieuwe generatie data-analisten gaat de uitdaging aan en ontwikkelt de nodige technieken om met grote datasets om te gaan.

Goede data-analisten hebben verschillende kwaliteiten. Een goede kennis van wiskunde, statistiek, programmering en algoritmen is essentieel. Maar net zo waardevol zijn een goed begrip van de herkomst van de gegevens en de manier waarop ze toepasbaar zijn. Het combineren van de diepgaande kennis van beleggers over financiële markten en effecten met de deskundige kennis van het verzamelen, verwerken en analyseren van data leidt uiteindelijk tot zeer goede beleggingsmogelijkheden.

Misschien wel de grootste impact van data-analyse op actief beheerde fondsen is dat de beleggingsprofessional met de hulp van andere specialisten zijn visie kan uitbreiden en tijd en denkvermogen kan vrijmaken om nieuwe ideeën te verkennen en te beoordelen.

Veel data voor weinig spelers

De grote hoeveelheid informatie die beschikbaar is voor beleggingsresearch vormt een ontwrichtende kracht. Data-analyse impliceert technische en organisatorische uitdagingen en brengt aanzienlijke onderzoeks- en ontwikkelingswerkzaamheden met zich mee. Maar data-analyse biedt ook een enorme kans voor actieve fondsbeheerders. De nieuwe methoden voor gegevensanalyse in bestaande beleggingsprocessen moet de prestaties van beleggers op de lange termijn verbeteren.

Organisaties die zich met succes weten aan te passen, zullen groot genoeg zijn en over voldoende technologische expertise beschikken om de concurrentieslag aan te gaan. De omvang en verscheidenheid van de beschikbare gegevens vereisen aanzienlijke technische en datamanagement middelen om ze optimaal te kunnen gebruiken.

In plaats van een gelijk speelveld te creëren, waar een betere beschikbaarheid van informatie simpelweg leidt tot een grotere marktefficiëntie, is de impact van de informatierevolutie juist het tegenovergestelde. Het creëert moeilijk toegankelijke gebieden en mogelijkheden om alpha te genereren voor een beperkt aantal spelers die de schaal en de middelen hebben om daarvan te profiteren.

Lees ook Harnessing the data science revolutiondoor Ben Wicks en Mark Ainsworth, data-specialisten bij Schroders

_____________________________________________

Waarom en hoe gespreid beleggen ?

Door Johanna Kirklund, hoofd multi-asset beleggingen bij Schroders

18 april 2019

Het belang van spreiding kan niet genoeg benadrukt worden. Voor beleggers kan het verleidelijk zijn om vast te houden aan wat je hebt. Het is een beleggingsstrategie die wordt gepropageerd door succesvolle beleggingspioniers zoals Warren Buffett. Het is echter ook belangrijk voor beleggers om de voordelen van diversificatie te overwegen.

De tabel hier onder geeft inzicht in de prestaties van verschillende beleggingscategorieën sinds 2005. Daaruit blijkt dat de diverse categorieën per jaar heel verschillend presteren. Spreiding helpt om de risico’s te beperken en de prestaties van een portefeuille op de lange termijn te verbeteren.

  1. Voordelen van spreiding
  • Risicobeheersing– vermogensbehoud is een belangrijk uitgangspunt voor beleggers. Door te spreiden beperken beleggers het risico dat zij op hun inleg in een specifieke beleggingscategorie verlies lijden.
  • Liquiditeitsverbetering– het verschilt hoe eenvoudig het is om in of uit een belegging te stappen. Door assets in portefeuille te hebben die verschillen in liquide maken, heeft een belegger altijd de mogelijkheid om bij zijn geld te kunnen als het nodig is.
  • Dempt pieken en dalen– de frequentie en mate waarin beleggingen stijgen of dalen bepaalt de volatiliteit van de portefeuille. Door te spreiden worden de uitslagen wat ingetoomd.

Als het goed wordt toegepast, dan kan een gespreide portefeuille aantrekkelijker rendementen leveren. Het is een belangrijk instrument om risicogewogen rendementen te behalen.

Er bestaat geen stelregel ten aanzien van hoeveel verschillende activa in een portefeuille gehouden moeten worden. Te weinig activa vergroot het risico, maar teveel activa is moeilijk om te managen.

  1. Het is goud wat glanst

Goud wordt gezien als een optimaal spreidingsmiddel. Het edelmetaal beweegt doorgaans onafhankelijk van andere assets. In 2011 verloor de aandelenmarkt zo’n 5% als gevolg van de Europese schuldencrisis. Goud steeg in dat jaar juist 11%. Door te spreiden zouden beleggers met blootstelling aan goud hun verliezen hebben beperkt.

Sinds 2005 is goud een van de best presterende activa. Het edelmetaal heeft de reputatie een veilige haven te zijn in tijden van onzekerheid. De prestaties van goud vallen des temeer op, omdat grondstoffen de slechtst presterende beleggingscategorie zijn in de afgelopen 14 jaar.

Had een belegger in 2005 1000 dollar in goud belegd, dan zou dit nu 2925 dollar waard zijn, een jaarrendement van 8,3%. Had hij het geld echter in grondstoffen gestoken, dan resteerde er nog maar een vermogen van 630 dollar (-2,3% rendement per jaar). Spreiden heeft dus zeker zin.

Lees ook 14 years of returns: history’s lesson for investors, door Johanna Kirklund, hoofd multi-asset beleggingen bij Schroders.

_____________________________________________

Gewicht van China in indexen neemt toe. Wat betekent dit voor beleggers ?

25/3/2019

De toename van het indexgewicht van China kan tot een forse instroom leiden op de Chinese activamarkten, maar de beleggers hoeven daar niet op te wachten

China is nog altijd zwaar onderwogen in beleggingsportefeuilles, vergeleken met de omvang van haar activamarkten en economie. De verbeterde toegankelijkheid van de Chinese markten zou moeten betekenen dat dit niet het geval hoeft te zijn. De index providers reageren hierop en laten het land zwaarder wegen in hun indices. Het zal niet lang duren voordat de beleggers in groten getale volgen. Men kan een instroom in de lokale aandelen- en obligatiemarkten van elk 200 mrd dollar voorspellen, wat zelfs nog verder kan oplopen tot 400 mrd dollar als de markten volledig open gaan. De beleggers moeten niet afwachten en achter de index providers aanlopen. Er zijn nu mooie kansen voor het grijpen in Chinese aandelen en vastrentende waarden .

Chinese markten zijn groot en lastig toegankelijk

De Chinese schuldmarkt is de op twee na grootste in de wereld en vertegenwoordigt 11% van de wereldwijde markt, de aandelenmarkt is goed voor 12%. Momenteel is echter slechts een klein deel van deze markten toegankelijk voor internationale beleggers. Chinese aandelen vertegenwoordigen slechts 4% van de MSCI All-Country World Index en de externe in USD gedenomineerde obligaties maakt nauwelijks 0,5% van de Bloomberg Barclays Global Aggregate Index uit. De lokale markt voor obligaties in renminbi (RMB), met een waarde van meer dan USD 11 biljoen, is zelfs volledig uitgesloten van de belangrijkste fixed income benchmarks.

De belangrijkste reden waarom Chinese activa zo slecht zijn vertegenwoordigd in de belangrijkste benchmarks is dat de Chinese autoriteiten dat graag zo wilden. Strenge regelgeving die het buitenlandse eigendom van Chinese bedrijven beperkt en strenge valutacontroles maakten het ongelooflijk moeilijk voor internationale beleggers om toegang te krijgen tot de lokale Chinese markten. De Chinese staat wou de controle behouden. Ze bezorgd over de stabiliteit van de munt en de economie als de markten vollediger zouden worden opengesteld.

Chinese activa waren dan ook nauwelijks vertegenwoordigd in de belangrijkste benchmarks. Maar daar komt verandering in. De markten openen zich steeds meer voor buitenlands kapitaal. Dit was het meest opvallend op de aandelenmarkt. Maar ook in op de obligatiemarkt s er een grote vooruitgang geboekt. Terwijl de aanbieders van obligatie indices langzaam Chinese activa opnemen, zijn actieve beleggers al in staat om gebruik te maken van de beleggingsmogelijkheden die op deze markten beschikbaar zijn.

Game changer

Bloomberg kondigde onlangs aan Chinese obligaties op te nemen in de Global Aggregate Index, met de verwachting dat in 2020 dit land tot de top vier qua weging behoort. MSCI overweegt eveneens Chinese aandelen zwaarder mee te laten wegen in de indices. Er is geen goed historisch precedent dat aangewend kan worden als richtsnoer voor de wijze waarop China’s groeiende aanwezigheid in de benchmarks zich zal ontwikkelen en wat dat betekent voor de financiële markten en investeerders. Lamont heeft drie mogelijk scenario’s opgesteld, hoe de ontwikkeling verder kan verlopen.

  • Volledige integratie – China opent zijn kapitaalmarkten volledig en de Chinese activa worden volledig opgenomen in de benchmarks. Dit scenario is op de lange termijn mogelijk, maar niet waarschijnlijk op de korte termijn.
  • De middenweg – China opent zijn markten geleidelijk verder. De weging in de indices neemt gaandeweg geleidelijk toe, maar het volledige potentieel zal niet worden benut.
  • Geen verandering – de integratie van de Chinese kapitaalmarkten stokt.

Bij een volledige ontsluiting zou 400 mrd dollar naar de A-aandelenmarkt stromen, bij het middenweg-scenario is er nog altijd zo’n 200 mrd dollar aan nieuw kapitaal te verwachten. De opname van lokale Chinese obligaties in de Bloomberg-index is een game changer. Het kan leiden tot een instroom van 200 mrd dollar in de Chinese obligatiemarkten.

Substantiële instroom

Een andere manier om de omvang van de potentiële instroom te bepalen, is door te kijken naar welk percentage van de markt in buitenlandse handen is en hoe dat in de loop van de tijd verandert. Momenteel is slechts 4% van de lokale Chinese staatsobligatiemarkt in buitenlandse handen, terwijl dit gemiddeld voor de opkomende markten rond de 20% ligt. Zelfs als het buitenlandse eigendom zou stijgen tot slechts 10% van de 4,7 biljoen dollar grote lokale staatsobligatiemarkt, zou dit kunnen resulteren in ongeveer 300 miljard dollar aan instroom. Op elk mogelijk niveau zou een grotere opname van de Chinese markt in de wereldwijde benchmarks een aanzet geven tot een aanzienlijke toename van de instroom. Ondertussen staan de markten niet stil. Deze berekening is gebaseerd op de huidige omvang van de markten, terwijl zij volop in ontwikkeling zijn. Beleggers moeten wel weten om te gaan met valutabewegingen. De weging van China zal sterk afhangen van de samenhang met andere factoren binnen de benchmark.

Hoe zouden beleggers met China moeten omgaan?

China vormt al een groot deel (30%) van de MSCI emerging markets index, maar de A-aandelen zijn slechts voor 2% vertegenwoordigd. Dat zal naar verwachting tot 10 groeien % in 2020. Het zal nog een aantal jaren duren voordat de A-aandelen een groter onderdeel vormen van een beleggingsportefeuille, als beleggers de MSCI volgen.

Lees ook Weightlifting China – how big will it get?, door Duncan Lamont, hoofd research bij Schroders.

_____________________________________________

Vijf vragen over ESG-beleggen in opkomende markten

12/2/2019

Ondanks de toenemende belangstelling voor ESG, neemt deze vorm van beleggen nog geen vlucht in opkomende markten. Waarom ?

De wereldwijde ESG-activa zijn tussen 2014 en 2016 met 25% toegenomen, schat een studie van de Global Sustainable Investment Alliance. Een voortzetting van deze trend wordt ondersteund door Schroders’ Global Investor Study 2017. Die zegt dat  78% van de deelnemers van mening is dat duurzaam beleggen nu belangrijker voor hen is dan vijf jaar geleden.

Het merendeel van ESG-activa, evenals de groei daarvan, bevindt zich in de ontwikkelde markten.

  1. Is ESG van belang in opkomende markten? 

Onderzoeken wijzen erop dat ESG-beleggen een positieve invloed heeft op het rendement in opkomende markten. Uit veel empirisch onderzoek is gebleken dat ESG-beleggen waarschijnlijk een positief effect heeft op het rendement. De integratie van ESG-beleggen kan niet alleen de prestaties verbeteren, maar kan ook een rol spelen bij het verminderen van het portefeuillerisico. Opkomende markten hebben de neiging om een grotere volatiliteit te vertonen dan de ontwikkelde markten. Minder strenge regelgeving, snel veranderende demografische ontwikkelingen en veranderende beleidsomgevingen kunnen de onzekerheid voor beleggers in opkomende markten vergroten. Deze kwesties zullen minder snel een impact hebben op beter beheerde, duurzamere bedrijven.

  1. Geven beleidsmakers en bedrijven in opkomende markten ook maar iets om duurzaamheid? Zo niet, moeten ontwikkelde markten dat dan wel blijven doen? 

Het beleid en de praktijk binnen opkomende markten verbeteren. Op landelijk niveau zijn de hervormingen de afgelopen jaren in de goede richting gegaan. Verstedelijking, vervuiling, waterstress en klimaatverandering zijn slechts enkele van de factoren die de druk op de beleidsmakers vergroten om zich in te zetten voor het aanpakken van milieuproblemen. China en India lopen voorop, waarbij China zich wil positioneren als een leider in het wereldwijde streven om de klimaatverandering aan te pakken.

Sommige effectenbeurzen bevorderen ook een duurzamer gedrag door de invoering van rapportagenormen op het gebied van milieu, maatschappij en bestuur, met name in Zuid-Afrika en Brazilië. Daarnaast worden ook de lokale normen voor beleggers in opkomende markten steeds strenger. De globalisering en moderne technologie versterken de convergentie van de mondiale ESG-normen nog verder.

  1. Zijn er ESG-gegevens beschikbaar voor opkomende markten? 

Er is nog steeds een gebrek aan algemeen aanvaarde rapportagenormen. Historisch is de informatieverstrekking in opkomende markten zwakker en een gebrek aan transparantie heeft het voor beleggers in sommige opkomende markten moeilijk gemaakt om ESG-overwegingen nauwkeurig te beoordelen. In de afgelopen jaren hebben beleidswijzigingen en eisen ten aanzien van een beursnotering geleid tot een verbetering van de transparantie in opkomende markten. Bovendien spelen effectenbeurzen een rol bij het aanmoedigen van een duidelijkere verslaglegging en informatieverstrekking en het doen van aanbevelingen op het gebied van corporate governance. Veel beurzen in opkomende markten hebben hun noteringseisen aangescherpt en in de afgelopen jaren hebben verschillende beurzen zich aangesloten bij het initiatief van de Verenigde Naties voor duurzame aandelenbeurzen (Sustainable Stock Exchange), dat richtlijnen biedt voor de ESG-verslaggeving.

  1. Moeten we bij ESG in opkomende markten alleen het governance bekijken? 

Hoewel de problemen op het gebied van governance soms gemakkelijker kunnen worden geïdentificeerd en meer algemeen worden begrepen, vereisen sociale en milieuoverwegingen vaak een diepgaandere analyse. Actieve fondsmanagers kunnen op die manier een grondig onderzoek naar ondernemingen met de meest duurzame bedrijfsmodellen. Bovendien kunnen conventionele maatstaven voor de kwaliteit van bestuur onvoldoende zijn wanneer men naar bedrijven uit opkomende markten kijkt. Er moet rekening worden gehouden met de lokale marktstructuur en culturele kwesties.

  1. Kan engagement een verschil maken in opkomende markten? 

Omdat bedrijven uit opkomende markten doorgaans minder openheid van zaken geven, wordt betrokkenheid des te crucialer. Engagement biedt beleggers ook de mogelijkheid om een duurzame groei te ondersteunen en aan te moedigen waar wetten en regels ontoereikend of nog niet van kracht zijn om dat te doen.

De volledige tekst leest u in ESG and emerging markets investing, door het sustainable investment team van Schroders.

_____________________________________________

Wat zijn de vooruitzichten voor grondstoffen en edelmetalen in 2019 ?

15 januari 2019

Het negatieve sentiment rond grondstoffen ebt weg, 2019 kan positieve rendementen brengen voor grondstoffenbeleggers.

  • De beperkingen in het aanbod verlenen steun aan de belangrijkste grondstoffencategorieën, ondanks zorgen over de vraag.
  • Tekorten zijn er met name in energie, metalen en landbouw
  • Een afzwakking van de groei in de VS, inflatoire druk en een mogelijk zwakkere dollar versterken het beleggingsklimaat voor real assets(tastbare beleggingen).

Beleggers hebben flinke zorgen over grondstoffen, maar de rendementen kunnen in 2019 positief zijn. Vooruitblikkend is er een duidelijk contrast tussen vraag en aanbod en macro-economische zorgen. De markten zijn met name gefocust op de gevolgen van het handelsconflict en de mondiale groei. Maar er is minder oog voor de inflatoire impact van het handelsconflict en een ruimer begrotingsbeleid in de EU en China. Ook de tegenwind van een sterke dollar zal in 2019 afnemen.

Energie – oliemarkt gaat verkrappen

In de energiemarkt is er een omslag te zien, veroorzaakt door een aantal negatieve katalysatoren. De vooruitzichten voor 2019 zijn optimistisch, omdat een verkrapping van de markt verwacht wordt. De verwachtingen voor de olieproductie in Noord-Amerika zijn te hoog gespannen en de reservecapaciteit is op een historisch dieptepunt. Zelfs al leidt een zwakkere groei in 2019 tot een verminderde vraag naar olie en wordt er meer geproduceerd in Noord-Amerika, dan nog zal de vraag het aanbod van de OPEC overtreffen. Dit gaat ten koste van de voorraden in het tweede en derde kwartaal van 2019. Dat zal de olieprijs hoger zetten.

Metalen – er komt een omslag voor edelmetalen

De basismetalen zullen in 2019 niet bovenmatig presteren. Aluminium springt eruit, vanwege de lage prijs en het grote tekort in het aanbod. Op langere termijn is er ook potentieel voor nikkel, vanwege de sterke groei in de vraag en het beperkte aanbod. Edelmetalen zijn momenteel uit de mode, de beleggers focussen teveel op kortetermijnfactoren. De belangrijkste vraag is echter wanneer een hogere rente, de relatief hoge schuldenlast in de VS en de zwakkere groei van de opkomende markten voelbaar wordt in de Amerikaanse economie. Het kan zijn dat 2019 een keerpunt wordt en dat het sentiment rond edelmetalen verbetert.

Landbouw – langetermijnkansen in soft commodities

In de diverse landbouw subcategorieën verschillen de fundamentals sterk. De politieke en economische omstandigheden drukken sterk op deze markten. Door een krapper aanbod zijn de verwachtingen positief voor graan en dierenvoeding. Dit geldt ook voor katoen. De verwachtingen zijn juist weer negatief voor oliezaden en sojabonen. Soft commodities naderen hun negatieve trend op de lange termijn. Een katalysator ontbreekt nog, maar zij bieden een interessante kans op de lange termijn.

De volledige tekst leest u in Outlook 2019: Commoditiesvan Schroders

_____________________________________________

Wat zijn de vooruitzichten voor de economische groei in 2019 en 2020?

Door Keith Wade, hoofdeconoom bij Schroders

21 december 2018

De wereldeconomie blijft groeien, maar er zijn duidelijke signalen dat de groei zijn hoogtepunt heeft bereikt nu de Amerikaanse, Europese en Aziatische economieën vertragen. Volgens de laatste schattingen zal de groei van het Amerikaanse BBP in het vierde kwartaal van dit jaar 2,5% bedragen (was 3,2% in het derde kwartaal). Naar verwachting zullen de Europese en Japanse economieën in het huidige kwartaal aantrekken, maar beide stellen dit jaar teleur. De indicatoren wijzen op een verlies aan groeimomentum wijzen.

Het beeld in de opkomende markten is meer gemengd. China en de Aziatische economieën staan onder druk van de heersende handelsspanningen, terwijl Brazilië op het punt staat aan te sterken nu de verkiezingen voorbij zijn. De groeivertraging in China blijkt uit de verzwakking van de inkomsten van de casino’s in het gokparadijs Macau, die nog steeds als een goede indicator worden beschouwd voor het inkomen van de Chinese consument en de economische activiteit in het land.

Afnemende casino-inkomsten in Macau als indicator van een vertragende Chinese economie

Vertraging houdt aan tot 2020

Op basis van een actualisering van de prognoses kan men verwachten dat de wereldwijde groei dit jaar 3,3% zal bedragen om vervolgens te vertragen tot 2,9% in 2019. De prognose voor volgend jaar ligt iets lager dan de vorige prognose van 3,1% en weerspiegelt de neerwaartse bijstellingen van de eurozone en de opkomende markten. Ondanks een afkoeling van de groei en lagere olieprijzen is de wereldwijde inflatieverwachting van Schroders gestegen tot 2,9% voor 2019. Dit is het gevolg van de hogere inflatie in de opkomende markten, waar zwakke valuta de invoerprijzen opdrijft.

Voor 2020 wordt een verdere vertraging verwacht van de wereldwijde groei tot 2,5%, die voornamelijk veroorzaakt door de groei Amerikaanse economie (naar verwachting zal die afkoelen tot slechts 1,3%) en een verdere vertraging van de Chinese economie tot 6%. In  Europa en Japan zal de groei in 2020 vertragen tot respectievelijk 1,5% en 0%. 2020 zal, mits de prognoses correct zijn, het zwakste jaar voor de wereldwijde economische groei sinds 2008 worden. Dat is grotendeels het gevolg van een afname van stimulerend overheidsbeleid en een krapper monetair beleid in de VS, naast de gevolgen van een langdurige handelsoorlog tussen de VS en China. De prognose zal onder de consensus liggen, omdat de heersende mening is dat president Trump op tijd voor de volgende presidentsverkiezingen een manier zal vinden om de economie te stimuleren. Het is juist moeilijker geworden nu de politieke verhoudingen in het Huis van Afgevaardigden door de tussentijdse verkiezingen in november zijn gewijzigd. Het goede nieuws is dat de wereldwijde inflatie naar verwachting zal afnemen tot 2,7% in 2020 omwille van de groeivertraging in 2019.

Einde krapper monetair beleid in VS, eerste renteverhoging in eurozone in 2019

Men verwacht dat er in 2019 een einde komt aan de verkrapping van de Amerikaanse monetair beleid en verwacht nog eens drie renteverhogingen, zodat het rentebeleid in juni 2019 piekt op 3%. De Fed ziet graag een zachte landing voor de economie, vooral omwille van de waarschijnlijke intensivering van de politieke druk. Naarmate de economie in 2020 verder afkoelt, verwacht men vervolgens renteverlagingen, waardoor de rente tegen het einde van dat jaar zal dalen tot 2,5%. Ondertussen zal de Europese Centrale Bank (ECB) naar verwachting in januari volgend jaar haar programma voor de aankoop van activa beëindigen en in september de rente verhogen. Dit zou de eerste renteverhoging van de ECB-president Draghi zijn tijdens zijn ambtstermijn en meteen ook zijn laatste omdat hij in oktober 2019 terugtreedt.

Dollarzwakte in 2019 goed voor opkomende markten, maar niet voor de eurozone

De combinatie van een piek van de Amerikaanse rente en het begin van verkrapping elders zal naar verwachting leiden tot een verzwakking van de Amerikaanse dollar in 2019. Hoewel het renteverschil in het voordeel van de VS zal blijven, zullen de valutamarkten dit waarschijnlijk al hebben ingeprijsd. Ze zullen zich richten op het groeiende ’twin deficit’in de VS –tekorten in de begroting en de lopende rekening die de munt omlaag trekken. Voor de opkomende markten zou een zwakkere dollar juist goed uitpakken. Hoewel een verdere escalatie van de handelsspanningen en het vooruitzicht van een groeivertraging van de wereldeconomie niet veel goeds voorspellen, zou een zwakkere dollar de druk op de regio helpen verlichten.

Voor de eurozone is dit scenario daarentegen minder gunstig. Een sterkere euro zal de financiële omstandigheden aanscherpen, terwijl de vertraging in de VS de mondiale groei afremt. Beide factoren maken het voor de ECB moeilijker om de rente te blijven verhogen. Het is mogelijk dat de ECB in 2018 niet van de gelegenheid gebruik heeft gemaakt om de rente te normaliseren en op het afgelopen jaar als een gemiste kans zal terugkijken. De eurozone kan vast komen te zitten met lage rentetarieven en met weinig monetaire vuurkracht om de volgende economische neergang te bestrijden.

De volledige tekst van Keith Wade leest u in het hoofdstuk Forecast update: US recession 2020? uit de nieuwste Economic and Strategy Viewpoint(december 2018).

_____________________________________________

Cyberrisico’s : waarop moeten beleggers letten?

16 november 2018

Cybercriminaliteit is een steeds belangrijker risico voor bedrijven en organisaties wereldwijd. Het creëert een significante kostenpost die alleen maar toeneemt. Beleggers moeten daarom meer inzicht krijgen in hoe goed bedrijven dit risico beheren.

De snelle groei van de hoeveelheid data die bedrijven opslaan, waarvan er veel relatief weinig ervaring hebben met gegevensbeheer en -beveiliging, heeft cybercriminelen aangetrokken die gebruik maken van steeds geavanceerdere tools en technieken. Cybercriminaliteit kost bedrijven wereldwijd zo’n 60% meer dan 5 jaar geleden. In de VS zijn de kosten zelfs met meer dan 80% gestegen. Geen enkel bedrijf kan het zich nog veroorloven om de dreiging die van cybercriminaliteit uitgaat te negeren.

Wat is een cyberrisico?

Cyberrisico is een breed begrip. Voor de meeste mensen staat het voor het risico van verlies of schade door inbreuken op of aanvallen op informatiesystemen. Dat verlies kan vele vormen aannemen, zoals directe financiële schade, reputatieschade of de aantasting van de operationele continuïteit.

Waarom moeten beleggers alert zijn op cyberrisico’s?

Cybercriminaliteit is een steeds kritischer bron van bedrijfsrisico’s, vooral voor bedrijven met belangrijke immateriële activa zoals merken, klantrelaties of technologie. De negatieve impact van een datalek kan rechtstreekse gevolgen hebben voor het concurrentievermogen van bedrijven, de toekomstige inkomsten en verplichtingen. Datalekken brengen vaak slechte bestuurspraktijken en een zwak management aan het licht. Het veranderen van de wijze waarop mensen werken of het aanpassen van het beleid kan snel gerealiseerd worden, maar het herstellen van het markt- en klantvertrouwen duurt veel langer.

De beleggers moeten onderzoeken in hoeverre ondernemingen voorbereid zijn op cyberaanvallen. De aanpak van de bedrijven moet ervoor zorgen dat bij een inbraak de processen en middelen aanwezig zijn om de impact op de bedrijfsactiviteiten en op het vermogen om waarde te creëren tot een minimum wordt beperkt.

Is er voldoende expertise in huis en draagt de directie de verantwoordelijkheid? 

Een bedrijf moet voor een adequate beveiliging tegen cybercriminaliteit beschikken over de juiste expertise en de directie moet bereid zijn om zijn verantwoordelijkheid te nemen:

  • Het is essentieel dat een bedrijf beschikt over een goed toegerust en gespecialiseerd cyberbeveiligingsteam, dat wordt geleid door een Chief Information Security Officer (CISO) en dat bij voorkeur rapporteert aan de CEO of het bestuur. Het beveiligingsteam moet ook regelmatig gebruik maken van gespecialiseerde externe expertise om op de hoogte te blijven van nieuwe bedreigingen en beveiligingsinstrumenten. Intern moet het team rechtstreeks eigenaar zijn van specifieke technologische taken zoals penetratietesten, beveiligingspatches, enz.
  • Verantwoordelijkheid op bestuursniveau.De raad van bestuur dient over de specifieke deskundigheid te beschikken om te beoordelen of het bedrijf over de juiste operationele en bestuurlijke middelen beschikt om cyberrisico’s te beperken.

Een analyse van de mate van expertise en bestuursverantwoordelijkheid binnen een bedrijf geeft analisten en fondsbeheerders een basis, waarmee zij in gesprek kunnen gaan met de topbestuurders van de ondernemingen om zo een beeld te krijgen in hoeverre cyberrisico’s op het netvlies van bedrijven staan.

Beleggers moeten zich verdiepen in cyberrisico’s

Cyberrisico’s worden steeds belangrijker voor elke organisatie. De beleggers moeten meer inzicht krijgen in hoe goed de ondernemingen in hun portefeuilles bereid zijn om deze risico’s te beheren. Dat houdt in dat de beleggers zich moeten verdiepen in hoe risicobeheersing op het hoogste niveau is geregeld en over welke technische expertise het bedrijf beschikt, zodat risico’s geïdentificeerd kunnen worden voordat zij zich voordoen.

De volledige tekst leest u in het hoofdstuk ‘Cyber: preparing for the unpredictable’, uit het nieuwste Sustainable Investment Reportvan Schroders.

_____________________________________________

Welke concrete oplossing voor opslag van alternatieve energie ?

24/10/2018

Groene energie heeft vooralsnog een grote beperking en dat is de energieopslag. De energieproductie van de twee belangrijkste energiebronnen (wind en zon) komt niet overeen met de vraag naar energie. Daarom kan – zonder energieopslag – alternatieve energie niet meer dan 20% van de vraag dekken. Efficiënte energieopslag is van groot belang voor het succesvol en grootschalig toepassen van alternatieve energie.

De afbeelding hieronder illustreert de discrepantie tussen zonne-energieproductie en het energieverbruik van een gemiddeld huishouden. De meeste zonne-energie wordt geproduceerd tussen de twee pieken in de binnenlandse vraag. De meeste windenergie wordt ’s nachts opgewekt, wanneer de vraag het laagst is en de energieprijzen soms zelfs negatief zijn.

Afbeelding 1: Productie van zonne-energie versus energievraag Zonne-energieproductie versus energievraag

Tegenwoordig zijn er diverse mogelijkheden om energie op te slaan. Ze zijn onder te verdelen in elektrochemische, mechanische, chemische en thermische energiesystemen:

  • Energie kan elektrochemisch worden opgeslagen in accu’s, zoals in elektrische voertuigen en huishoudelijke apparaten.
  • Mechanische opslag kan door omhoog gepompt water (hydro-elektrisch), of luchtcompressie.
  • Chemische opslag kan via hydrogene of methaan opslag, vaak ondergronds of als vloeistof in gekoelde tanks en onder hoge druk.
  • Thermische opslag kan door de thermische energie te benutten om een endotherme chemische reactie op te wekken en de daarbij vrijkomende energie als chemisch potentieel op te slaan.

De kwaliteit van elk type opslag varieert. Waterkracht is de belangrijkste oplossing voor bulkopslag van energie geworden, vanwege de grootschalige toepasbaarheid en de hoge energie-efficiëntie van meer dan 80%. Op het moment dat er sprake is van overtollige energieproductie wordt de energie gebruikt om water uit een laag reservoir naar een hoog reservoir te pompen. Zodra de vraag toeneemt, stroomt het water naar een laaggelegen reservoir, waardoor turbines worden aangedreven die energie opwekken. Helaas kan dit principe niet overal worden toegepast vanwege waterschaarste of geografische beperkingen. Als gevolg hiervan is deze mechanische energieopslag van waterkracht tot nu toe beperkt tot 10 landen.

Afbeelding 2: Aandeel van de wereldwijde capaciteit voor hernieuwbare energie per technologie

Concrete oplossing voor opslag alternatieve energie

De Zwitserse startup Energy Vault heeft een oplossing ontwikkeld waarmee betonblokken worden gestapeld in plaats van water. Overtollige energie drijft een kraan aan die betonblokken op elkaar stapelt, waardoor het potentiële energieniveau toeneemt. Zodra de energiebehoefte stijgt, laadt de kraan de blokken uit, waarbij de zwaartekracht wordt gebruikt om het energiepotentieel om te zetten in kinetische energie, die op zijn beurt een generator aandrijft die elektriciteit produceert. Met een omzettingspercentage van ongeveer 85% (li-ionenbatterijen halen 90%) en het voordeel dat beton veel dichter is dan water – en dus meer energie per volume-eenheid opslaat – zou dit concept kunnen uitgroeien tot een levensvatbare oplossing voor grootschalige energieopslag in gebieden waar mechanische opslag van waterkracht niet realiseerbaar is.

Andere vormen van energieopslag ontwikkelen zich verder en worden meer en meer toegepast, met name gedistribueerde opslag in eigen huis en zelfs elektrische auto’s die als huisaccu’s worden gebruikt. Aangezien de opslagkosten voor de meeste technieken voortdurend dalen, wordt verwacht dat gedecentraliseerde opslag economisch steeds aantrekkelijker zal worden. Het stapelen van betonblokken zal dan ook zeker niet de enige oplossing zijn voor de opslag van alternatieve energie. Maar energieopslag voor zowel groot als kleinschalig gebruik zijn de wel een voorwaarde voor een succesvolle implementatie van alternatieve energiebronnen.

_________________________________________

Waar liggen breuklijnen voor volgende crisis?

Door Keith Wade, hoofdeconoom bij Schroders

25/9/2018

Tien jaar na de financiële crisis lijkt de wereld veiliger dan daarvoor. Banken zijn beter gekapitaliseerd en strikter gereguleerd, de volatiliteit in de financiële markten is laag en de centrale banken bouwen het zeer ruime beleid af. In aanloop naar de wereldwijde financiële crisis waren er onevenwichtigheden in de wereldeconomie. Hoe zit dat nu? Keith Wade, hoofdeconoom bij Schroders, analyseert waar nu de breuklijnen liggen en waar in de toekomst stress zich kan opbouwen.

Onbalans in de wereldeconomie

In de jaren voorafgaand aan de financiële crisis van 2008 verhoogden veel opkomende economieën hun besparingen, na een reeks crises in 1997-98. Hierdoor ontstond een overschot aan spaargeld ten opzichte van investeringen. Dat weerspiegelde zich in het groeiende overschot op de lopende rekeningen van de opkomende markten. Veel van dit overtollige kapitaal werd opgebouwd in de deviezenreserves van Aziatische economieën die zichzelf wilden beschermen tegen een toekomstige valutacrisis, of in het geval van China om een buffer tegen mogelijke wisselkoerswaardering op te bouwen. Die deviezenreserves trokken vervolgens richting de VS en andere ontwikkelde economieën zoals het VK, waar ze de waarderingen van activa verhoogden, kapitaalinvesteringen lieten toenemen en binnenlandse besparingen verminderden.

Zo kon in de aanloop naar de financiële crisis geld stromen van de armere opkomende economieën richting de rijkere ontwikkelde economieën. In de VS liep het tekort op de lopende rekening op en in de opkomende markten nam het overschot toe. Een groot deel van het overtollige kapitaal dat door de overvloed werd gecreëerd, kwam terecht in de banksystemen van de ontwikkelde markten, met name de VS en het VK, waar het op steeds gemakkelijkere voorwaarden in de economie werd geïntroduceerd via een explosie van subprime-hypotheken waardoor huishoudens en bedrijven flinke schulden konden aangaan.

De ontwikkelde economieën konden de toename van het kapitaal uit de opkomende wereld niet effectief verwerken, wat resulteerde in een grote misallocatie van kapitaal. Het epicentrum was te vinden in de VS en het VK, waar makkelijke hypotheekfinanciering de huizenprijzen deed stijgen. Het daaropvolgende uiteenspatten van de huizenbubbel ondermijnde vervolgens het vertrouwen in de Amerikaanse en Britse banken en had een systemisch effect op een groot deel van het wereldwijde financiële systeem. De kapitaalstromen in het bancaire systeem kwamen acuut tot een halt.

Significante verschuivingen

Na de financiële crisis zijn de rollen in de afgelopen tien jaar behoorlijk omgedraaid. Op basis van IMF-gegevens is het overschot op de lopende rekening van de opkomende markten verdwenen, terwijl de ontwikkelde landen zijn overgestapt van een tekort naar een overschot. De kloof tussen de twee is aanzienlijk kleiner geworden: Het gat verkleinde  USD 1200 miljard in 2008 naar 400 miljard in 2017.

Afbeelding: De onbalans in de wereldeconomie is na de financiële crisis afgenomen.

De eurozone kende in 2007 een tekort op de lopende rekening, maar heeft tien jaar later een overschot. De omslag werd gedreven door Italië en Spanje. Duitsland heeft al die jaren een overschot gekend. De VS verkleinde zijn tekort in deze tien jaar met 245 miljard dollar tot 466 miljard. De opkomende markten zagen juist een omslag van een overschot naar een tekort, aangevoerd door China en de olieproducerende landen.

De zwakke punten van de huidige wereldeconomie

De onbalans in de wereldeconomie is nu beduidend lager dan tien jaar geleden. Toch ziet Wade een aantal gebieden waar in de toekomst spanning kan ontstaan.

  1. De opkomende markten zijn kwetsbaar

De opkomende markten zijn meer afhankelijk van externe financiering. Daarmee zijn ze kwetsbaar voor druk op de valuta en de reserves als de Fed de rente verhoogt of de liquiditeit beperkt.

  1. Het tekort op de lopende rekening van de VS blijft bestaan

De Verenigde Staten hebben het tekort op de lopende rekening het laatste decennium verkleind. Maar door het ruimhartige begrotingsbeleid van Trump en het daaropvolgende groeiende begrotingstekort vergroot het land het tekort op de lopende rekening verder. Mogelijk keert het dubbele tekort in de begroting en op de handelsbalans terug.

De robuuste Amerikaanse economie en de stijgende rente zorgen voor weinig problemen in de financiering van het huidige tekort, zoals te merken is aan de sterke dollar. Maar als elders het beleid normaliseert, worden Amerikaanse assets minder aantrekkelijk en moet de financiering tegen minder gunstige voorwaarden gebeuren.

  1. Aansterking van de euro lijkt onvermijdelijk

De grootste onbalans is momenteel te vinden tussen de eurozone en de rest van de wereld. De eurozone speelt nu min of meer dezelfde rol als China en de opkomende markten voorafgaand aan de financiële crisis. Het ultra ruime beleid van de ECB zorgt ervoor dat beleggers rendement in andere munten zoeken en de euro verlaten. Dat verklaart de zwakte van de euro.

De zwakke euro is een belangrijk middel in de strijd tegen deflatie in de eurozone. Maar het is een onmogelijke opgave om een munt zwak te houden bij een economie met een tekort op de lopende rekening. Het lukt Mario Draghi alleen door een ultra ruim beleid. De opwaartse druk op de munt is er altijd. Als de ECB de grip verliest, dan kan dat een uitdaging vormen voor de eurozone, die nog steeds worstelt om een duurzaam inflatiepeil rond de 2% te creëren en uitdagingen kent qua groei en schuldpositie in de landen in de periferie.

Stress concentreert zich rond de eurozone

De afname van het onevenwicht is geruststellend voor de wereldeconomie en toekomstige groei. Met name de wereldeconomie is niet langer afhankelijk van de recyclage van het Chinese overschot naar de VS. De keerzijde is dat China en de opkomende markten kwetsbaarder zijn geworden voor strakkere mondiale liquiditeitsvoorwaarden.

Als Wade kijkt waar de breuklijnen liggen die een volgende crisis kunnen veroorzaken, dan concentreert hij zich op de eurozone die momenteel een overschot op de lopende rekening weet te combineren met een zwakke munt door een buitengewoon ruim monetair beleid.

In een perfecte wereld zou het herstel van de eurozone gepaard gaan met hogere rentetarieven en een stabiele munt. In de praktijk kan dit een grote uitdaging worden. De ECB probeert het beleid te wijzigen zonder een aanzienlijke appreciatie van de euro en het daaropvolgende risico van ontsporing in de regio. Het gevaar bestaat dat, net als Japan eerder, de eurozone voor onbepaalde tijd gevangen zal blijven zitten in een zeer soepel monetair beleid.
De volledige tekst leest u in Ten years on from the crisis, where might the future fault lines lie?, door Keith Wade, hoofdeconoom bij Schroders.

_____________________________________________

De rol van de dollar in de wereldhandel is vele malen groter dan beleggers denken

Door Craig Botham, econoom opkomende markten bij Schroders

13/8/2018

Algemeen wordt aangenomen dat een sterke dollar slecht is voor opkomende markten. De traditionele redenen hiervoor, zoals de risicobereidheid van beleggers of de op dat moment geldende financiële omstandigheden, worden echter steeds vaker betwijfeld. Er zijn namelijk meer aanwijzingen dat het eigenlijk de rol van de dollar als dominante “facturatievaluta” in de wereldhandel is die de impact van de dollar op de opkomende markten verklaart.

Dollar als facturatievaluta

Uit recent wetenschappelijk onderzoek (Gopinath, 2015) blijkt dat veel exporteurs ervoor kiezen om de prijzen van hun producten in de valuta van een derde land vast te stellen. Dat wil zeggen dat ze de prijs bepalen in een valuta die noch zij, noch hun handelspartner gebruiken. Hiervoor wordt de dollar verreweg het meest gebruikt. De dominantie van de dollar als derde valuta land gaat verder dan de dominantie van de VS in de wereldwijde vraag. volgens Gopinath is de facturatie in dollars 4,7 keer zo hoog als het aandeel van de VS in de wereldwijde invoer. Het vergelijkbare cijfer voor de euro is slechts 1,2 keer.

Deze dominantie beperkt zich ook niet tot de opkomende markten: Japan, Frankrijk en andere ontwikkelde markten factureren ook veel in dollars. Opvallend is dat Gopinath ontdekte dat voor veel landen het aandeel van hun eigen munt in hun eigen handel dicht bij nul ligt. Simpel gezegd, landen handelen met elkaar met dollars als facturatievaluta, zelfs als geen van beide landen de dollar als binnenlands ruilmiddel gebruikt.

Volgens deze interpretatie vermindert een sterkere dollar de wereldwijde importvraag omdat simultaan de importprijzen voor alle landen worden verhoogd behalve de VS. Tegelijkertijd verhoogt een sterkere dollar de kredietkosten, met name in economieën waar in dollars luidende schulden overheersen. Een sterkere dollar is daarom een duidelijke tegenwind voor de groei van opkomende markten, die inflatoire druk genereert, ongeacht wat de handelsgewogen wisselkoersen kunnen doen. Het betekent ook dat centrale banken een goede reden hebben om de depreciatie van hun valuta’s ten opzichte van de dollar tegen te gaan, aangezien dit weinig voordelen biedt voor de export en tegelijkertijd een hogere inflatie genereert.

Consequenties voor beleggers

Beleggers kunnen hieruit lessen trekken. Een daarvan is dat beleggers zich, in het geval van opkomende markten, misschien beter kunnen focussen op de koers van de lokale valuta ten opzichte van de dollar in plaats van op de handelsgewogen wisselkoers bij het waarderen van de lokale valuta om te bepalen of een valutakoerscorrectie externe onevenwichtigheden zal corrigeren en om inflatoire effecten te beoordelen. Vertrouwen op koopkrachtpariteit, reële effectieve wisselkoersen en andere “fair value” maatstaven zullen minder stevige conclusies voor beleggers opleveren.

Mogelijk moet ook de gedachte over hoe centrale banken in opkomende markten moeten reageren, worden bijgesteld. Hun aandacht zou meer naar monetaire stabiliteit kunnen uitgaan dan naar inflatie en groei. Een sterke dollar kan leiden tot meer aanscherping van het monetaire beleid dan normaal verwacht mag worden. Dit heeft met name gevolgen voor obligatie- en valutabeleggers, maar mag ook niet worden genegeerd door aandelenbeleggers in opkomende markten, gezien de rol die monetaire voorwaarden spelen op aandelenmarkten.

Deze nieuwe theorie over de dollar als “facturatievaluta” vormt een uitdaging voor de manier waarop economen en markten tot nu toe over valuta’s hebben nagedacht en heeft een forse impact op economische en financiële variabelen. Hiermee wordt een vollediger beeld verschaft over waarom de dollar zo belangrijk is voor opkomende markten, en waarom de dollar een grotere invloed heeft op de wereldhandel en de inflatie dan algemeen wordt verondersteld. Voor beleggers heeft dit belangrijke gevolgen voor beleggingen in alle opkomende markten beleggingscategorieën.

Lees meer in “Why investors are wrong about the role of the dollar”, van Craig Botham, econoom opkomende markten bij Schroders.

_____________________________________________

Belgen onderschatten de kosten van levensonderhoud na pensionering

10/7/2018

Niet-gepensioneerde Belgen verwachten gemiddeld 34% van hun pensioeninkomen aan levensonderhoud[1]uit te geven, maar in werkelijkheid zijn gepensioneerden daar gemiddeld 50% aan kwijt.

Volgens de Global Investor Study 2018 van Schroders bestaat er een flinke kloof tussen enerzijds de verwachtingen die mensen hebben over hun financiële situatie na pensionering en anderzijds de werkelijkheid.

In verhouding tot hun laatste salaris hebben Belgische gepensioneerden een lager inkomen (gemiddeld 54%) dan mensen die de pensioenleeftijd naderen denken nodig te hebben om comfortabel te leven (gemiddeld 75%).

Uit het onderzoek – waarin meer dan 22.000 mensen uit 30 landen werden ondervraagd[2]– blijkt dat 30% van de Belgische gepensioneerden denkt niet voldoende inkomen te hebben om comfortabel te leven; in heel Europa is dat 14% en wereldwijd 15%.

Fig. 1 Verwachte verdeling van de uitgaven (niet-gepensioneerden)
Gestelde vraag: Als u denkt aan uw jaarinkomen in de actieve jaren van uw gepensioneerde leven (het bedrag dat u jaarlijks ontvangt), hoeveel procent daarvan verwacht u dan ongeveer uit te geven aan elk van de volgende bestemmingen?

Fig. 2 Werkelijke verdeling van de uitgaven (gepensioneerden)
Gestelde vraag: Als u denkt aan uw jaarinkomen in de actieve jaren van uw gepensioneerde leven (het bedrag dat u jaarlijks ontvangt), hoeveel procent daarvan geeft u dan ongeveer uit aan elk van de volgende bestemmingen?

 

37% van de Belgische gepensioneerden gaf aan dat ze wel wat meer inkomen zouden kunnen gebruiken, terwijl 33% verklaarde dat ze voldoende inkomen hebben om comfortabel te leven.

Ook Belgen die de pensioenleeftijd naderen, de 55-plussers, verwachten vaak te veel van hun pensioeninkomen en kunnen daardoor straks voor een onaangename verrassing komen te staan. Zij voorspelden dat ze gemiddeld 75% van hun huidige salaris of inkomen nodig zouden hebben om na hun pensioen comfortabel te leven.

Gemiddeld percentage nodig om

na pensioen comfortabel te leven:

België Europa Wereldwijd
Alle niet-gepensioneerden & 55+ 75,1% (n=97) 72,4% (n=1.465) 73,9% (n=2.947)
Gemiddeld percentage van het laatste salaris in werkelijkheid ontvangen als pensioen

Alle gepensioneerden & 55+

54,1% (n=114) 63,0% (n=1.382) 60,8% (n=2.820)


Fig. 3 Pensioeninkomen (gevraagd aan 55+-ers)
Gestelde vragen: Hoeveel jaarlijks inkomen denkt u na pensionering nodig te hebben om comfortabel te leven, als percentage van uw huidige salaris of inkomen?
Hoeveel jaarinkomen ontvangt u sinds uw pensionering, als percentage van uw laatste salaris?

In werkelijkheid bedraagt het jaarinkomen van Belgische gepensioneerden gemiddeld 54% van hun laatste salaris, tegen 61% wereldwijd. Wereldwijd werd het kleinste verschil gemeten voor Europa als geheel: Europese gepensioneerden ontvangen gemiddeld 63% van hun laatste salaris, terwijl degenen die de pensioenleeftijd naderen verwachten 72% nodig te hebben. Dit betekent dat Belgische gepensioneerden gemiddeld 9% minder pensioeninkomen hebben dan andere Europeanen, vergeleken met hun laatst verdiende jaarsalaris.

Opmerkelijk daarbij is dat Belgische gepensioneerden vaak doorgaan met beleggen: zij gebruiken gemiddeld 23% van hun totaal opgebouwde pensioenvermogen[3]om te beleggen, tegen 19% wereldwijd en 18% in Europa. Dit kan erop wijzen dat hun uiteindelijke inkomen niet voldoende is.

In tegenstelling daarmee verwachten Belgen die nog niet gepensioneerd zijn 8% van hun opgebouwde pensioenvermogen te beleggen.

Niet-gepensioneerden in Azië hadden de meest realistische verwachtingen over het deel van hun pensioeninkomen dat ze waarschijnlijk kwijt zullen zijn aan levensonderhoud. Zij schatten dit op 32%; de resultaten in Europa (gemiddeld 35%) en België (gemiddeld34% zijn vergelijkbaar. Gepensioneerden in Azië geven in werkelijkheid maar een beetje meer uit dan verwacht : gemiddeld 38%. Ter vergelijking : Europese en Belgische gepensioneerden geven in werkelijkheid 50% uit aan levensonderhoud.

Er bestaat een reëel risico dat mensen onderschatten hoeveel van hun pensioeninkomen ze nodig zullen hebben voor de kosten van levensonderhoud en hoeveel geld ze nodig hebben om na hun pensioen comfortabel te leven, zeker nu de rendementen op spaargeld en beleggingen zo laag zijn en de inflatie oploopt.

Er is geen toverformule. Om te voorkomen dat ze na hun pensioen krap bij kas komen te zitten, zullen mensen de noodzaak moeten erkennen om zo jong mogelijk te beginnen zo veel mogelijk te sparen.

Wie tot zijn vijftigste of zestigste wacht, is waarschijnlijk te laat om het spaartekort aan te vullen.

Uit het onderzoek blijkt dat gepensioneerden doorgaan met beleggen, en vaak meer dan ze van te voren hadden verwacht. Dat komt misschien doordat ze te weinig pensioeninkomen hebben.

Het volledige verslag van de Schroders Global Investor Study 2018, Sparen voor een comfortabel pensioen”,kunt u vinden op www.schroders.be/gisnl.

[1]Dagelijkse uitgaven zoals voeding, kleding en huur/hypotheek.

[2]In opdracht van Schroders voerde Research Plus Ltd in april 2018 een onafhankelijk online onderzoek uit onder meer dan 20.000 mensen die beleggen uit 30 landen in alle delen van de wereld waaronder Australië, Brazilië, Canada, China, Duitsland, Frankrijk, India, Italië, Japan, Nederland, België, Spanje, het VK en de VS. “Mensen” wordt in dit onderzoek gedefinieerd als mensen die de komende 12 maanden minstens €10.000 (of het equivalent daarvan) willen beleggen en die de laatste 10 jaar veranderingen in hun beleggingen hebben aangebracht

[3]Alle soorten spaargeld die bedoeld zijn om pensioeninkomen te genereren, bv. bedrijfspensioenfonds, staatspensioenfonds, persoonlijk pensioen, ander spaar- en beleggingsvormen, kapitaal vrijmaken uit huis, geld/toelage van familie, erfenis

______________________________________________________________

Defensieve en cyclische aandelen : defensieve zijn niet zonder risico!

Door Andrew Evans, fondsbeheerder bij Schroders.

4/6/2018

Veel beleggers worden aangetrokken door de gepercipieerde ‘veiligheid’ van bepaalde bedrijfssectoren. Maar ‘veiligheid’ komt voort uit de prijs die je betaalt voor een aandeel, niet uit de onderliggende dynamiek van het bedrijf.

Defensieve aandelen

Aandelenbeleggers groeperen ondernemingen in sectoren om hun prestaties op verschillende momenten in de economische cyclus te meten. Zo vallen producenten van voedings- en genotmiddelen onder de categorie basisconsumptiegoederen, een sector die vaak ‘defensief’ wordt genoemd. De reden hiervoor is dat de vraag naar voedsel, sigaretten, enz. in het algemeen stabiel blijft, ongeacht de prestaties van de economie. Daarom houden de inkomsten en winsten van dit soort bedrijven doorgaans goed stand, zelfs als de economie een neergang doormaakt. Als gevolg hiervan worden deze defensieve bedrijven vaak gezien als veilige, betrouwbare investeringen.

Cyclische aandelen

Hiertegenover staan de ‘cyclische’ sectoren die het best presteren in economisch goede tijden, maar de vraag zien teruglopen wanneer de economie vertraagt. Auto- en detailhandelsbedrijven zijn klassieke cyclische consumentensectoren, omdat mensen meer besteden als ze vertrouwen hebben in de economische vooruitzichten. Industriële aandelen vallen in dezelfde categorie omdat bedrijven meer investeren wanneer ze een stijging van de vraag verwachten. De inkomsten en winsten, en dus de aandelenkoersen, van deze cyclische bedrijven kunnen echter volatiel zijn, omdat de vraag fluctueert met de prestaties van de economie in het algemeen.

Wat betekent risico eigenlijk?

De fout die veel beleggers maken, is dat ze dagelijkse volatiliteit van de aandelenkoers gelijkstellen aan risico. Risico betekent in beleggingsopzicht het risico van permanent kapitaalverlies. Uit onderzoek blijkt dat de prijs die een belegger betaalt, de belangrijkste bepalende factor is voor het rendement dat hij behaalt. Het meest kritieke risico is daarom in de eerste plaats het gevaar dat er te veel betaald wordt voor een belegging.

Natuurlijk zijn sommige aandelen goedkoop om verschillende redenen. Het is moeilijk om een onderscheid te maken tussen deze aandelen en aandelen die goedkoop zijn, maar ruimte hebben voor herstel. Hier komen de voordelen van actief stockpicking om de hoek kijken. Actieve beleggers die bereid zijn om research te doen, zijn in staat om bedrijven te vinden die tegen aantrekkelijke prijzen verhandeld worden en voldoende balanskracht hebben om moeilijke periodes te doorstaan.

Dit wil niet zeggen dat een hoger rendement gegarandeerd is als een belegger in goedkopere bedrijven stapt. Er zijn geen garanties bij aandelen. Hun waarde kan volatiel zijn en beleggers kunnen de oorspronkelijk geïnvesteerde bedragen niet terugkrijgen. Het kan enige tijd en veel geduld vergen voordat de markt een aandeel op zijn werkelijke waarde schat. Dat is ook de reden waarom beleggen in aandelen het beste past bij beleggers met een langetermijnhorizon.

‘Total income’-benadering

Voor beleggers die op zoek zijn naar inkomsten, zijn de consistente dividenden die worden aangeboden door gezondheidszorg-, voedsel- en drankenbedrijven aantrekkelijk. Als beleggers echter een te hoge prijs betalen voor dergelijke aandelen, kunnen ze vermogensgroei missen of zelfs verlies lijden.

Een manier om dit risico te beperken, is te kiezen voor een ‘total income’-benadering. Hierbij wordt zowel rekening gehouden met de prijs die voor een aandeel is betaald, als met het dividend. Beleggers die een dergelijke strategie volgen, zullen niet alleen aandacht besteden aan het huidige dividend van een aandeel, maar ook aan zijn potentieel om dat dividend te laten groeien. In sommige gevallen kunnen zij zelfs aandelen bezitten die op dit moment geen dividend uitkeren, maar dat naar verwachting in de toekomst wel zullen doen.

Een dergelijke aanpak heeft misschien geen toegang tot het hoogste dividend op een specifiek moment, maar biedt wel zicht op een potentiële vermogensgroei en op dividendinkomsten.

Lees ook:

Wat is het verschil tussen cyclische en defensieve effecten?

______________________________________________________________

Waarom komen er niet genoeg nieuwe bedrijven naar de beurs?

Door Schroders

3/5/2018

We nemen de aandelenmarkten als een gegeven. Zelden doen beleggers een stap terug om ze van een afstand te bekijken en zich af te vragen wat de bestaansreden van aandelenmarkten is. Publieke markten fungeren om bedrijven van kapitaal te voorzien voor de financiering van toekomstige groei. Zo was het, maar nu niet meer.

Eenvoudiger alternatieven voor financiering

Het aantal beursgenoteerde bedrijven daalt in de VS , het VK en West-Europa. De behoefte aan het maken van een beursgang neemt af en het aantal bedrijven dat van de beurs af gaat, neemt toe, voornamelijk door fusies en overnames. Toch is dit geen teken dat de ondernemingszin tanende is. Nieuwe bedrijven worden in grote aantallen opgericht, maar alleen kiezen ze vaker voor een andere manier van financiering. Goedkope kredieten en een betere toegang tot private equity eisen hun marktaandeel op. De bedrijven schrikken terug voor de kosten en hectiek van een publieke notering. De financiering kan goedkoper en eenvoudiger, zonder alle regels die bij een beursnotering horen. Het gevolg is dat de beurzen bevolkt worden door meer volwassen bedrijven. De beleggers dreigen daardoor de sterke groeifase van een relatief jong bedrijf te missen.

Opkomende markten zijn de uitzondering

Het bovenstaande geldt niet voor alle aandelenmarkten. Sommige aandelenmarkten zijn juist zeer succesvol. De opkomende markten hebben het veel beter gedaan dan ontwikkelde markten, dankzij het groeiende aantal beursnoteringen in opkomende markten in Azië en Europa. China staat bovenaan. Ook de aandelenmarkten in ontwikkelde Aziatische landen zijn gegroeid. Op deze markten lijken de baten nog steeds groter te zijn dan de kosten.

Meer aandelenemissies dan beursgangen

Ook al doen de aandelenmarkten niet meer op grote schaal datgene waarvoor zij in de eerste plaats in het leven waren geroepen, daarmee is niet gezegd dat zij geen andere belangrijke functies hebben. Zo bestaat er de mogelijkheid voor beursgenoteerde bedrijven om nieuw kapitaal op te halen. Sinds 2001 is het aantal aandelenemissies van beursgenoteerde bedrijven in de VS viermaal zo hoog als het aantal beursgangen. Hetzelfde patroon is ook elders zichtbaar, zelfs in China dat toch bekend staat om zijn grote hoeveelheid beursgangen.

Aandelenmarkt versus schuldenmarkt

De afnemende belangstelling voor een beursnotering heeft gevolgen. De vereisten voor een beursnotering verhogen de norm voor corporate governance. Ook zorgen de markten dankzij actieve beleggers voor een efficiënte kapitaalallocatie. Bedrijven in problemen worden op een transparante manier afgewaardeerd. Dit proces van creatieve destructie is essentieel voor een gezond functionerende economie. De schuldenmarkten daarentegen spelen een contrasterende rol. De verleiding is groot om de schuldvoorwaarden op te rekken om verliezen te verdoezelen.

Er is nog een reden waarom de verminderde aantrekkelijkheid van een beursnotering van belang is, namelijk de negatieve impact op spaarders. De publieke markten zijn een goedkope en toegankelijke manier voor spaarders om te profiteren van de groei van de bedrijvensector. Als kwaliteitsbedrijven geen beursnotering nastreven, bestaat het gevaar dat de kwaliteit van de aandelenmarkten afneemt en dus de rendementen op aandelen lager uitkomen in vergelijking met private equity markten. Daar zijn spaarders de dupe van.

Omarm publieke en private markt

De beleggers moeten hun scope verbreden en ook private equity omarmen. Een meer holistische benadering van publieke en private markten lijkt vandaag de dag meer aangewezen.

De volledige tekst leest u in What is the point of the equity market?, door Duncan Lamont, hoofd research bij Schroders. http://www.schroders.com/en/uk/adviser/insights/markets/what-is-the-point-of-the-equity-market/

_____________________________________________

Minder suiker in het eten : wat zijn de gevolgen voor uw beleggingsportefeuille ?

Door Elly Irving, ESG analist bij Schroders

9 april 2018

Suiker zou ‘Big Food’  in de volgende ‘Big Tobacco’ kunnen veranderen. De voedings- en drankenindustrie heeft grote veranderingen ondergaan en de vraag is hoe beleggers hiermee rekening kunnen houden bij de samenstelling van hun beleggingsportefeuille.

Drie katalysatoren verklaren het veranderde bedrijfsklimaat voor voedsel- en drankenproducenten:

  1. Groeiend bewustzijn bij stakeholders

Media, consumenten en regelgevers hebben steeds meer aandacht voor de rol van suiker in voeding. De regelgeving op het gebied van reclame en etikettering werd uitgebreid en er kwamen vrijwillige richtlijnen voor de vermindering van de suikerconsumptie.

  1. Demografische en gezondheidstrends

De toename van obesitas, diabetes en andere niet-overdraagbare ziektes zet druk op de budgetten voor gezondheidszorg. Volgens de WHO is obesitas wereldwijd sinds 1980 verdubbeld. In dezelfde periode is de consumptie van suiker ook toegenomen. De stijgende gezondheidskosten hebben overheden overtuigd om suikerbelastingen in te voeren. Sinds 2015 zijn er 17 nieuwe suikerbelastingen ingevoerd.

  1. Onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek verhoogt kans op juridische processen

Het wetenschappelijk onderzoek naar de gevolgen van de consumptie van suiker voor de gezondheid neemt toe. Daarmee groeit ook de kans op een gerechtelijke vervolging van de voedings– en drankenproducenten, vooral als het aantal gevallen van obesitas blijft stijgen. Onder druk van Public Health England liggen een aantal voedsel- en drankencategorieën onder het vergrootglas: frisdranken, ontbijtgranen, snoep, yoghurt en ijs. Alleen de frisdranken zijn al goed voor 28% van de dagelijkse suikerconsumptie van kinderen.

Willen voedingsbedrijven overleven, dan moeten ze zich aanpassen aan de veranderende houding bij consumenten. Er zijn vier trends in deze sector:

  1. Fusies en overnames door vraag naar gezondere producten

Grote voedselproducenten trachten via fusies en overnames van kleinere producenten, die beter inspelen op de vraag naar gezondere producten, in dit segment te groeien. Bedrijven die zich niet snel genoeg weten aan te passen, vallen ten prooi aan activistische aandeelhouders.

  1. Aanpassing en innovatie

Grote voedsel- en drankenproducenten passen hun bestaande productaanbod aan, enerzijds om beter te kunnen inspelen op de veranderende vraag van de consument, en anderzijds omwille van de suikerheffingen die hen boven het hoofd hangen. Succes is echter niet gegarandeerd. Een aanpassing van het productaanbod  kan een dure aangelegenheid zijn en zelfs het merk schaden als het niet aan de verwachtingen van de consument voldoet.

  1. Meer promotie

De verschuiving naar gezondere alternatieven leidt tot hogere promotie-uitgaven om de dalende verkopen van ongezonde producten te compenseren. De reclamesector bestrijdt ook de demonisering van suiker door de media, geholpen door de invoering van een suikerbelasting.

  1. Meer transparantie op bedrijfsniveau

De druk op bedrijven in de voedselsector neemt toe om uit te leggen hoe zij reageren op deze trends. De bedrijven voeren voedingsdoelstellingen in. De suikerheffingen krijgen ook meer aandacht in de jaarverslagen.

Wat betekent dit voor uw portefeuille ?

In uw bedrijfs- en sectoranalyse dient u af te wegen hoe bedrijven en sectoren omgaan met de uitdagingen die de suikerconsumptie met zich meebrengt. Dit leidt tot aanpassingen in de samenstelling van de portefeuille om het risico dat een blootstelling aan de voedsel- en drankensector met zich meebrengt, beter te beheersen.

De volledige tekst leest u in Sugar: current state of play, door  Elly Irving, ESG analist bij Schroders, uit het Sustainable Investment Report (annual report 2017).

____________________________________________

Hoe duurzaam zijn Google, Amazon en Facebook?

12/3/2018

Door Katherine Davidson, fondsbeheerder bij Schroders

Door hun enorme omvang, macht en rijkdom trekken Big Tech-bedrijven zoals Google, Amazon of Facebook de aandacht van toezichthouders en regelgevers. Dreigen de internetreuzen te worden gekortwiekt? Vormen zij echt zo’n bedreiging voor de markt en waar liggen op de lange termijn de risico’s voor beleggers in Big Tech.

Het tij keert voor Big Tech

Het voelt alsof het tij begint te keren in de maatschappij tegen Big Tech-bedrijven. Google is door Brussel fors beboet voor machtsmisbruik in de EU en topfunctionarissen uit Silicon Valley verschenen voor de Amerikaanse Senaat en het Britse parlement om verantwoording af te leggen voor het misbruik van hun platforms door extremisten en Russische hackers. De introductie van GDPR-wetgeving (General Data Protection Regulation) in de EU zal de complexiteit en het risico verhogen voor bedrijven die met gebruikersdata werken. Tel daarbij op de zorgen over te hoge aandelenwaarderingen en een paar scherpe dalingen van de Nasdaq-index, en je kunt gerust stellen dat het de afgelopen maanden nagelbijten is geweest voor beleggers met significante posities in FAANG-aandelen (Facebook, Apple, Amazon, Netflix en Google).

Weldoeners, of data-misbruikers?

Wat Big Tech-bedrijven kenmerkt, is het netwerk-effect. De waarde van hun diensten neemt toe naarmate het aantal gebruikers groeit. Social media platforms zijn hiervan een goed voorbeeld. Bij elke nieuwe gebruiker neemt het aantal potentiële verbindingen en de mogelijkheden voor het delen van content toe. Als eenmaal een kritische massa is bereikt, wordt het moeilijk voor concurrenten om gebruikers weg te lokken bij de marktleiders. Dit natuurlijke monopolie maakt beleidsmakers achterdochtig. Maar bekeken door de ogen van anti-kartelwaakhonden, die met een traditionele blik kijken naar prijsvorming en mogelijke benadeling van de consument, is het lastig om Big Tech-bedrijven te beschuldigen van machtsmisbruik.

De meeste online diensten worden gratis door hen aangeboden. De gebruikers van die gratis diensten creëren waarde voor de ondernemingen. Zij maken de gebruikersdata data te gelde door ze te verkopen aan adverteerders. Consumenten beweren in onderzoeken dat hun gegevens niet zomaar voor uiteenlopende diensten mogen worden verhandeld, maar de praktijk wijst anders uit. Onbedachtzaam kruisen gebruikers toestemmingsboxen aan en staan zij liever cookies toe in plaats van hun browse experience te onderbreken. Gegevensinbreuken lijken weinig tot geen invloed te hebben op hun surfgedrag. De GDPR-regelgeving staat gebruikers in theorie toe om hun data niet af te geven, maar in hoeverre is dit mogelijk als zij vervolgens worden afgesneden van gratis diensten?

Er zijn ook geen tekenen dat adverteerders benadeeld worden door een monopoliepositie van de techgiganten. De prijzen om te adverteren op Google worden bepaald door middel van een veiling, dus worden de prijzen op dit gebied niet uitgehold. De prijzen om te adverteren op Facebook worden door Facebook zelf vastgesteld maar de huidige “kosten per duizend vertoningen” (CPM) bedraagt nog steeds slechts rond de 2 US dollar, goedkoper dan bijna alle andere media.

Het business model van Amazon is anders, maar de consument lijkt er geen schade van te ondervinden. Integendeel, door de ontwrichtende impact van Amazon hebben producenten en bedrijfssectoren hun prijzen moeten verlagen en is innovatie erdoor gestimuleerd. Vanuit  een traditioneel perspectief lijkt het er niet op dat de consumenten benadeeld zijn door de dominantie van de techgiganten.

Creatieve destructie

Een andere beschuldiging luidt dat de techbedrijven juist innovatie hinderen door veelbelovende start-ups op te kopen en talent weg te kapen. Maar bedrijven als Google en Amazon zijn zeer innovatief, zorgen voor de opkomst van nieuwe bedrijven en helpen gevestigde bedrijven door te groeien. Net zoals Amazon de retailsector in de 21ste eeuw heeft binnengesleept, zo heeft Google telecombedrijven gestimuleerd de uitrol van breedband te versnellen en de auto-industrie om te investeren in de ontwikkeling van zelfbesturende auto’s.

De kartelwaakhonden hadden kritischer hadden moeten zijn bij de overname van WhatsApp en Instagram door Facebook. Ontwrichtende concurrentie kan niet ontstaan als deze techgiganten mogelijke rivalen mogen opkopen.

Gebruikersmanipulatie

Het gebruik van gebruikersdata maakt doelgerichte benadering van gebruikers op social media mogelijk op een manier die veel effectiever is dan voor mogelijk werd gehouden met conventionele media. Kwaadwillig gebruik van gebruikersdata kan tot manipulatie van gebruikers leiden, door te manipuleren wat gebruikers lezen en zien. Daartegenover staat dat social media juist ook een platform kan zijn voor vrije meningsuiting en de maatschappelijke betrokkenheid kan verhogen.

De vraag is in hoeverre social media platforms gezien moeten worden als platforms of als uitgevers, die verantwoordelijk zijn voor de inhoud op hun platform. Dat zou, gezien de enorme hoeveelheid aan data, een enorme uitdaging vormen. Nu al wordt het equivalent van 65 jaar video dagelijks op YouTube geplaatst. Facebook, en in mindere mate YouTube, vergroten nu al proactief hun kennis van hun content, verbeteren hun kunstmatige intelligentie en huren ‘echte’ mensen in om vals en extremistisch materiaal te identificeren en te verwijderen.

Voordeel van de twijfel

Het is niet zo eenvoudig om uit te rekenen hoeveel sociale waarde Big Tech-bedrijven hebben gecreëerd of vernietigd. Vooralsnog kan men positief blijven, omdat deze bedrijven meer bijdragen aan de maatschappij met hun gratis diensten en innovatie, dan dat zij hun monopoliepositie misbruiken. Maar er liggen risico’s op de loer die op de lange termijn de duurzaamheid van hun businessmodel bedreigen. De belangrijkste risico’s zijn regulering en een omslag bij consumenten.

_____________________________________________

Houdt reflatie aan in 2018 of niet? Drie factoren zijn bepalend

Door Johanna Kyrklund, hoofd multi-asset investments bij Schroders

22 februari 2018

Er zijn drie factoren die bepalen of de reflatoire omstandigheden dit jaar aanhouden:

  • De wereldwijde groei van het BBP zal de komende twee jaar rond de 3% zal blijven. De belastinghervorming in de VS zou voor een grote verrassing kunnen zorgen. Maar men verwacht niet dat de Amerikaanse bedrijven de voordelen van hun belastingverlaging in het geheel zullen besteden.
  • Amerikaanse 10-jaars obligatierente. De waarderingen van Amerikaanse aandelen zijn houdbaar zolang de Amerikaanse 10-jaarsrente niet hoger is dan 3%. Dit vereist dat de inflatie gematigd blijft.
  • De technologische ontwrichting en vergrijzing drukken op de inflatie, men verwacht dat 3% de bovengrens blijft en dat het proces van monetaire normalisatie geleidelijk verloopt. Tegen deze achtergrond remmen de waarderingen de rendementen op de middellange termijn. Maar een periode met lagere rendementen is waarschijnlijker dan een berenmarkt.

Wat kan de spelbreker zijn?

Inflatie kan de spelbreker worden. De wereldhandel trekt aan, waardoor de groei opwaarts kan verrassen en zo de inflatie kan oplopen. De lonen zijn een andere factor. Onderzoek van de Fed wijst uit  dat als de werkloosheid onder een bepaalde drempel daalt, de correlatie tussen werkloosheid en inflatie nieuw leven kan worden ingeblazen en daarmee de inflatie stijgt . Een dergelijk scenario – toenemende wereldhandel en inflatieversnelling –  leidt tot een hogere inflatieverwachting: van 2,3% naar 3%. Dit veroorzaakt volatiliteit op de staatsobligatiemarkten, maar biedt ook kansen in cyclische en door waarde gedreven sectoren van de aandelenmarkten.

Een tegenvallende groei zou verontrustender zijn. De ontwikkelde markten bevinden zich in de expansiefase; de economie groeit en de inflatie stijgt. De volgende fase is die van vertraging en dat is de slechtste fase voor rendementen. De uitdaging is dat een groeivertraging aanvankelijk goed aanvoelt: de productie ligt nog steeds boven de trend en hoewel de groei vertraagt, is deze nog steeds positief. Maar in deze fase zijn de rendementsverwachtingen en de waarderingen van aandelen aan de hoge kant, met de kans op een teleurstelling en negatief rendement. Vooralsnog staan de seinen op groen maar de volgende drie trends moet men in de gaten houden:

  • De VS en China reduceren de liquiditeit. Normalisatie heeft altijd het risico dat te snel verkrapt wordt.
  • De rendementscurves vlakken af. De obligatiemarkten prijzen een tragere groei in. Dat staat enigszins op gespannen voet met het optimisme op de aandelenmarkten.
  • Schroders verwacht dat de dollar zwak blijft als de rest van de wereld aanhaakt op de Amerikaanse economische groei. Indien de dollar sterker wordt, dan drukt dat op de Chinese groei en verkrapt de liquiditeit.

We kunnen dus op reflatoire omstandigheden rekenen, waarbij activa uit de opkomende markten relatief goedkoop lijken. Later in 2018 nemen de zorgen toe over een gesynchroniseerde verkrapping van de liquiditeit. De grootste verrassing zou zijn als aan het einde van dit jaar de staatsobligatierente lager koerst dan nu.

_____________________________________________

Wat zijn de vooruitzichten voor grondstoffen en goud in 2018 ?

Door Mark Lacey, specialist in energie en edelmetalen bij Schroders

12/1/2018

Als de wereldwijde inflatie aantrekt, dan is de tijd aangebroken om de blootstelling te verhogen aan grondstoffen, schrijft, in een commodities outlook voor 2018. Een sterke US dollar pakte negatief uit voor grondstoffen tijdens de berenmarkt die in 2016 eindigde. De depreciatie van de US dollar in 2017 lijkt het begin te zijn van een nieuwe berenmarkt voor de US dollar. Een zwakkere US dollar zal in 2018 een positieve factor zijn op de grondstoffenmarkten.

Vooruitzichten per categorie:

  • De outlook voor olie en energie in het algemeen is verbeterd. De belangrijkste risico’s zijn nu opwaarts. De productie blijft in een aantal landen achter, terwijl wereldwijd de consumptie hoog blijft. De olievoorraden zullen in 2018 scherp dalen. De prijzen voor aardgas zullen ook stijgen in 2018. De markt voor Amerikaans aardgas kent een te laag aanbod, terwijl de vraag structureel groeit. Een prijsstijging kan dus niet uitblijven.
  • De fundamentals van een aantal belangrijke agrarische grondstoffen verbeteren in 2018. De tarwemarkten lijken te hebben gebodemd en veel soft commodities krijgen steun van structurele groei van de vraag op de lange termijn.
  • De vooruitzichten zijn positief voor basismetalen zoals aluminium en nikkel, waar een mogelijke impact van het aanbod het grootst is. Koper en ijzererts zijn het meest gevoelig voor een potentiële daling van de vraag in 2018.
  • Edelmetalen kunnen profiteren, als de euforie over de aandelenmarkten in 2018 wegebt. De waarderingen van de aandelenmarkten zijn hoog. Bij toenemende geopolitieke spanningen en meer volatiliteit op de financiële markten profiteren goud en zilver doorgaans. In beide edelmetalen zijn de beleggers onderwogen, ondanks solide rendementen in 2016 en 2017. Vanwege hun lage waardering kunnen de goudaandelen op de langere termijn beter presteren dan het edelmetaal zelf.

Verwachtingen gunstig voor energie en goud

De prestaties van energiegerelateerde aandelen zijn sterk achtergebleven, ondanks de verbetering van de fundamentals van grondstoffen. De teleurstelling van beleggers over slechte en zelfs negatieve rendementen en de aanhoudende kapitaalvernietiging hebben ertoe geleid dat de beleggers grondstoffenaandelen mijden. Zij wachten het moment af waarop grondstoffengerelateerde bedrijven, en met name energiebedrijven, een passend rendement laten zien en een consistente vrije kasstroom genereren. Zodra beleggers er vertrouwen in hebben dat de obsessie met ‘groei’ tot het verleden behoort, zou er opnieuw kapitaal naar de sector moeten vloeien. Energie en edelmetalen zullen aan aantrekkingskracht winnen in 2018.

Zeldzaam goedkoop

De waarderingen van grondstoffengerelateerde aandelen zijn zelden zo (relatief) goedkoop geweest als nu. Veel bedrijven met name in de energie- en edelmetalensector zijn in 2018 aantrekkelijk om in te beleggen, dankzij hun focus op vrije kasstroom, versterking van de balans en kapitaalrendement. De stijgende grondstoffenprijzen en goedkope waarderingen bieden beleggers een aantrekkelijke kans om de risico’s te spreiden en bescherming tegen inflatie te verkrijgen.

_____________________________________________

Outlook 2018: Welke groei en inflatie ?

Keith Wade, hoofdeconoom bij Schroders

11/12/2017

De wereldeconomie groeit op het hoogste tempo sinds 2011 en die opleving verloopt in toenemende mate wereldwijd synchroon. Reden genoeg om de wereldwijde groeiverwachtingen naar boven bij te stellen tot 3,2% in 2018. Na die piek zakt de groei af tot 3% in 2019.

Verliest Goudlokje-scenario zijn glans?
De grote vraag is of de robuuste opleving ook de inflatie zal aanjagen en dus een krapper monetair beleid met zich meebrengt. Tot nu heeft de versnelling in activiteit nog niet geleid tot een hogere inflatie, maar het is de vraag of het Goudlokje-scenario – waar een hogere groei gepaard gaat met een lage inflatie – blijft bestaan.

De wereldwijde economische opleving betreft zowel de ontwikkelde als de opkomende economieën. De groeiverwachting voor 2018  voor de Amerikaanse economie is verhoogd van 2% naar 2,5%, voor de eurozone van 2% naar 2,3% en voor Japan van 1,5% naar 1,8% (voorheen 1,5%). De groeiprognose voor opkomende markten is bijgesteld naar 4,9% (was 4,8%).

De inflatieverwachtingen voor 2018 zijn daardoor licht verhoogd naar 2,3%, veroorzaakt door hogere olie- en grondstoffenprijzen en door een stijging van de producentenprijzen. Cyclische krachten stuwen de inflatie in de VS weer richting de 2% stuwen. De vertraging tussen groei en inflatie is aanzienlijk en de opleving van de economische activiteit in 2017 steunt een versnelling van de inflatie in 2018. Daarom ebben de Goudlokje-omstandigheden weg en komt de wereldeconomie in een situatie van sterkere groei, maar ook hoger dan verwachte inflatie.

Monetair beleid kantelt naar verkrapping

Dit betekent dat het monetaire beleid kan verkrappen. In de VS voorspelt Wade drie renteverhogingen in 2018 na een rentestap deze maand. De beleidsrente staat eind 2017 op 1,5% en eind 2018 op 2,25% om in 2019 nog een laatste keer verhoogd te worden tot 2,5%.

De ECB zal een krapper beleid voeren dan de meeste mensen verwachten. Groei en inflatie zullen robuust genoeg zijn om het beleid van kwantitatieve verruiming al in september 2018 te beëindigen. In 2019 is dan een eerste renteverhoging in Europa te verwachten.

De Japanse centrale bank staat ook voor een beleidsverandering. De Bank of Japan zal de doelstelling voor de tienjaarsrente verhogen als gevolg van een robuuste economische groei. Het is een gematigde stap, maar deze zal door de markten wel ervaren worden als een kantelpunt richting een krapper beleid.

Reflatiescenario’s

Het reflatiescenario, ‘global trade boom’, resulteert in een sterkere groei en inflatie. De opleving zal leiden tot een verhoging van de grondstoffenprijzen. Het ‘American fiscal reflation’-scenario voorziet in een budgettaire impuls met forse belastingverlagingen en hogere infrastructuuruitgaven, waardoor de inflatie stijgt. De effecten van het ‘American fiscal reflation’-scenario doen zich vooral in de VS voor.

Een sterkere economische activiteit is ook een kenmerk van het ‘productivity revival’-scenario, hoewel hierbij de inflatie niet versnelt omdat de extra groei wordt opgevangen door een hogere productiviteit. Er zijn de laatste tijd bemoedigende tekenen dat de productiviteit in de VS verbetert en dit scenario gaat ervan uit dat het in de prognoseperiode doorzet.

Risico’s: deflatie en stagflatie

Twee scenario’s kunnen de wereldeconomie in een deflationaire richting kunnen brengen: ‘secular stagnation’ en ‘bond yields surge’. In het eerste scenario neemt de huidige cyclische opleving af en valt de wereldeconomie terug in een zwakke deflatoire trend. Hoewel dit onwaarschijnlijk lijkt, is het belangrijk om te beseffen dat er nog wel nog altijd sprake is van aanzienlijke structurele tegenwind voor de wereldwijde economische groei (bijvoorbeeld hoge schuldniveaus en verslechterde demografische gegevens). Het ‘bond yields surge’-scenario ziet een scherpe verkrapping van de financiële omstandigheden, aangezien de Fed en ECB hun QE-beleid afwikkelen, wat leidt tot een deflatoire omgeving.

Twee scenario’s hebben een stagflatoire uitkomst (zwakke groei, maar oplopende inflatie): ‘inflation accelerates’ en ‘protectionism rises’. Zoals de naam al doet vermoeden, voorziet het ‘inflation accelerates’-scenario in een hogere inflatie maar een langzamere economische groei, doordat centrale banken het beleid in reactie hierop verkrappen. In het ‘protectionism rises’-scenario verhogen landen hun handelstarieven als reactie op het toegenomen protectionisme. Dit resulteert op zijn beurt in een vertraging van de economische activiteit en een hogere inflatie naarmate handelsprijzen en invoertarieven stijgen.

Van Goudlokje naar reflatie

2017 werd gekenmerkt door een combinatie van gestage groei en lage inflatie: een ‘Goudlokje’-scenario. Dit lijkt in 2018 te veranderen. Voor volgend jaar verwacht men dat de inflatie hand in hand zal oplopen met een groeiende economie en een krapper monetaire beleid. Volgens de scenario-analyses zijn de risico’s eerder gericht op reflatie dan op een deflatoire omgeving gezien een verhoogde kans op budgettaire ondersteuning en een mogelijke wereldwijde groei van de handel.

De volledige tekst leest u in From goldilocks to reflation/ Outlook 2018: Global Economy, door Keith Wade, hoofdeconoom bij Schroders.

_____________________________________________

Beleggen en sparen belangrijker dan uitgeven

27/11/2017

Uit een onderzoek onder meer dan 22.000 beleggers uit 30 landen blijkt dat de respondenten hun geld liever beleggen dan dat ze het op de bank zetten, in vastgoed steken, uitgeven aan luxe (zoals vakanties of een nieuwe auto) of gebruiken om schuld af te lossen. Ze hebben echter nog steeds onrealistisch hoge rendementsverwachtingen, wat duidt op een gebrek aan beleggingskennis. Bemoedigend is dat er overal ter wereld een sterke behoefte aan meer kennis over beleggen blijkt te bestaan.

Beleggen krijgt voorrang boven sparen, luxe aankopen en schuld aflossen

Als het gaat om de prioriteiten voor het geld dat ze in het komende jaar over hebben, is de meerderheid van de respondenten van plan te beleggen. 23% van de respondenten wereldwijd wil beleggen in effecten zoals aandelen, grondstoffen, obligaties en dergelijke. Op de tweede plaats (20% wereldwijd) komt sparen, door het geld ofwel op de bank te zetten (16% wereldwijd) of thuis te bewaren (4% wereldwijd), hoewel dat weinig of geen rente oplevert.

In België is beleggen even belangrijk geworden als sparen (beide 22%), wat hoopgevend is omdat Belgische beleggers nu beseffen dat ze hun beleggingsgedrag moeten veranderen. Dat neemt niet weg dat de Belgen nog steeds achterblijven bij de wereldwijde beleggers.

Schuld aflossen (inclusief hypotheken) is een prioriteit voor slechts 9%, hoogst waarschijnlijk vanwege de lage rentes.

77% van de Belgen is bereid geld van zijn spaarrekening te halen als de fiscale vrijstelling verandert

Belgen hebben ongeveer 19 miljoen spaarrekeningen waar 230,77 miljard EUR aan spaargeld op staat (juli 2017). Tot dusver hoeft over de eerste 1880 euro rente die op een spaarrekening wordt ontvangen, geen belasting te worden betaald. Afgelopen zomer echter heeft de Belgische federale regering een plan aangenomen om de vrijgestelde rente met ingang van 2018 te beperken tot 940 EUR en de eerste schijf van 627 EUR dividend vrij te stellen van belasting.

In de Global Investor Survey vroeg Schroders de Belgische beleggers of ze geld van hun spaarrekening naar een ander type belegging zouden overhevelen als fiscale vrijstelling werd verleend voor andere beleggingsproducten.

In totaal antwoordde 77% positief. Er was geen verschil tussen mannen en vrouwen, wel een klein verschil tussen millennials (73%) en 36+-beleggers (79%). Ook waren er kleine regionale verschillen: beleggers uit Brussel en Wallonië waren vaker geneigd naar andere producten over te stappen (Brussel 80%, Wallonië 81%), terwijl Vlaamse beleggers minder geneigd waren te veranderen (74%).

Op de vraag of ze zouden beleggen in nutsbedrijven, die nu vaak door intercommunales worden beheerd, als deze beursgenoteerd waren, antwoordde 53% van de Belgen positief (mannen 56%, vrouwen 48%). Uit het onderzoek kwam een opmerkelijk regionaal verschil naar voren. 63% van de Vlaamse beleggers zou in nutsbedrijven beleggen, tegen 54% van de beleggers uit Brussel en slechts 35% van die uit Wallonië. Dit opmerkelijke verschil tussen enerzijds Vlaanderen en Brussel en anderzijds Wallonië kan worden verklaard door het feit dat er plannen waren voor de beursgang van een nutsbedrijf in Vlaanderen.

Onrealistische rendementsverwachtingen

Het onderzoek maakt duidelijk dat beleggers onrealistisch hoge rendementsverwachtingen hebben. Zo rekenen de wereldwijde beleggers de komende vijf jaar op een gemiddeld jaarlijks rendement van 10,2% (8,7% in Europa, 7,7% in België, 11,7% in Azië en 11,7% in Noord-/Zuid-Amerika). Ter vergelijking: het rendement van de MSCI World Index over de afgelopen 30 jaar is 7,2% per jaar. [1]

Vertrouwen

Op de vraag naar het huidige geopolitieke landschap en de invloed daarvan op hun beleggingsbeslissingen, gaven de beleggers gemengde en soms tegenstrijdige antwoorden.

Gevraagd op welke manier de huidige onzekerheid rond de internationale politiek/wereldwijde gebeurtenissen invloed had op hun beleggingen, gaf meer dan helft van de wereldwijde beleggers (59%) wereldwijd, 56% in België) aan niet meer zo veel risico te willen nemen. Bijna evenveel respondenten gaven echter aan deze gebeurtenissen als beleggingskansen te zien (57%) of zich door politiek en wereldwijde gebeurtenissen niet te laten afleiden van hun beleggingsdoelen (54%). Dit kan betekenen dat beleggers, hoewel ze relatief optimistisch zijn en geld dat ze over hebben bij voorkeur beleggen, ook op hun hoede zijn voor zelfgenoegzaamheid.

Belgische beleggers blijken voorzichtiger te zijn : 42% vond dat deze gebeurtenissen beleggingskansen bieden, en 44% laat zich door politiek en wereldwijde gebeurtenissen niet afleiden.

[1]Bron: Thomson Reuters, MSCI World Index, samengesteld jaarlijks groeicijfer voor de MSCI World op basis van totaal rendement tussen 1987 en 2017, per 22 september 2017.

____________________________________________

Einde desinflatie in opkomende markten in zicht

24/10/2017

De omslag van kwantitatieve verruiming (quantative easing of QE) naar kwantitatieve verkrapping (quantative tightening of QT) is een volgende stap in de richting van normalisering van het beleid.

Als de markten efficiënt zijn, dan is deze omslag van QE naar QT reeds ingeprijsd door de financiële markten en zou het effect minimaal moeten zijn. De Fed heeft de afgelopen maanden zeer transparant gecommuniceerd over haar intenties en niemand kan daarom verrast zijn door haar aankondiging van 20 september dat de balans zal worden afgebouwd.  Maar de andere grote centrale banken lopen achter. De Bank of Japan (BoJ) en de Europese Centrale Bank (ECB) zitten nog volop in QE. Het zorgt er wel voor dat de wereldwijde liquiditeit voorlopig nog zal blijven toenemen.

Toch vertraagt de lquiditeitsgroei

  • Het tempo van de liquiditeitsgroei zal in 2018 halveren en tot stilstand komen in 2019, aangezien de Fed in de komende maanden haar QT zal uitbreiden en de ECB haar QE verder zal afbouwen.
  • Daarnaast kan men niet van een mondiale liquiditeit spreken, omdat internationale beleggers rekening moeten houden met valuta- en hedgekosten bij het beoordelen van rendementen. De huidige configuratie van de rentetarieven kan kapitaal vasthouden in plaats van vrij te laten stromen vanuit landen of regio’s met QE naar die met QT.

Einde desinflatie in opkomende markten in zicht, gunstig voor aandelenbeleggers

Rusland, India en Brazilië kennen een sterk gedaalde inflatie. Deze desinflatie speelt in meer opkomende markten. Het leidde tot een aanzienlijke instroom in obligaties van opkomende markten, vanwege de verwachting dat de centrale banken in opkomende markten hun beleid zullen verruimen. Het lijkt erop dat de daling van de inflatie tot stilstand is gekomen.

  • De valuta uit de opkomende markten verliezen momentum en brengen de inflatie weer op gang.
  • Er zijn tekenen dat de groei in opkomende markten zijn bodem heeft bereikt en dat de groei in ieder geval volgend jaar stabiel blijft. Ook hier lijkt dus de desinflatoire druk te verdwijnen.
  • De olieprijzen stijgen dit jaar weer en de agrarische grondstoffen zijn redelijk stabiel. Het lijkt erop dat de grootste impact van de prijsdalingen van 2012-2016 achter de rug is.

Implicaties voor beleggers in opkomende markten

Inflatie speelt een belangrijk rol bij het vaststellen van de reële rente en raakt daarmee de monetaire omstandigheden in een land en de speelruimte die een centrale bank heeft. Dit kan op zijn beurt de aandelen- en obligatiemarkten in beweging zetten. Ook daar blijken grote onderlinge verschillen in de opkomende markten. In sommige landen is het beleid veel krapper dan elders. Brazilië en Rusland voeren het krapste beleid,  Turkije het meest verruimende.

De desinflatoire trend zijn langste tijd gehad heeft, net als de renteverlagingen die daarmee gepaard gaan. Als de inflatie stabiliseert of weer aantrekt, is het voor de meeste centrale banken niet mogelijk om nog meer te verruimen. Landen met een hoge reële rente hebben wel nog ruimte voor renteverlagingen. In sommige gevallen kan de inflatie nog verder dalen als gevolg van specifieke binnenlandse factoren. Aandelen kunnen nog steeds profiteren van de sterkere groei en de aantrekkende inflatie kan gunstig uitpakken voor bedrijfswinsten.

De volledig tekst leest in de jongste Economic and Strategy Viewpoint, met bijdragen van van Keith Wade, hoofdeconoom bij Schroders, en van Craig Botham, econoom opkomende markten bij Schroders.

_____________________________________________

Toename antibioticaresistente infecties : een onzichtbaar risico voor beleggers

Door Seema Suchak, ESG analist bij Schroders

26 september 2017

De kosten van resistente infecties zijn potentieel hoog. Economen schatten dat de toenemende resistentie kan zorgen voor 10 miljoen sterfgevallen per jaar en dat de kosten 100 biljoen US dollar tegen 2050 bedragen als er geen actie wordt ondernomen. De toenemende resistentie van bacteriën tegen antibiotica is een van de belangrijkste uitdagingen voor de medische wetenschap. Toch is er nog weinig nagedacht over de risisco’s en kansen voor bedrijven en wat de implicaties zijn voor beleggers.

Een toenemend aantal soorten bacteriën is in staat antibiotica te weerstaan. Artsen hebben hierdoor steeds vaker moeite met het genezen van patiënten met een infectie. De antimicrobiële resistentie (AMR) is versneld door een verkeerd en overmatig gebruik van antibiotica bij mens en dier. Zo krijgen jaarlijks 480.000 mensen wereldwijd tuberculose die resistent is tegen verschillende antibiotica. En in 2016 brak het nieuws door dat bacteriën resistentie ontwikkelen tegen colistine, een ‘laatste redmiddel’-antibioticum.

AMR kan de waarde van industrieën ondermijnen die betrokken zijn bij de productie of het gebruik van conventionele antimicrobiële middelen, omdat wetgevende instanties in toenemende mate het excessieve gebruik en de beschikbaarheid hiervan aan banden leggen.

Implicaties voor gezondheidszorgsector

De gezondheidszorgsector krijgt niet de schuld in de schoenen geschoven van de groeiende resistentie, maar de sector is wel de leverancier van antibiotica voor zowel mensen als dieren. Daarom zal ze uiteindelijk te maken krijgen met een restrictieve wet- en regelgeving. Bestaande producenten van antibiotica, met name producenten die aan de agrarische sector leveren, zullen zeer strenge restricties op zich af zien komen.

Anderzijds liggen er kansen en een forse financiële beloning voor innovatieve bedrijven die nieuwe vormen van antibiotica weten te ontwikkelen, hoewel ook zij tegen marketingrestricties aan zullen lopen. De grootste kansen zijn weggelegd voor bedrijven die alternatieven voor antimicrobia ontwikkelen, zoals vaccins en probiotics, of voor dienstverlenende bedrijven die diagnoses voor infecties kunnen stellen of de hygiëne kunnen verbeteren.

Implicaties voor voedingsindustrie

Veel studies hebben betrekking op de rol van de agrarische en de voedingsindustrie in AMR. Daarbij wordt vooral gewezen op toenemende regulering en een kritischer houding bij consumenten. Voedingsproducenten die afhankelijk zijn van antibiotica om infecties onder controle te houden, zullen het zwaarst worden getroffen. Er liggen kansen voor bedrijven die voedingssupplementen leveren aan voedsel voor dieren, omdat zij van de gelegenheid gebruik zullen maken om te innoveren en de afhankelijkheid van antibiotica willen terugdringen. Winkels en restaurants zullen ook een kritischer houding van consumenten op het gebruik van antibiotica merken en veel spelen hier alvast op in.

Gezien de grote impact die AMR heeft op diverse sectoren, kunnen we een eerste vaststelling doen : bij zeven van de tien bedrijven met de grootste antibiotica-verkopen in de Verenigde Staten staat AMR niet op de risicoradar.

_____________________________________________

Schroders: Zijn ‘slimme steden’ de oplossing voor klimaatverandering?

31/8/2017

Bijna een kwart van de wereldbevolking leeft in steden. Dat percentage kan naar verwachting verdubbelen tegen 2030. Technologische ontwikkelingen en big data helpen steden om slimmer met deze (milieu)problematiek om te gaan. In de jongste versie van de Global Cities ranking blijkt Los Angeles op de eerste plek van wereldsteden terecht te zijn gekomen, verrassend genoeg gevolgd door Londen, dat sterk gestegen is.

De rol van universiteiten in het succes van steden blijkt enorm te zijn. Daarom is het hebben van succesvolle universiteiten binnen de stadsgrenzen ook een nieuwe factor in de jaarlijkse beoordeling geworden.

Connectiviteit is de sleutel

De urbanisatie en een groeiende wereldbevolking leggen een grote druk op steden vanwege verkeer, vervuiling, armoede en overbevolking. Steden vormen dan ook een belangrijke factor in het klimaatbeleid. Het concept van slimme steden, waar een netwerk van mensen een enorme hoeveelheid aan data verschaft, biedt de mogelijkheden om de efficiëntie te verbeteren en milieutechnische voordelen te behalen. Connectiviteit is een sleutel. Slimme steden zijn goed voor 40% van de economische voordelen van het internet of things. Transport, energie, data management en infrastructuur zijn de belangrijkste terreinen waar veranderingen plaats zullen vinden.

Als de populatie toeneemt, moet er een efficiënte transportinfrastructuur komen. Investeringen zijn nodig in infrastructuur en dienstverlening. Elektrische voertuigen spelen een rol in het terugdringen van de luchtvervuiling, maar vereisen een uitgebreid laadnetwerk. Slimme energiesystemen maken de energievoorziening groener, een van de grote uitdagingen is nog om vraag en aanbod op elkaar aan te laten sluiten.

Nieuwe steden, nieuwe kansen

Een groot deel van de groeiende wereldbevolking woont straks in nieuwe steden. Meer dan 100 nieuwe steden met meer dan 1 miljoen inwoners ontstaan in de komende tien jaar. Die ontwikkeling biedt grote kansen om de wereldwijde energie-infrastructuur te herscheppen in overeenstemming met klimaatdoelen op lange termijn. Opkomende markten zullen hierin voorop lopen. Het is ook eenvoudiger om slimme technologieën in nieuwe steden te integreren, dan bestaande steden aan te passen daaraan.

De wereldwijde markt voor deze toepassingen kan een omvang bereiken van 400 mrd dollar in 2020. Daar liggen kansen voor beleggers die weten in te spelen op deze expansie.

__________________________________________

Welke rol speelt ESG bij beleggen in staatsobligaties?

Door Jessica Ground, Schroders

31/7/2017

Hoe kan de integratie van ESG bovengemiddelde rendementen genereren voor beleggers in staatsobligaties? In een uitgebreid rapport gaat Jessica Ground, Global Head of Stewardship bij Schroders, in op de rol die ESG kan spelen voor beleggers in staatsobligaties.

Bij aandelen en ook op de bedrijfsobligatiemarkten wordt al volop gekeken naar milieu, sociale en governance factoren. Bedrijven moeten zich verantwoorden voor hun beleid op ESG-gebied. Maar er is nog weinig discussie in hoeverre ESG geïntegreerd kan worden in de markt voor staatsobligaties, terwijl deze vastrentende waarden vaak wel een fundamenteel deel van de portefeuille uitmaken. Ground is ervan overtuigd dat het belang van ESG voor overheden zal toenemen, mede omdat sociale en milieutechnische uitdagingen groter worden.

ESG-analyse vooral voor risico’s op (middel)lange termijn

ESG-analyse wordt vaak toegepast als instrument om risico’s te beheersen. De relatie tussen ESG-risico’s en de prestaties van staatsobligaties is niet lineair. Stijgende ESG-risico’s kunnen zelfs leiden tot outperformance van staatsobligaties. Dit speelt met name bij staartrisico’s op de korte termijn, zoals bijvoorbeeld een cyberaanval of een orkaan, wanneer beleggers hun toevlucht zoeken bij het veilige staatspapier.

Beleggers die een bovengemiddeld rendement met ESG willen genereren moeten daarom meer focussen op de staartrisico’s op de middellange en lange termijn. Dat zijn veranderingen die zich in de loop der tijd opbouwen, impact hebben op de groei van het BBP en uiteindelijk de houdbaarheid van de schuld raken. Bij de staartrisico’s op de lange termijn ligt het zwaartepunt bij de analyse van governance en sociale aspecten.

ESG in breder raamwerk

Japan vormt een goede case study voor de evaluatie van ESG-staartrisico’s op de lange termijn. Het land kampt met vergrijzing, deflatie en een aanhoudende lage groei, waardoor de schuld ten opzichte van het BBP tot ongekende hoogte is gegroeid. Toch blijven Japanse staatsobligaties goed presteren en wordt het staatspapier zelfs als een safe haven beschouwd. Dat is te danken aan de kracht van de overheid, sterke nationale instituties, zoals de Bank of Japan, het valutabeleid en de sociale cohesie, die samen ervoor hebben gezorgd dat het land zijn hoge kredietwaardigheid handhaaft, ondanks de eerder beschreven problemen.

De uitdaging voor beleggers is dus om niet alleen maar te kijken naar het effect dat milieutechnische of sociale trends hebben op de economie, maar om dat te zien in het licht van het nationale governance raamwerk, om zo de risico’s op juiste waarde te schatten.

Opkomende landen zijn kwetsbaarder 

Het zal per land verschillen wat de impact is van ESG-factoren die op de lange termijn spelen. Opkomende markten zijn kwetsbaarder, vanwege hun zwakkere institutionele raamwerk. Veel studies naar de link tussen ESG en staatsobligaties gaan echter over ontwikkelde markten. Dankzij de instrumenten die hun ter beschikking staan en de institutionele infrastructuur zijn zij min of meer immuun voor de staartrisico’s op de lange termijn. Bij opkomende landen is het belangrijk om te kijken in welke richting zij zich bewegen. Om de risico’s in kaart te brengen, moeten zaken als  onderwijsontwikkeling, bevolkingsgroei en binnenlandse maatregelen worden meegenomen.

Trendherkenning

De focus ligt dan ook bij het herkennen van de trends in de risico’s, meer dan bij het definiëren van een kantelpunt. Verbeteringen zijn even belangrijk als verslechteringen bij het genereren van alpha.

Betrokkenheid tussen houders van staatsobligaties en emittenten is minder dan die tussen houders van bedrijfsobligaties en emittenten, maar hij is wel aanwezig. Hij komt eerder tot uiting bij opkomende markten omdat de impact daar groter is.  Om echt ESG-veranderingen te bewerkstelligen, moeten zorgen van obligatiehouders niet alleen kenbaar gemaakt worden bij de nationale agentschappen die de uitgifte van staatsobligaties verzorgen, maar direct bij de bestuurders van de overheid.

Betrokkenheid op geopolitiek vlak

Betrokkenheid kan ook een geopolitiek karakter krijgen. China is bijvoorbeeld de grootste houder van Amerikaanse staatsobligaties. Zou dan wellicht in de toekomst de ene overheid ‘toezicht’ houden op de andere overheid en aanspreken op zijn ESG-gedrag?

Naarmate het economisch groeiklimaat uitdagender wordt, wordt het in toenemende mate belangrijk om de kracht van de fundamenten te doorgronden waar landen op gebouwd zijn. Het toepassen van ESG-analyse in het fundamentele beleggingsproces is onmisbaar voor beleggers om structurele veranderingen daarin te herkennen en ervan te profiteren.

Het uitgebreide rapport Sustainability and sovereign fixed income” , van Jessica Ground, kunt u hier downloaden.

____________________________________________

Hoe goedkoop (of duur) zijn aandelenmarkten eigenlijk? Vijf graadmeters

13/6/2017

Wat is de beste graadmeter om goedkoop geprijsde aandelenmarkten te vinden? Waardering is de sleutel tot het nemen van beleggingsbeslissingen. Maar om bewegingen van aandelenmarkten op de korte termijn te voorspellen, is waardering geen goede indicator, dan domineren angst, hebzucht en andere ruis veroorzakende factoren.

  1. Voorspellende koers-winstverhouding 

Een algemene graadmeter is de voorspellende koers-winstverhouding, ook wel bekend als forward P/E. Daarbij wordt de totale beurswaarde gedeeld door de verwachte winst per aandeel van alle bedrijven met een beursnotering voor de komende twaalf maanden. Hoe lager de ratio, des te beter de waardering. Nadeel is dat niemand de toekomst kent en weet hoe hoog de bedrijfswinsten zullen zijn. Analisten proberen dat in te schatten, maar zitten er regelmatig naast. Ze overschatten de bedrijfswinsten en daardoor lijken aandelen goedkoper dan ze in werkelijkheid zijn.

  1. Voortschrijdende koers-winstverhouding

Daarom wordt vaker gebruik gemaakt van de voortschrijdende  koers-winstverhouding of trailing P/E, waarbij de waarde van de beurs wordt gedeeld door de winst die alle bedrijven met een beursnotering in de afgelopen twaalf maanden hebben gerealiseerd. Maar ook dat kan een scheef beeld geven, met name als de winsten een dip vertonen en, naar verwachting, weer aantrekken.

  1. Cyclisch-gewogen koers-winstverhouding (CAPE)

De CAPE of Shiller P/E is een cyclisch gewogen koers-winstverhouding. Daarbij wordt de beurswaarde vergeleken met de gemiddelde winst over de afgelopen tien jaar, waarbij de winsten zijn gecorrigeerd voor inflatie. Dat filtert de fluctuaties in de winsten op de korte termijn eruit. Als de ratio hoog is dan zijn de rendementen op de korte termijn laag. Maar het is een slechte voorspeller van  omslagpunten in de markten. De Amerikaanse aandelenmarkten zijn volgens deze indicator al jaren erg duur, maar dat vormt geen belemmering nog duurder te worden.

  1. Koers-boekwaarde

Deze graadmeter vergelijkt de marktwaarde van de aandelenmarkt met zijn boekwaarde of wat er overblijft voor de aandeelhouders nadat de onderneming aan al haar verplichtingen heeft voldaan. Een hoge koers-boekwaarde duidt dan op een dure markt. Bijvoorbeeld omdat hoge groei in de toekomst wordt verwacht. Door de link met de intrinsieke waarde van een onderneming is de koers-boekwaarde populair bij beleggers, met name bij waardebeleggers. Maar bij technologiebedrijven of bedrijven in de dienstverlenende sector speelt de koers-boekwaarde minder een rol, omdat zij over weinig fysieke activa beschikken. Ook kunnen verschillen in boekhoudmethodes wereldwijd voor afwijkingen zorgen.

  1. Dividendrendement

Het dividendrendement is een veelgebruikte factor om een toekomstig rendement te berekenen. Een laag dividendrendement wordt dan gezien als signaal voor een laag toekomstig rendement. Maar de graadmeter is op zijn retour. Een van de redenen hiervoor is de grootschalige aandeleninkoop die bedrijven toepassen om cash terug te geven aan aandeelhouders in plaats van dividend uit te keren (en die aandeleninkoop drijft aandelenprijzen op). Ook functioneert deze indicator niet bij een aantal grote groeibedrijven, die geen of een laag dividend uitkeren, maar hun inkomsten investeren in toekomstige groei.

Regio’s vergelijken

Beleggers moeten niet simpelweg regio’s vergelijken op basis van een waarderingsindicator. Er zijn verschillen in boekhoudkundige regels, of samenstelling van aandelenmarkten. Technologieaandelen zijn bijvoorbeeld duurder dan andere sectoren, vanwege hun hoge groeiverwachtingen. Een markt met relatief veel van dit soort aandelen zal tegen een hogere waardering aanlopen. Om markten te vergelijken kiest Schroders ervoor om elke markt tegen zijn eigen historische gemiddelde af te meten en zo te vergelijken.

VS te duur, Europa wordt duurder en Japan oogt aantrekkelijk

Als men afgaat op de waarderingen dan kan men alleen concluderen dat er moeilijke tijden wachten voor de Amerikaanse aandelenmarkten. Maar tegelijkertijd is het de markt met de sterkste groei en wellicht ligt er nog meer groei in het verschiet als Trump zijn belastinghervormingsplan weet te realiseren. Er is moed voor nodig om als belegger de VS de rug toe te keren.

Europa wordt wat aan de dure kant, maar in Japan lijken de waarderingen gunstiger, de koers-boekwaarde van 1,3 ziet er op het eerste gezicht aantrekkelijk uit. De andere kant is dat Japanse bedrijven notoir inefficiënt zijn. Opkomende markten lopen wat van hun achterstand in, maar bieden nog steeds aantrekkelijke relatieve waarderingen.

De volledige tekst leest u in How cheap are world stockmarkets? Five key tests, door Duncan Lamont, hoofd research en analyse bij Schroders.

__________________________________________

Krijgt Trump toch zijn zin en daalt de dollar?

Door Keith Wade, chief eceonomist, Schroders

11/5/2017

Donald Trump lijkt ook te breken met de traditie dat een president voor een sterke dollar staat. Volgens hem is de dollar te sterk en vormt deze een bedreiging voor de concurrentiepositie van de Amerikaanse bedrijven. De mogelijkheden voor de president om de koers van de munt te beïnvloeden zijn beperkt. De koers van de dollar wordt bepaald door een aantal factoren, maar er valt wel wat te zeggen voor een verzwakking van de dollar. De interventie van Trump komt misschien wel op het juiste moment.

Sterke dollar drukt op activiteit

Zonder twijfel is de dollar sterk. Internationaal opererende Amerikaanse bedrijven hebben daar last van. Als we kijken naar het tekort op de lopende rekening van de VS, dan lijkt er niets aan de hand. Het tekort staat op 1,5% van het BBP en is stabiel sinds 2014. Maar als we kijken naar de bijdrage van de handel aan de reële groei van de Amerikaanse economie, dan blijkt de netto export zich stabiel te houden tot 2014, waarna hij verslechtert en drukt op de groei van de economie.

Komt munt terug van snelle opmars?

De dollar is in waarde gestegen door de verkrapping van het monetaire beleid van de Fed, terwijl tegelijkertijd andere centrale banken in de wereld een ruim monetair beleid voeren. Relatieve rentetarieven zijn een belangrijke koersbepalende factor op de valutamarkten. Dit zou betekenen dat de renteverhogingen van de Fed steun verlenen aan de dollar zolang andere centrale banken on hold blijven. De relatie tussen de rente en de wisselkoers is niet zo voor de hand liggend. De waarde van een munt heeft de neiging om vooruit te lopen op renteschommelingen, omdat beleggers hun verwachte rendement aanpassen. Als de rente daalt, dan daalt de munt tot het punt dat er genoeg potentieel is voor een appreciatie om het evenwicht te herstellen. Hiermee wordt de basis voor overshooting gelegd. De munt loopt dan te ver vooruit op de rentewijziging, maar zal vervolgens stabiliseren of appreciëren als de rentewijziging plaatsvindt.

Een analyse van acht rentecycli wijst uit dat de dollar de neiging heeft iets te verzwakken of vlak te blijven nadat de Fed gestart is met renteverhogingen. Vandaag de dag is eenzelfde ontwikkeling waarneembaar. De dollar steeg scherp voordat de Fed aan zijn verkrappingscyclus begon, maar valt nu terug nadat hij zijn langetermijn waarde heeft overschreden. Wellicht krijgt Trump toch zijn zin en verzwakt de dollar eerder dan dat hij sterker wordt als er een overshooting plaatsvindt.

Opkomende markten hebben baat bij zwakke dollar, Europa en Japan niet

Een dollar die aan kracht inboet, neemt een deflatoire factor weg uit de Amerikaanse economie. Duurdere importgoederen dragen bij aan de inflatie. Gezien vanuit het perspectief van de Fed houdt dit een verruiming van de monetaire omstandigheden in die zij zal moeten meenemen bij het bepalen van het monetaire beleid. Aan de andere zijde zullen monetaire omstandigheden krapper worden, problematisch kunnen uitpakken voor de ECB en de BoJ. In Europa en Japan zijn de deflatoire zorgen nog altijd aanwezig. De beleggers moeten dan ook rekening houden met negatieve reacties in de euro en de yen.

Voor de opkomende markten zou een zwakkere dollar een verademing betekenen. De sterke dollar viel samen met een periode van achterblijvende prestaties van aandelen uit opkomende markten ten opzichte van de rest van de wereld. Het zou kunnen dat deze stemming omslaat als de dollar verzwakt.

De volledige tekst leest u in Has the dollar turned?, door Keith Wade, hoofdeconoom van Schroders.

_____________________________________________

Hebben financiële markten baat bij verkiezingsoverwinningen van populisten?

21/4/2017

Na een kortstondige dip – volgend op de uitkomst van het referendum in het Verenigd Koninkrijk en de verkiezingen in de VS – hebben de financiële markten de weg omhoog gevonden. Het roept bij Keith Wade, hoofdeconoom bij Schroders, de vraag op of verkiezingsoverwinningen van populisten goed zijn voor financiële markten.

Het analyseren van de onderliggende oorzaken voor de recente rally op de financiële markten is niet eenvoudig. Wade wijst er op dat de omstandigheden voor een rally al voor de politieke gebeurtenissen van 2016 waren geschapen. De Fed verhoogde namelijk de rente minder agressief dan verwacht en sloeg een gematigde toon aan. Daarmee ondersteunde ze de verwachting dat er voldoende liquiditeit op de markten zou zijn. Daarnaast stabiliseerden de markten dankzij de openheid van China over haar wisselkoersbeleid en was er aan het einde van de zomer van 2016 sprake van een synchroon herstel van de wereldeconomie.

Toen de uitslagen van het Britse EU-referendum en van de Amerikaanse presidentsverkiezingen de markten verrasten, vreesden veel analisten dat het economisch herstel en de markten zouden ontsporen. Maar die vrees werd niet bewaarheid. Wat is de verklaring voor de manier waarop markten reageerden en voor de aanhoudende economische groei ? En zitten er nog meer positieve verrassingen in het vat?

Uitslag EU referendum heeft VK (nog) niet in problemen gebracht

Een gevreesde sterke terugval van de consumentenbestedingen in het VK na het referendum bleef uit. Maar de oplopende onzekerheid voor en na het referendum kan wel degelijk een impact hebben op de economie. Het effect was echter niet groot genoeg om echt een impact te hebben mede door het ruime monetaire beleid van de Bank of England dat na de referendumuitslag werd ingezet en de val het Britse pond.

Voor wat betreft de verwachtingen voor de economie van het VK zal veel afhangen van de uitkomst van de onderhandelingen over de Brexit. De onzekerheid over de toekomstige handelsrelaties met de EU en met landen daarbuiten zal het VK kunnen treffen. Het kan de kapitaalbestedingen, die in de tweede helft van 2016 wel zijn teruggelopen, verder ondermijnen. In die zin heeft de keuze voor een Brexit een uithollend effect op de bedrijfsinvesteringen en economische prestaties en ondermijnt dit in samenhang met afnemende migratie het productiepotentieel van het VK.

Markten hebben veel geloof in Trump

In de VS is de situatie minder dubbelzinnig. Zowel het sentiment onder de consumenten als in het bedrijfsleven is opgeveerd na de verkiezing van Trump. De kapitaalinvesteringen lijken in de VS juist aan te trekken. De aandelenmarkten zijn gestegen op de verwachting van een sterkere economische groei. Maar omdat de cyclus van de Amerikaanse economie reeds vergevorderd is, leidt een hogere vraag onherroepelijk tot hogere lonen en inflatie en die zullen de economische groei niet veel goeds doen. De beleggers moeten daarom rekening houden met een hogere inflatie en hogere rente. Een periode van stagflatie, waarbij de inflatie stijgt en de groei vertraagt, luidt doorgaans een moeilijke periode in voor beleggers. Die zorgen nemen toe als Wade de waarderingen op de Amerikaanse aandelenmarkten daarbij in ogenschouw neemt.

Populisme heeft anti-globalisatie als gemene deler

Het populisme in het VK verschilt van dat in de VS, omdat de omstandigheden variëren. Een aantal thema’s komt wel overeen en verklaart ook de wereldwijde opkomst van het populisme, zoals de roep om meer soevereiniteit, meer handelsbarrières en een beperking van immigratie. Ze kunnen onder de noemer ’anti-globalisatie’ worden samengevat.

Populisme kan beschouwd worden als het terugdraaien van globalisatie. Een wereldeconomie waarin populisten het voor het zeggen hebben, zal meer beperkingen kennen in handel en arbeidsmobiliteit. De wereldhandel valt lager uit en de economische groei zal zwakker zijn. Globalisatie heeft geholpen om de cycli te verlengen. Zo gezien betekent een wereld waarin anti-globalisatie de boventoon voert, dat de cycli korter worden, de inflatie stijgt en de centrale banken een actievere rol moeten spelen en de rentetarieven dus volatiel zijn. De bedrijven staan voor grotere uitdagingen en de loongroei zal hoger zijn, waardoor de marges onder druk komen, tenzij de productiviteit verhoogd kan worden.

Een aantal van dit soort trends ziet Wade al in de VS en het VK. Het beleid van Trump duidt meer op stagflatie. In het VK dreigt de inflatie hoger uit te vallen door de lage koers van het Britse pond als het land over een aantal jaar te maken krijgt met hogere invoertarieven.

Focus op verkiezingen in Europa

De focus ligt nu op Europa, waar populistische partijen deelnemen aan de aanstaande verkiezingen in Frankrijk, Duitsland en Italië. Een vertrek van Frankrijk of Italië uit de EU zal een enorme chaos veroorzaken, omdat het ook het opbreken van de eurozone inhoudt. De markten zullen daar niet positief op reageren.

Intussen blijft Azië relatief gevrijwaard van populistische tendensen. Japan blijft zich inzetten voor een open economie en China tracht een regionaal economisch partnerschap tussen 16 landen in de regio op te zetten. Terwijl het Westen meer protectionistisch wordt, kan het Oosten, onder leiding van het communistische China, de kampioen van de vrije handel worden.

De volledige tekst leest u in Global strategy: Is populism good for markets?, een hoofdstuk uit het rapport Global Markets Perspective – Q2 2017 van Keith Wade, hoofdeconoom bij Schroders.

__________________________________

Waar gaat de inflatie heen?

Door Ben Arnold, Investment writer bij Schroders

13/3/2017

De meeste centrale banken en beleggers rekenen op een hogere inflatie in 2017. Een analyse van de wereldwijde situatie.

Waarom is inflatie zo belangrijk voor beleggers?

Inflatie holt in de loop der tijd de waarde van spaargeld uit. Hoe hoger de inflatie, des te harder de koopkracht van het spaargeld achteruit loopt. Daarom proberen beleggers door te beleggen in effecten een hoger rendement te behalen dan de inflatie. Dit ‘reële rendement’ zorgt voor de echte groei van de beleggingsportefeuille. Als de inflatie stijgt, zijn beleggers eerder geneigd hun deposito’s aan te spreken en te beleggen om zo een rendement te behalen dat de inflatie overstijgt.

Waar staat de inflatie tegenwoordig?

De inflatie is sinds de financiële crisis van 2008-09 uitzonderlijk laag in ontwikkelde landen. Sommige landen hebben zelfs met deflatie te maken gehad. De laatste maanden heeft de algemene inflatie voor de G7-landen weer een stijgende lijn te pakken. De kerninflatie, waarin voedsel- en energieprijzen niet zijn meegenomen, beweegt stabieler.

Inflatie in de VS

Inflatieverwachting Schroders : 2,6% in 2017, 2,3% in 2018

Sinds de zomer stijgt de inflatie in de VS en noteert ze momenteel boven het streefpercentage van 2% van de Amerikaanse centrale bank, de Fed. De stijgende energieprijzen stuwen de inflatie op, terwijl voedselprijzen juist dalen. De Fed heeft de rente al tweemaal verhoogd. Als Trump zijn plannen, die hij tijdens zijn verkiezingscampagne heeft verkondigd, ten uitvoer kan brengen, wordt de inflatie verder aangejaagd. Een conflict tussen de regering en de Fed ligt dan ook in de lijn der verwachtingen. Met Trump aan het roer moet men zich grote zorgen maken over de ontwikkeling van de inflatie in de VS.

Inflatie in de Eurozone 

Inflatieverwachting Schroders: 1,6% in 2017, 0,9% in 2018

De inflatie in Europa is gestegen van 0,2% in augustus 2016 naar 1,8% in januari dit jaar door met name de gestegen energieprijzen. In 2017 krijgt Europa te maken met verkiezingen in Nederland, Duitsland, Frankrijk en Italië, die gevolgen kunnen hebben voor de economische groei en daarmee de inflatie. De oplopende inflatie holt waarschijnlijk de koopkracht van huishoudens uit. Hoewel de politieke risico’s van 2016 weinig economische impact hebben gehad, is de situatie in Europa meer fragiel en kunnen de politieke risico’s van 2017 wel gevolgen hebben voor de Europese economie. Desalniettemin ziet men ook dat de fundamentals in Europa aantrekken en dat er momentum wordt opgebouwd in de arbeidsmarkt. De werkgelegenheid groeit en vooralsnog blijven lonen nog achter, maar ze kunnen een inhaalslag maken. Ondanks de politieke onrust overheerst het optimisme over Europa bij de beleggers.

Inflatie in China

Inflatieverwachting Schroders : 2,5% in 2017, 2,3% in 2018

De inflatie in China steeg naar 2,5% in januari. China kan tot een deflatoire kracht in de wereldeconomie uitgroeien. De verhouding met het Westen is danig verstoord, nu Trump China ervan beschuldigt zijn munt te devalueren om zodoende de internationale concurrentiekracht van de VS te ondermijnen. Maar het tegenovergestelde is het geval. Door haar buitenlandse reserves af te bouwen, steunt China juist haar munt. Indien China daarmee stopt dan is een daling van 10% tot 20% van de renminbi mogelijk, met als gevolg dat de kosten van de Chinese export flink dalen. Dit kan een sterk deflatoir effect op de wereldeconomie hebben. Let daarom goed op wat China gaat doen.

Hoe verder?

Een stijgende inflatie in de VS kan de Fed aanzetten tot een renteverhoging in een poging de economie af te koelen. Einde 2018 kan de rente op 2% staan. De markten reageren op de stijgende inflatie. De obligatieprijzen dalen, omdat bij een hogere inflatie de rendementen minder aantrekkelijk zijn, waardoor de prijzen dalen. Aandelenbeleggers hopen juist op een verbetering van de bedrijfswinsten door de oplopende inflatie.

De volledige tekst leest u in What next for inflation?, door Ben Arnold, Investment writer bij Schroders, met bijdragen van Keith Wade en Johanna Kyrklund.

_________________________

Beter klantbewustzijn om het vertrouwen terug te winnen

Februari 2017

Het vertrouwen van de consument in financiële dienstverleners is in de afgelopen jaren op de proef gesteld. In de belangrijkste economieën is de balans verschoven van het faciliteren van marktwerking naar een toegenomen consumentenbescherming. Kan de financiële sector op die manier het vertrouwen van de consument herwinnen?

Risicobewustheid bij beleggers

Deze extra aandacht voor regulering is een factor die beleggers niet kunnen negeren. Hoewel het niet mogelijk is misstappen in de toekomst te voorspellen, is het wel het wel van belang om de beleggingsrisico’s goed in te schatten. Dat gebeurt door te onderzoeken welke ondernemingen de grootste druk gaan voelen van de toezichthouders en welke stappen individuele bedrijven hebben genomen om de blootstelling aan een striktere regelgeving rond consumentenbescherming te managen.

Klantgerichtheid moet weer focus worden van banken en kredietverleners 

Uit een analyse van Schroders blijkt dat banken en kredietverleners het hoogste risico lopen om geconfronteerd te worden met strenge regulering op het gebied van consumentenbescherming. De toezichthouders leggen steeds striktere eisen aan hen op. Het is dus de hoogste tijd dat banken en kredietverleners hun strategische focus opnieuw bij de klant leggen en ervoor zorgen dat zijn belangen centraal komen te staan en worden beschermd.

Geografische verschillen: Britten lopen voorop

Binnen de ontwikkelde markten loopt de ontwikkeling op het gebied van consumentenbescherming uiteen. De druk van de Britse overheid op Britse banken heeft de consumentenbescherming in het VK naar een hoger plan getild. In de VS is het beeld gemengd. Slechts een paar kredietverleners hebben stappen gezet om de klant weer centraal te stellen, maar nog niet om de bescherming echt te verbeteren. Ook in Europa zijn banken traag met het implementeren van nieuwe regelgeving ter bescherming van de consument.

Er werd een model ontworpen om de blootstelling van financiële instellingen aan toenemende consumentenbescherming te meten. Daarbij kijkt de vermogensbeheerder naar de blootstelling van die instellingen aan kredietproducten met een hoog maatschappelijk risico (zoals high leverage, controversiële en complexe financiële producten) en naar de wijze waarop zij de bescherming van consumenten managen. De evaluatie van dit laatste gebeurt in dialoog aan met financieel dienstverleners. Deze dialoog spitst zich toe op :

  • Heroverweging van de marketing- en salescultuur door sales targets weg te nemen bij werknemers met klantcontact.
  • Grotere producttransparantie door duidelijk en helder marketingmateriaal.
  • Vereenvoudiging van producten- en dienstenportfolio’s zelf.
  • Verbetering van klantbetrokkenheid en openbaar maken van de score op het gebied van klanttevredenheid.
  • Terugbrengen van klachten van klanten en verbeteren van de klachtenafhandeling.

Dit artikel maakt deel uit van het Responsible Investment Report Q4 2016 van Schroders.

__________________________________

Wat kunnen beleggers van goud verwachten in 2017?

Door David Brett, investment writer bij Schroders

18/1/2017

Drie redenen om goud te kopen, vier om te verkopen. De goudprijs was in 2016 tamelijk volatiel. Goud wordt begeerd door beleggers voor zijn zeldzaamheid. Omdat het aanbod van goud beperkt is, wordt het gezien als een waardeopslag. Maar fundamenteel wordt de hoge waarde van goud ondersteund door zijn bruikbaarheid en aantrekkelijkheid. Goud is makkelijk vervormbaar en geleidt ook elektriciteit, waardoor het edelmetaal vele industriële toepassingen kent. Meer voor de hand liggend is de visuele aantrekkingskracht van goud, dat al millennia als sieraad wordt gedragen.

Drie redenen om in goud te beleggen

  • Goud is schaars, duurzaam en waardevast. Het wordt gezien als een safe haven-belegging.
  • Bescherming van mondiale koopkracht. In tijden van inflatie of deflatie wordt goud gezien als een stabiele waardefactor. Wereldwijd wordt de waarde erkend, het is een soort mondiale valuta.
  • Portfolio diversificatie. De goudprijs beweegt vaak tegengesteld aan die van aandelen en obligaties.

Vier redenen om goud te verkopen 

  • Stijgende rente. De hogere rente raakt de vraag naar goud. Het edelmetaal wordt gezien als een bescherming tegen inflatie. Als centrale bankiers daar succesvol in zijn, dan drukt dit de goudprijs.
  • Sterke US dollar. Goud wordt in US dollars gewaardeerd, een sterke dollar maakt het duurder voor internationale beleggers.
  • Goudproductie. Overaanbod kan de prijs bederven, net als bij andere grondstoffen.
  • Behoefte aan inkomen. Goud biedt geen inkomen en kan uit de gratie raken als bij lage rente beleggers op zoek gaan naar rendement. Met name deze factor kan hebben bijgedragen aan de prijsdaling in de laatste jaren.

Moeilijk te waarderen

Goud is moeilijk om te waarderen. Het biedt geen rendement, couponrente, of winstuitkering. Het valt moeilijk te vergelijken met aandelen of obligaties. Daarom worden vaak alternatieve waarderingsmethoden toegepast, zoals de goud-zilver-ratio. Net als bij andere activa is een gebalanceerde blootstelling in de portefeuille raadzaam. De World Gold Council ziet een blootstelling tussen 2% en 10% als ideaal om de portfolio bescherming te bieden en de prestaties te verbeteren.

Vooruitzichten goud 2017

De goudprijs noteerde hoog tijdens de millenniumwisseling en kwam op recordhoogte net na de financiële crisis. Sindsdien is de prijs gedaald. Als inflatie of deflatie flink gaat opspelen of als een marktschokkende gebeurtenis plaatsvindt, dan kan goud goed presteren. Minder dramatische scenario’s hebben een minder positieve uitwerking op het edelmetaal. Uiteindelijk wordt de goudprijs vooral bepaald door de stemming van beleggers. Er is een aantal redenen voor beleggers om in goud te stappen: onzekerheid, potentieel significante inflatie of valutazwakte.

Er heerst nu een mondiale berenstemming rond goud. Met stijgende energieprijzen, een krappere arbeidsmarkt in de VS en de verwachting dat de VS een agressief handelsbeleid gaat voeren, kan de inflatieverwachting snel toenemen, wat steun verleent aan de goudprijs.

De markten prijzen wel de positieve effecten van de verkiezing van Trump in, maar de potentiële negatieve effecten – hogere inflatie, oplopende geo-politieke risico’s en toenemend protectionisme – worden tot nu toe genegeerd. Goud is een hedge als de geloofwaardigheid van de centrale banken wankelt en risico’s te laag ingeschat worden. De mogelijke uitkomsten voor inflatie, valuta’s en financiële markten zijn nu meer extreem dan ooit sinds de Tweede Wereldoorlog.

De volledige tekst leest u in A short history of investing in gold – and what to expect for 2017, van David Brett, investment writer bij Schroders.

__________________________________

Hoe een lage rente de waarderingen en rendementen beïnvloedt

Door Duncan Lamont, Schroders

21/12/2016

Momenteel gaat de wereldeconomie al een jaar of acht gebukt onder een extreem lage rente. Maar zulke perioden zijn niet uniek. Zowel de VS als het VK kenden rond de Tweede Wereldoorlog twee decennia waarin de rente vaker onder de 1% dan erboven noteerde. En Japan weet sinds 1995 niet beter dan dat de rente onder de 1% staat. Maar de aandelenmarkten reageerden in elke situatie weer heel verschillend. De Amerikaanse aandelenmarken presteerden sterk, die in het VK matig en in Japan is nauwelijks een positief rendement te behalen. Toch meent Lamont dat de lessen uit het verleden opvallende gelijkenis vertonen.

Waarderingen en bedrijfswinsten bepalen prestaties

De prestaties van de aandelenmarkten worden grotendeels bepaald door de waarderingen, maar ook door de groeiruimte die er bestaat voor de bedrijfswinsten. 

    Lage rente in de VS 1933 – 1950. De Amerikaanse beurzen leverden een rendement op jaarbasis van 11,6% gedurende deze periode. De omstandigheden werden gekenmerkt door lage aandelenwaarderingen aan het begin, een groei die werd aangejaagd door overheidsbestedingen en de lage bedrijfswinsten die veel ruimte hadden om te stijgen. De waarderingen op dit moment duiden echter op een dure markt en de winstmarges bevinden zich nu op een hoog niveau met weinig opwaarts potentieel. Dat lijkt te wijzen op meer uitdagende tijden in de toekomst.

    Lage rente in het VK 1933 – 1950. Het rendement in het Verenigd Koninkrijk bedroeg in deze periode slechts 5,6% op jaarbasis. De aandelenmarkten in de VS waren dieper gekelderd dan in Londen, waardoor zij ook goedkoper geprijsd waren. Daarnaast deed het VK het economisch minder goed tijdens en na de oorlog. Het land torste een forse staatsschuld met zich mee na twee wereldoorlogen..

    Lage rente in Japan 1995 – 2016. De periode van lage rente in Japan is totaal anders dan in de VS en het VK. Sinds 1995 hebben de Japanse aandelen slechts een rendement van 1,2% per jaar opgeleverd. De wortel van de problemen in Japan ligt in de zeepbel van de jaren tachtig en die aan het einde van het decennium. Toen verhoogde de BoJ de rente snel, omdat ze beducht was voor een oververhitte economie. Dit beleid werd vervolgens snel teruggedraaid. De waarderingen kelderden snel, maar bleven nog altijd op een hoog niveau. De combinatie van een lage rente en een gebrek aan wil, zorgden ervoor dat slechte leningen niet herkend werden en er weinig werd gedaan om banken te herkapitaliseren. Het leidde tot misallocatie van kapitaal, omdat gezonde bedrijven verstoken bleven van financiering. Het droeg ook bij aan de relatieve afname van de Japanse productiviteit. Het Japanse BBP ligt in 2016 nauwelijks hoger dan in 1995, wat nog eens versterkt wordt door de vergrijzing in het land. De economische problemen worden versterkt door de aanhoudende deflatie. Daarnaast waren Japanse bedrijven ook nog eens zeer inefficiënt, maar er zijn tekenen van verbetering.

Lage rente nu

Waarderingen zijn een belangrijke factor. Lamont gebruikt diverse rekenmethoden en allen wijzen uit dat de Amerikaanse markten momenteel duur geprijsd zijn. CAPE, K/W en K/B, liggen allen boven het historisch gemiddelde, maar de economie staat er ook beter voor dan in andere delen van de ontwikkelde wereld. De groei in Europa is zwak, de demografische ontwikkelingen verslechteren snel en de financiële sector is zwak. De Japanse waarderingen lijken redelijk ten opzichte van het eigen verleden, maar niet ten opzichte van de rest van de wereld. Het is meer een gevolg van de structurele problemen in het land. Aandelen uit opkomende markten lijken goedkoper, de demografische ontwikkeling is gunstiger, net als de overheidsfinanciën. Wel vertraagt de groei en is de schuldenberg in China zorgwekkend. Kredietbubbels eindigen zelden goed, en dat belooft niet veel goeds voor de opkomende en de ontwikkelde markten.

Conclusie: het kan vriezen en dooien

De langetermijnrendementen zijn zwak als de waarderingen hoog zijn, tenzij de bedrijfswinsten sterk verbeteren. De overheidsfinanciën, het fiscaal beleid, de demografische ontwikkelingen, de bankensector en inflatie, ze vragen onze aandacht. En daaraan gemeten is niet één markt attractief te noemen. Als de groei van de wereldeconomie stabiliseert of verbetert, dan zijn de opkomende markten en Japan goed gepositioneerd, terwijl de dure Amerikaanse markt het moeilijker gaat krijgen. Maar bij een groeiverslechtering kunnen opkomende markten, Japan en Europa onder nieuwe druk komen te staan en lijkt de VS over het meeste weerstandsvermogen te beschikken.

De volledige tekst leest u in How low rates affect stockmarket returns, door Duncan Lamont, research-specialist bij Schroders.

Belangrijke informatie: De meningen en standpunten in deze artikels dit document zijn die van de auteur van het desbetreffende artikel, en zij vertegenwoordigen niet noodzakelijk de meningen die worden uitgedrukt of weerspiegeld in andere berichten, strategieën of fondsen van Schroders. Deze artikels zijn uitsluitend bedoeld ter informatie en zijn niet bedoeld als promotiemateriaal. Het is geen aanbod of verzoek om een financieel instrument te kopen of te verkopen. Het materiaal is niet bedoeld als en mag niet worden gebruikt als basis voor boekhoudkundig, juridisch of fiscaal advies of beleggingsadvies. De opvattingen en informatie in deze artikels zijn niet bedoeld als basis voor afzonderlijke beleggings- en/of strategische beslissingen.